Menu

Basis

Zeven manieren waarop God werkt in de mens

Het hartstochtelijke liefdesleven van Beatrijs van Nazareth

Non die in de kerk op een kerkbank zit
© Josh Applegate via Unsplash

Beatrijs van Nazareth (1200-1268) onderzoekt de Minne. Hoe werkt de liefde tussen God en haarzelf? Ze is abdis in een vrouwenklooster. Aan de nieuw ingetreden zusters wil ze aanwijzingen geven op welke manieren Gods liefde in een mens werkt. Ze telt er zeven, die ze uitwerkt in haar mystieke traktaat Seven Manieren van Minne.

De zeven manieren van minne zijn geen opeenvolgende fases of traptreden, maar facetten van een en dezelfde goddelijke liefdeskracht. Soms ligt het accent hier, dan weer daar, als bloemblaadjes die zich ontvouwen. Maar het belangrijkste van alles vertelt ze meteen aan het begin van haar traktaat: God doet het allemaal zelf.

Er bestaan zeven manieren van Godsliefde; het Allerhoogste is hun oorsprong en hun werking is terugkeer daarheen.1

Geestelijke groei is geen vooruitgang maar terugkeer naar wie we eigenlijk vanaf het begin al waren: beeld van de Allerhoogste zelf.

The Holy Nuns of Citeaux, Beatrice of Nazareth
The Holy Nuns of Citeaux, Beatrice of Nazareth (1635) © Wikimedia Commons

Beatrijs werd in 1200 geboren in Tienen, nabij Leuven. Al op jonge leeftijd koos ze voor het kloosterleven en trad op haar vijftiende in. Van 1237 tot haar overlijden in 1268 was ze priorin van de Cisterciënzerinnen-abdij van Nazareth. Haar traktaat over de zeven manieren van Minne schreef ze waarschijnlijk voor haar novices. De volledige tekst van haar traktaat kun je hier lezen.

1. Ontwakende liefde: Het begin van de spirituele zoektocht

De toon wordt meteen aan het begin gezet: wil je vooruitkomen in het geloof, dan vraagt dat overgave aan wat er van God uit aan je gebeurt. Het verlangen naar God is niet iets van onszelf, maar iets van God. God hongert naar ons – en dát is de trekkracht die ons doet verlangen.

De eerste manier is een begeerte die werkzaam uit Minne voortkomt, en moet lang in het hart heersen eer zij al de tegenstand kan verwinnen.’ 2

Je bent wakker geworden en beseft dat jouw liefhebben niet lijkt op de liefde die je van God tegemoetkomt: ‘Deze ziel onderzoekt dikwijls wat zij is en wat ze zou moeten zijn, wat zij heeft en wat haar nog ontbreekt.’

Die drang komt niet voort uit angst of zelfveroordeling, maar uit liefdesverlangen. Eventjes dringt het besef door dat je meer kunt zijn dan je nu bent: beelddrager van God. Dan zul je werkelijk jezelf zijn, zoals je in aanleg bent geschapen. Dat roept verlangen op – de eerste manier waarop de Godsliefde in de mens werkt.

Pagina uit de Limburg Sermons, een manuscript dat tevens de Middennederlandse versie bevat van de Zeven Manieren van Minnen van Beatrijs van Nazareth.
Pagina uit de Limburg Sermons, een manuscript dat tevens de Middennederlandse versie bevat van de Zeven Manieren van Minnen van Beatrijs van Nazareth. © Wikimedia Commons

2. Groeiende liefde: Verlangen om zonder eigenbelang vanuit Minne te leven

Veel van het verlangen naar God heeft met eigenbelang te maken: zegen, voorspoed, gezondheid, de hemel. Maar wie verlangt naar God omwille van God zelf? Liefde is geen liefde als je er iets voor terug moet krijgen—dan is het ruilhandel. Maar nu, in de tweede manier, dringt dat besef tot je door. Er ontstaat een hunkering om net zo mateloos vrijgevig lief te hebben als God, zonder enig waarom en zonder enig loon van genade of glorie. Om zomaar, zonder eigenbelang, vanuit Minne te leven.

