10.1. Een plaats voor de hemel
Zie ook
-
Hemel (Woordenboek voor Bijbellezers)
-
Hemelvaart, ten hemel varen, opgenomen worden (Woordenboek voor Bijbellezers)
Heidelbergse Catechismus
Zondag 18
Vraag 46: Wat verstaat u onder: opgevaren ten hemel?
Antwoord: Dat Christus voor de ogen van Zijn discipelen van de aarde in de hemel is opgenomen en daar ons ten goede is, totdat Hij wederkomt om te oordelen de levenden en de doden.
Vraag 47: Is Christus dan niet bij ons tot aan het einde van de wereld, zoals Hij ons beloofd heeft?
Antwoord: Christus is waarachtig mens en waarachtig God. Naar Zijn menselijke natuur is Hij niet meer op aarde, maar naar Zijn godheid, majesteit, genade en Geest wijkt Hij nimmer van ons.
Vraag 48: Worden dan de twee naturen in Christus niet van elkaar gescheiden, als Zijn mensheid niet overal is waar Zijn godheid is?
Antwoord: Volstrekt niet. Want omdat Zijn godheid door niets kan omsloten worden en alomtegenwoordig is, volgt daaruit dat deze wel buiten de door Hem aangenomen mensheid is, maar toch ook in de ene Persoon daarmee verenigd blijft.
Relatie van het thema tot het hoofdthema
De catechismus staat uitvoerig stil bij de betekenis van de hemelvaart van Christus. De effecten van Zijn heengaan komen in vraag en antwoord 49 puntsgewijs aan bod. Maar voordat dat gebeurt besteedt de catechismus eerst aandacht aan het feit van de hemelvaart zelf. Wat bedoelen we eigenlijk als we zeggen dat Jezus is opgevaren naar de hemel? Hoe is dat gegaan? Waar ging Hij naartoe? Waar is Hij nu op dit moment? Christus heeft ons beloofd dat Hij met ons zal zijn: overal en altijd. Hoe verhoudt zich dat met het feit dat Hij nu zit aan de rechterhand van de Vader in de hemelse heerlijkheid: op een specifieke plek dus.
De leefwereld van de hoorder
Veel hoorders zullen het begrip ‘hemelvaart’ associëren met ‘ruimtevaart’. In de afgelopen decennia zijn op dit terrein heel wat stappen gezet. Zelfs ‘stappen’ op de maan. Het heelal wordt nauwgezet onderzocht. We komen onder de indruk van de onmetelijke omvang daarvan. Maar ondertussen hebben we nog nergens een spoor van God gevonden. Eerlijk gezegd is dat ook niet de bedoeling van dat onderzoek.
Voor velen is God een leeg begrip geworden en dat heeft ook consequenties voor ons denken over de ‘hemel’. Op zijn best willen we de hemel nog zien als een metafoor, een begrip dat verwijst naar hogere waarden en ideeën in het leven, maar in geen geval verwijzend naar een bepaalde plek. We leven in een ‘plat’ land. Alles wat naar transcendentie riekt, wordt kritisch bejegend. Ondertussen wordt vaak na het overlijden gesuggereerd dat de overledene nu als een sterretje aan de hemel schijnt. Het leven hier ‘beneden’ zonder enige verwijzing naar ‘boven’ is toch wel erg kaal. Maar deze ideeën zijn niet ontsproten aan de Bijbel, maar aan de eigen fantasie.
Met het oog op de tieners
Veel jonge hoorders zullen het spanningsveld ervaren tussen enerzijds het wereldbeeld van de Bijbel en in dat spoor ook dat van de catechismus, en anderzijds het wereldbeeld van de moderne wetenschap. Ook zijn er tieners die eigenlijk nog steeds vasthouden aan het oude wereldbeeld met een hemel ‘gewoon’ boven de aarde, ook al zijn ze zich dat vaak niet eens bewust. Wanneer zij vanwege nieuwe inzichten toch gedwongen worden om na te denken over een plaats voor de hemel, kan hun dat veel verwarring geven en de vraag oproepen: Kan Christus’ hemelvaart eigenlijk wel? Waar is Hij dan heengegaan, als het heelal grotendeels leeg is en we nergens tegen de hemel ‘botsen’?
Met het oog op de kinderen
Jonge kinderen zullen nog geen moeite hebben met het kinderversje ‘Op een lichte wolkenwagen wordt de Heer van d’ aard gedragen’. Als ze later ontdekken dat die wolk uit Handelingen 1 geen wagen was, maar het beeld van Gods ontoegankelijke heerlijkheid waar de Here Jezus binnenging, komen de vragen. Vooral wanneer zij vanaf een jaar of tien min of meer gaan begrijpen hoe de kosmos ‘in elkaar zit’.
Uitleg
Wie de drie antwoorden in dit hoofdstuk met elkaar vergelijkt, bemerkt twee verschillende stijlen. Het antwoord op de vraag wat we onder de hemelvaart van Christus verstaan (v/a 46) geeft beknopt weer wat het Nieuwe Testament ons daarover meedeelt. Wie vervolgens verder leest in vraag en antwoord 47 en 48, belandt in een heel ander taalveld. De tweenaturenleer van Christus komt ter sprake. De toon wordt dogmatischer.
