Wat kan wetenschap over Jezus zeggen?
In deze column reageert Henk Bakker op het Theologisch drieluik van Bert Jan Lietaert Peerbolte over de historische Jezus.
Deel 1: heeft Jezus geleefd?
Deel 2: welke bronnen vertellen over Jezus?
Deel 3: wie was Jezus?
Henk Bakker
“Een harde lijn zetten tussen ‘wel gebeurd’ en ‘niet gebeurd,’ getuigt wel van slagvaardigheid, maar niet automatisch van wetenschappelijkheid.”
Theologisch drieluik: de historische Jezus (reactie)
Ik heb met grote interesse de columns van Bert Jan Lietaert Peerbolte gelezen, niet alleen omdat hij goed schrijft, maar ook omdat hij weet waarover hij schrijft. Wetenschappelijk schrijven over de historische Jezus, wie hij was en wat hij precies deed, wordt al eeuwenlang gedaan, en daar wat nieuws aan toevoegen is niet eenvoudig.
Lietaert Peerbolte heeft het binnen het bestek van enkele columns dan ook vooral over de methodologie. Die is essentieel, omdat alleen vanuit een weldoordachte kritisch-wetenschappelijke benadering van de overgeleverde materialen feit en fictie van elkaar gescheiden kunnen worden.
Jezus heeft als Jood in Israël geleefd; is gekruisigd en gedood; en er zijn uitspraken van hem overgeleverd die kritisch benaderd moeten worden
Methodisch vertrekpunt
Kort door de bocht gezegd, werkt Lietaert Peerbolte vooral met twee criteria, die van (1) ‘iets is zo bijzonder, vreemd en eigenlijk ook absurd, dat het wel echt gebeurd/gezegd moet zijn, wilde het de overlevering overleven (en er niet uit weggeschrapt zijn),’ en die van (2) ‘van iets is uit diverse richtingen, ook tegengestelde, bevestigd dat het zó gezegd/gebeurd is, dus het gezegde/gebeurde lijkt waarschijnlijk.’
Bij de nulmeting blijken dan in elk geval drie vrijwel historische zekerheden over Jezus te kunnen worden aangenomen:
- hij heeft als Jood in Israël geleefd;
- hij is gekruisigd en gedood; en
- er zijn uitspraken van hem overgeleverd die kritisch benaderd moeten worden.
Het vraagt vanzelfsprekend uitvoerige, historisch-kritische analyse om erachter te komen welke uitspraken uit de vroege christelijke overlevering ook echt (zo) door Jezus zijn uitgesproken.
Naast dat ik de door Lietaert Peerbolte toegelichte wetenschappelijke benadering onderschrijf, ben ik ook terughoudend. Studie van teksten en geschiedenis moeten het hebben van een lange adem, en komen vaak niet verder dan waarschijnlijkheidsuitspraken en ‘uitstel van eindoordeel’ – de aloude epochè in de wereld van de wetenschap. Hoog reductionistisch inzetten, met een harde lijn tussen ‘wel gebeurd/gezegd’ en ‘niet gebeurd/gezegd,’ getuigt wel van slagvaardigheid en ‘Urteilskraft’, maar niet automatisch van wetenschappelijkheid.
De auteurs bedoelden kennis en inzichten met betrekking tot Jezus en het christelijke geloof, met hun teksten te reguleren (kennisregulering)
Ik steek methodisch in bij het narratief. Met ‘narratief’ bedoel ik de terug-vertelling die altijd met een bepaalde bedoeling en vanuit een zeker perspectief gebeurt. Een narratief is altijd gestileerd en is meer dan een dataset. Zo zijn ook de evangeliën en andere vroege christelijke geschriften te benaderen. De auteurs bedoelden kennis en inzichten met betrekking tot Jezus en het christelijke geloof, met hun teksten te reguleren (kennisregulering). Het geheel van zo’n narratief heeft tenminste vijf kanten.
Aspecten van een narratief
Allereerst stond (en staat) de tekst in (1) een bepaalde traditie, waaraan gebeurtenissen en ervaringen werden getoetst, ook religieuze ervaringen. In Jezus’ tijd was dit de Joodse traditie, maar welke waren er en welke discussies liepen er zoal? Ten tweede werd(en) deze traditie(s) doorgegeven in (2) controleerbare ‘praktijken’ die bestendigheid en continuïteit garandeerden – zoals religieuze diensten, feesten, gebeden, leerhuizen, etc. Ten derde staat achter traditie en praktijken (3) een interpretatieve totaalvisie (‘symbolic universe’) die ervoor zorgt dat de bestaande wereld voor de mensen binnen deze traditie niet instort, maar ‘zin geeft.’ In die totaalvisie passen totaalbegrippen als ‘God’, ‘schepping’, ‘wet’ en ‘zonde’ goed in elkaar, en ‘klopt’ het wereldbeeld – het Joodse in dit geval.