Als er lijden te verduren is omwille van God, des te beter—dan wordt meteen duidelijk of het je werkelijk om de Allerhoogste zelf gaat.

3. Brandende liefde: Ontvankelijkheid en overgave aan Minne

De derde manier waarop God aan de ziel werkt, gaat gepaard met pijn. De zelfkennis groeit. Het dringt tot je door: je liefde schiet tekort. De oneindige Minne van God vraagt om een even mateloze wederliefde— maar dat zal een beperkt mens nooit kunnen. Dat besef is een bron van pijn en wanhoop. Hoe kan iemand ooit werkelijk van God houden?

Minne zelf zal dat moeten bewerken.

‘In deze pijn moet zij blijven tot het moment dat onze Heer haar troost en plaatst in een andere manier van Minne en begeerte en in nog inniger kennis van hem. Dan kan zij werken naar wat haar gegeven wordt.

Wederkerige Minne is een geschenk van God, iets wat ontvangen moet worden. Dat vraagt om volledige ontvankelijkheid. Werkelijk liefhebben op de manier van God hangt niet af van onze eigen inspanningen.

4. Liefdesstrijd: De ondraaglijkheid van de vereniging met Minne

De vierde en vijfde manier waarop de Godsliefde werkt, hangen nauw samen. God is soms te dichtbij om te kunnen dragen en dan weer afgrondelijk ver weg. Die afwisseling slaat alles uit handen wat je nog probeert te bereiken. Soms wordt de ziel overweldigd door Minne. Maar dat zo verlangde ogenblik van eenwording is bijna niet uit te houden. Beatrijs noteert:

‘Zozeer wordt zij door Minne verwonnen, dat zij zichzelf ternauwernood kan dragen en vaak de macht over haar ledematen en haar zinnen verliest.

Misschien herken je het wel: een moment waarop je overvallen werd door de schoonheid van de natuur, een medemens, muziek of kunst—alsof je breekt aan de schoonheid ervan. Zo is de vereniging met Minne. Het is te mooi, te onbevattelijk, te oneindig—veel te veel voor de menselijke maat. En wanneer dit voorbijgaat, lijkt het gevoel van afwezigheid ervan ook onverdraaglijk. Dit alles veroorzaakt een innerlijke orkaan van Minne: de vijfde manier waarop God werkt in de mens.

5. Overgave in liefde: De innerlijke orkaan van Minne

De Godsliefde komt stormachtig tot leven, alsof ‘zij het hart met geweld zal breken, het buiten zichzelf zal trekken in de oefening van Minne en in de genieting van Minne.’ De Godsliefde neemt het over. Dan weer word je naar buiten gedreven in daden van liefde, dan weer innerlijk ingetrokken in ‘de zoete omhelzing van Minne’.

De Godsliefde komt stormachtig tot leven, alsof zij het hart met geweld zal breken

Je eigen inspanningen houden op; overgave aan de stormkracht van Minne wordt gevraagd. Hoe je zelf je leven, liefde en geloof ordende, valt uit elkaar. Een storm van begeerte neemt het over. In het middeleeuws Nederlands ook wel orewoet, of oerwoede genoemd. Het gaat met zoveel ‘gedruis en grote zaligheid’ tekeer, schrijft Beatrijs, dat lichaam en geest dit liefdesgeweld soms niet meer kunnen dragen.

Beatrice of Nazareth
Beatrice of Nazareth © Wikipedia

Beatrijs beschrijft een scala aan psychosomatische reacties. Haar biograaf omschrijft het als ‘waanzin door gepassioneerde bezetenheid’.3 Iets waarvoor ze tegenwoordig waarschijnlijk zou worden opgenomen, maar wat toen gelukkig werd herkend als het gevolg van de mateloze Godsliefde die een mens rechtstreeks aanraakt.

Meestal wordt de liefde van God via bemiddeling beleefd. De natuur, een muziekstuk, een tekst, de liefde van een mens—ze kunnen tekenen zijn van de Godsliefde voor ons. Maar in de traditie van de kerk komen ook ervaringsverhalen voor, zoals die van Beatrijs, waarin sprake is van een onbemiddelde aanraking door God: rechtstreeks.