Dit heeft te maken met de avondmaalstrijd in de zestiende eeuw in het reformatorische kamp. Luther stelde dat Christus in het avondmaal lichamelijk aanwezig kan zijn omdat Zijn lichaam na Zijn hemelvaart alomtegenwoordig is. Zijn menselijke eigenschappen worden, na Zijn hemelvaart, opgenomen in Zijn goddelijke eigenschappen. De calvinisten (en in dat spoor ook de catechismus) wijzen dat af. Jezus is lichamelijk opgevaren; tijdens de viering van het avondmaal is Hij in ons midden door Zijn Geest. Bovendien, als Jezus Christus ook naar Zijn menselijke natuur alomtegenwoordig is, wat voegt Zijn wederkomst voor ons straks dan nog toe? Waarom zouden we daar dan nog naar verlangen?
In vraag en antwoord 46 komt het ‘harde’ feit van de hemelvaart van Christus zelf ter sprake. Benadrukt wordt dat Christus voor de ogen van Zijn discipelen van de aarde in de hemel is opgenomen. Dat is opvallend. Bij Zijn opstanding op Pasen waren er geen menselijke getuigen aanwezig; bij Zijn hemelvaart juist wel. Na Pasen heeft Christus Zich veertig dagen lang aan Zijn discipelen laten zien. Nu Hij opvaart moeten ze er direct als getuigen bij zijn.
Aan het feit van Zijn hemelvaart hoeft niet getwijfeld te worden. Van Zijn hemelvaart wordt gezegd: Hij is daar tot ons heil. Ook al wordt de betekenis (de vrucht) van de hemelvaart in vraag en antwoord 49 expliciet aan de orde gesteld, toch ook hier al de verwijzing naar het heil. Het gaat niet om vage speculatie, maar om dat wat Christus tot stand brengt: vrede met God. En, in aansluiting op de boodschap van de engelen, wordt geattendeerd op het feit dat Hij terugkomt.
Soms wordt er fijntjes op gewezen dat alleen de evangelist Lukas over de hemelvaart schrijft. Het verslag in Lukas 24 en in Handelingen 1 is van zijn hand. Gesuggereerd wordt dat Lukas de hemelvaart van Christus tot een heel eigen gebeuren zou hebben uitgewerkt. Andere evangelisten zouden Pasen en hemelvaart immers laten samenvallen. ‘Hemelvaart’ zou dan een concept van Lukas zijn.
Maar: we zagen al hoe de catechismus, in navolging van Lukas, naar de ooggetuigen verwijst. Bovendien lezen we niet alleen in het Evangelie van Lukas, maar ook in het Evangelie van Johannes over de hemelvaart. Tegen Maria Magdalena zegt de opgestane Heiland: ‘Houd Me niet tegen, Ik vaar op…’ (Joh. 20:17). Dit impliceert een apart gebeuren, na Pasen!
En in Johannes 14 tot en met 16 heeft Jezus het voortdurend over Zijn naderend afscheid. Dat afscheid is een heengaan naar het vaderhuis van God. Jezus leeft na Goede Vrijdag niet voort als een idee. Wij houden na Pasen niet de nagedachtenis aan Christus in stand. Nee, Hij stond op (lichamelijk) en Hij voer op (lichamelijk). Dat onderstreept het feit dat de verlossing van de mens niet een puur geestelijk gebeuren is.
Onze lichamelijkheid hebben wij aan God, onze Schepper, te danken. Ook ons lichaam heeft verlossing nodig. Ook ons lichaam mag in de verlossing delen: Christus vaart voor de ogen van Zijn discipelen zichtbaar, lichamelijk op naar de hemel. Tijdens de veertig dagen verscheen Hij aan Zijn discipelen. Deze verschijningen vonden plaats voor Zijn hemelvaart. Zij vormen het bewijs: Hij is echt opgestaan.
Na Zijn hemelvaart is Hij verschenen aan Paulus: vanuit de hemel (Hand. 9:3-5). Stefanus zag de hemel geopend, en de heerlijkheid van God, en Jezus, staande aan de rechterhand van God (Hand. 7:55). Deze verschijningen vormen het bewijs: Hij is echt opgevaren. Hij heerst over alle machten (vgl. Ef. 1:21). (Zie o.a.: B. Wentsel, Handboek bijbelse geloofsleer, p. 31-35, en J. van Eck, Handelingen, p. 27-53.)
Relevantie van het thema
Het is al verschillende keren naar voren gebracht: het wereldbeeld van het Nieuwe Testament (en ook van de catechismus) is een ander wereldbeeld dan wat wij vandaag hanteren. Bultmann heeft ervoor gepleit, als wij de geloofwaardigheid van de Bijbel willen handhaven, de boodschap van de Bijbel te ontmythologiseren. Verwijder de laag van de verouderde metafysica (dat is de mythe, de wijze waarop ze vroeger tegen de wereld aankeken) en houd de kern (het kerugma, de eigenlijke boodschap) over. Dit verwijderen van de verouderde buitenkant om zo de kern (de inhoud) over te houden, zou ook voor de hemelvaart van Christus gelden. Wil de kerk relevant zijn in deze tijd, dan moet ze zich niet op voorhand ongeloofwaardig maken door vast te houden aan deze klassieke (verouderde) visie op de hemelvaart van Christus.