Toch is zo’n totaalvisie, die interpretatief van karakter is, ook ‘doorlaatbaar’ (poreus), omdat er altijd nieuwe informatie binnen kan komen, door nieuwe ervaringen en gebeurtenissen, die meestal binnen de eigen traditie en praktijken worden opgedaan. Ten vierde zijn (4) gebeurtenissen daarom essentieel voor levende tradities om zichzelf te heruitvinden en te handhaven – met name ingrijpende en langdurige gebeurtenissen. Mensen zijn nu eenmaal ongebreideld bezig met zingeving en blijven daar kritische vragen bij stellen.
Zowel totaalvisies als woorden zijn vaak ‘doorlaatbaar;’ er is ruimte voor verandering door nieuwe invloeden
Tot slot, als vijfde kant van zo’n narratief, leiden gebeurtenissen tot (5) ervaringen. Die worden enerzijds door de tradities gecodeerd; anderzijds kunnen ze traditie overstijgen. In dit laatste geval moet de traditie naar nieuwe woorden zoeken of bestaande woorden oprekken – want ook die zijn meestal doorlaatbaar, tenzij een traditie een fundamentalistisch karakter heeft en bestaande definities canoniek verklaart. Dit duidingsmechanisme is ook een retorisch verschijnsel (katachrèsis), omdat woorden, begrippen en narratieven in verschuivende tijden nu eenmaal in betekenis veranderen. Retorica zoekt naar die verschuivingen om zo goed mogelijk verstaanbaar te zijn en de ander te kunnen overtuigen.
‘A faith creating impact’
Ik teken voor Lietaert Peerbolte’s ondergrens, namelijk dat we in ieder geval kunnen weten dat Jezus bestond, dat hij gekruisigd en gedood werd, en dat hij uitspraken heeft gedaan die zijn overgeleverd, en die we kritisch moeten bestuderen. Maar juist déze feiten brengen de vijf kanten van het narratief naar boven, lijkt me. Jezus was een Jood binnen zijn traditie, waar geloofspraktijken aan de orde van de dag waren, en waarbinnen de totaalvisie op leven, dood, zin en onzin, werden bevestigd en uitgedaagd. In de omgang met hem moet die uitdaging substantieel zijn geweest, omdat de beweging die hij voortbracht het bestaande duidingskader fors onder druk heeft gezet. Dit laatste blijkt weer uit andere teksten die uit die tijd en kort daarna zijn overgeleverd.
Ik sluit hiermee aan bij wat door de nieuwtestamenticus James Dunn als een soort van ‘inslag’ is getypeerd, die groot genoeg moet zijn geweest om de wending in het totaalverstaan van vroege Joodse christenen te kunnen bewerken (‘a faith creating impact’). Dunn heeft hiermee een kritisch beginpunt voor het ontstaan van de evangeliën, met daarachter talrijke gebeurtenissen en ervaringen gegeven.
Dit leidt ertoe dat ook de vele aanvaringen van Jezus met de tradities waarbinnen hij stond (Joodse, Grieks-Romeinse) historisch aannemelijk kunnen worden gemaakt, en met name zijn optreden bij de tempel. In mijn boek over Jezus, Jezus: Reconstructie en revisie, nam ik deze gebeurtenis als historisch uitgangspunt voor mijn onderzoek naar de historische Jezus.
De woorden en de handeling versterkten elkaar
Jezus’ tempeloptreden als uitgangspunt
Jezus was een Joodse wijze en verlosser die over het komende oordeel, met name de verwoesting van de tempel, profeteerde. In zijn spreken en handelen was hij dermate profetisch-performatief, dat hij flinke aanhang kreeg en de sociale orde leek te bedreigen. Met profetisch-performatief bedoel ik dat zijn spreken en doen elkaar zodanig aanvullen en versterken dat mensen zich erover verbazen en aangesproken weten.
Toen Jezus het tempelplein opkwam en met een zweep het kleinvee verdreef, en daarbij tafels omverwierp en kooplui wegstuurde, riep hij dat Gods huis een bedehuis moest zijn. De woorden en de handeling versterkten elkaar en verwezen tegelijk naar wat binnen veertig jaar zou gebeuren: alles zou in 70 AD immers ondersteboven worden gekeerd. Enkele hoofdstukken voor dit narratief had de evangelist al verteld dat Jezus had gezegd dat ‘geen steen op de andere zal blijven.’ (Mattëus 24:2)
Vanuit het schokkende en eigenzinnige van Jezus’ profetische optreden komt volgens mij veel binnen beeld dat aan de historische Jezus kan worden toegeschreven.
Henk Bakker is hoogleraar aan de Vrije Universiteit Amsterdam in Geschiedenis, Identiteit en Theologie van Baptisme.