Er zit niets tussen. Dat doorbreekt alle eigen patronen van omgaan met God, met jezelf en het leven. Het is een omslag die niet op eigen kracht bewerkt kan worden. Je wordt uit je eigenmachtigheid gezet, en dat is schokkend en verwarrend — maar ook bevrijdend. Van nu af wordt het hele leven vanuit het perspectief van de Minne zelf gezien en geleefd. Beatrijs concludeert:

Wat haar de diepste wonden slaat, dat maakt haar het meest gezond.’

6. Vervulling van de liefde: Eenwording met Minne

Eenheid staat centraal in de zesde manier waarop de Godsliefde werkzaam is in de mens. Het eigen liefdesverlangen is Gods verlangen geworden. Dat was het altijd al, maar nu voelt het ook zo aan. De Utrechtse kluizenares Suster Bertken zal dit later op dezelfde manier beschrijven. Wat God wil, is wat de ziel wil. De ziel is werkelijk ‘bruid’ geworden en voelt zich zo vrij als een vis in het water of een vogel in de lucht, zegt Beatrijs. De liefde is nu spontaan, als vanzelf, zonder eigen inspanning.

Zo is het met deze ziel: zij is Minne en Minne heerst machtig in haar.’

Ze is werkelijk beelddrager geworden.

Biddende vrouw die buiten in de natuur staat
John White via Unsplash

Dit klinkt als een happy end, maar zo is het niet. Beatrijs waarschuwt dat je niet zonder veel inspanningen en volharding in deze wijdte van Minne terechtkomt. Het vraagt aandacht voor de kleinste details van het leven en een vastbeslotenheid om alles te onderwerpen aan de Godsliefde.

Ze mogen zich niet sparen in grote inspanning, in veel moeite, in het verduren van ongemak en het lijden van smaad.’

Alleen zo kan de Minne uiteindelijk helemaal het leven overnemen en alles licht maken. Dan leef je ‘als een engel’, met het oog op God gericht. Maar zolang we nog mens zijn, zal een doodsverlangen deel uitmaken van ons bestaan. Dat legt Beatrijs uit in de laatste manier waarop God in ons werkt.

7. Stervensverlangen: De laatste overgave aan God

Bovendien heeft de zalige ziel een zevende manier van hogere Minne die haar innerlijk niet weinig werk geeft.’ We zijn er nog niet. Er blijft altijd een zekere pijn over. God is eeuwig, maar een mens is tijdelijk. Wie zich vrij beweegt in de oneindige ruimte van Minne, verlangt ernaar daarin volledig op te gaan. Maar het lichaam staat in de weg.

De eenwording met God kan pas compleet zijn wanneer ook het lichaam volkomen is afgestemd op deze Minne. Daarvoor is een geestelijk lichaam nodig – een opstandingslichaam, zoals de Bijbel dat noemt. Deze eenheidservaring vergroot daarom alleen maar dit stervensverlangen. De eeuwigheid trekt je ziel uit de tijd, maar je lichaam is aards en tijdsgebonden. Dat veroorzaakt een grote en blijvende spanning.

‘Aldus is zij geestelijk boven de tijd uit geklommen in de eeuwigheid en is zij verhoogd boven de gaven van Minne in de eeuwigheid van Minne die zonder tijd is.

De Drie-Ene God zelf is nu ‘haar liefste rust en haar genoeglijkste woning’. Maar juist daarom ervaart zij het aardse bestaan als ballingschap.

‘Daarom is haar hunkering groot en haar begeerte sterk uit deze ballingschap verlost te zijn en van dit lichaam ontbonden te zijn.

Dit verlangen is niet te troosten, want elke troost vergroot slechts de liefde en het verlangen naar God. Ook Paulus verwoordt dit in zijn brief aan de Filippenzen (1:21): ‘Want het leven is mij Christus en het sterven gewin.

Liefde voor de hele mensheid

De Vita, de levensbeschrijving van Beatrijs, vertelt dat zij na haar aanblik van de heilige Drie-eenheid begreep dat haar liefdesvermogen zich op haar medemens moest richten. Wereldwijd beminnen vloeit vanzelf voort uit de Godsliefde:

‘Nadat ze aanvaard had dat de dienst van de liefde haar van Godswege was opgedragen, kwam het haar plots op wonderlijke wijze voor dat haar hart over heel de omvang van de wereld uitgestrekt en uitgespreid werd: het nam de hele mensheid in zich op als in een zeer breed net. Daarbij ontdekte ze niets minder dan de ware dimensie van de liefde.4

De oefening van het eeuwige liefdesleven

Voor Beatrijs is dit aardse liefdesleven met God een oefening voor de eeuwigheid. Ze concludeert:

‘Al wie hem geoefend heeft in de tijd van de genade, zal hem genieten in eeuwige glorie, waar men niets anders zal plegen dan loven en Minnen. Daar moge God ons spoedig toe brengen. Amen.

De huidige abdij van Onze Lieve Vrouw van Nazareth in het Antwerpse Brecht, waar Beatrice ooit priores was.
De huidige abdij van Onze Lieve Vrouw van Nazareth in het Antwerpse Brecht, waar Beatrice ooit priores was. © Wikimedia Commons

Marianne Vonkeman is emeritus predikant, redactielid van Herademing en beheert de website www.sporenvangod.nl.


Noten

  1. Hoezeer heeft God mij bemind, Beatrijs van Nazareth, vertaling van de Latijnse Vita door Dr. Herman W.J. Vekeman, Kok Kampen 1993, blz.153. Het tractaat ‘De Zeven manieren’ is in deze Vita opgenomen. Jos Huls vertaalt deze zin zo: ‘Zeven manieren van Minne zijn er die uit het hoogste voortkomen en naar het opperste terugkeren’, zie noot 2 ↩︎
  2. De zeven manieren van Minne, Beatrijs van Nazareth, ingeleid en vertaald door Jos Huls, ten Have, 2002. De verdere citaten van Beatrijs uit deze uitgave. Deze is gebaseerd op de oorspronkelijk in het Diets geschreven handschrift. ↩︎
  3. Vekeman, p. 139. Het achtste hoofdstuk in het derde boek van de Vita geeft een levendige beschrijving. ↩︎
  4. Vekeman, p. 138 ↩︎

Hartstocht: passie en lijden
Herademing 2025, nr. 1

Wellicht ook interessant

Brandende roos
Brandende roos
None

Levende Liefdesvlam: tussen vastlopen en verlangen naar God

Jan van het Kruis (1542–1591) behoort tot de bekendste mystieke stemmen binnen de rooms-katholieke traditie. Maar zijn hervormingsijver bracht hem ook in conflict: in 1578 sloten medebroeders hem op in een kloostercel, waar hij negen maanden eenzaam doorbracht. Het jaar daarop schreef hij zijn indringende gedicht Levende Liefdesvlam. Uitgeverij Carmelitana bracht een vierdelige hertaling uit van zijn werken. Marianne Vonkeman bespreekt Levende Liefdesvlam. Gedichten – Brieven – Kleine werken.

Monnik met een kruis en bel
Monnik met een kruis en bel
None

Reactie op Jan Martijn Abrahamse, Verlangen naar het heilige

Heiligheid is een notie of een karakteristiek die het geseculariseerde Westen grotendeels teloorgegaan is. Of toch niet? Abrahamse geeft in dit fascinerende essay aan dat wij er wellicht te gemakkelijk aan voorbij geleefd hebben. Terwijl heiligheid wel degelijk aanwezig was en nog steeds is. Hij spreekt niet voor niets over ‘herontdekken’: heiligheid is verborgen aanwezig en kiert op gezette tijden en plaatsen door de barsten van ons gepantserde zelf heen. Taalkleed en stijl van schrijven zijn nadrukkelijk evocerend bedoeld. Je leest niet alleen een intensief en geleerd betoog, maar je wordt ook meegenomen op een fascinerende ontdekkingsreis.

Nieuwe boeken