Als dit zo is, dan is het met de paragraaf ‘Relevantie van het thema’ gedaan en kunnen we die beter schrappen. Maar doen we daar goed aan?
We zagen al dat antwoord 46 van de HC nauw aansluit bij het spreken van de Schrift zelf. Dr. B. Wentsel heeft in zijn dogmatiek in verschillende delen aandacht aan dit onderwerp gegeven. Achter in deel 4c bevindt zich een onderwerpenregister. Wie in dat register het woord ‘hemel’ en ‘hemelvaart’ opzoekt, wordt verwezen naar een groot aantal pagina’s, er wordt veel informatie aangereikt. Hij wijst erop dat in de Bijbel op twee manieren over de hemel wordt gesproken. In de eerste plaats komen we de hemel tegen als aanduiding van de atmosferische hemel. Deze hemel is door God geschapen; is onderdeel van de kosmos. Deze hemelen vertellen Gods eer (zie Ps. 19). Dat laatste is een belangrijk gegeven. De Bijbel poneert dat God de atmosferische hemel geschapen heeft. Wij krijgen echter geen exacte, wetenschappelijke informatie om het allemaal te begrijpen, maar we krijgen informatie om Hem te loven.
Dit is niet alles wat de Bijbel over de hemel zegt. In de tweede plaats spreekt de Bijbel ook over de hemel als de aanduiding van de woonplaats van God: de plek waar God troont in Zijn paleis. Vanaf die troon regeert Hij deze wereld. Voor deze troon stijgt ons gebed op als wij tot Hem bidden, vanuit deze hemel hoort Hij ons. Naar deze hemel is Christus opgevaren (in 2 Kor. 12:2 heeft Paulus het in dit verband over de ‘derde’ hemel).
Alleen al het feit dat Christus ‘lichamelijk’ (voor de ogen van…) is opgevaren, verbiedt ons om de hemelvaart op te vatten als niet meer dan een idee. Wie ontkent dat er buiten deze zichtbare werkelijkheid een andere, hogere werkelijkheid bestaat, kan het woord ‘relevant’ onmogelijk bij ons onderwerp plaatsen.
Maar hoe kunnen wij met onze beperkte blik op de werkelijkheid, absolute uitspraken doen over het wel of niet bestaan van de hemel als woonplaats van God? Dan bepalen wij als schepsel wat de Schepper wel of niet kan. Als we dan toch aan God willen vasthouden, maken wij God onderdeel van Zijn schepping. Hij kan er immers niet los van bestaan.
Maar uiteindelijk is de openbaring van God in Zijn Woord beslissend. Niet wat wij kunnen begrijpen of kunnen beredeneren, maar wat we ons laten gezeggen. Al luisterend gaat er niet alleen een wereld voor ons open, maar ook een hemel. De relevantie van de hemelvaart is dat Christus er letterlijk en figuurlijk boven staat: boven deze wereld.
God is betrokken op Zijn schepping, maar valt er niet mee samen. Ondertussen is het van belang om de atmosferische hemel niet te isoleren van de hemel als woonplaats van God. Wentsel wijst erop (Dogmatiek, deel 1, p. 207) dat Gods hemelwolken de Zoon escorteren bij Zijn hemelvaart. In dat verband stelt hij dat God zowel gebruikmaakt van engelen als van winden om Zijn wil uit te voeren.
Kortom, speel de kosmische en de theologische wereld niet te veel tegen elkaar uit. In dit opzicht zijn ‘ruimtevaart’ en ‘hemelvaart’ ook niet twee totaal verschillende zaken. Het is immers dezelfde God die hiermee van doen heeft. Dit impliceert dat de Bijbel dus niet tegen wetenschap is. Integendeel, we moeten alleen eerlijk toegeven dat ons model van de driedimensionaliteit om de hele werkelijkheid te kunnen duiden, niet voldoet. Het schiet tekort om de realiteit van de hemelvaart van Christus te verbeelden. Gelukkig maar: stel je voor dat er geen troon van God zou zijn waar God zetelt en Christus troont.
Voor informatie over een meerdimensionaal wereldbeeld zie onder meer Wim Markus, Grond onder je voeten, hoofdstuk 4; een heldere wetenschappelijk verantwoording is te vinden in L.J. van den Brom, God alomtegenwoordig.
Met het oog op de tieners
Voor tieners (evenals voor ouderen) is het relevant te beseffen dat de opgevaren Here niet ver weg is, maar dichtbij. Net zo dichtbij als de hemel dichtbij is. De hemel is even dichtbij als de alomtegenwoordige God dichtbij is. Hoe dat past in een wereldbeeld dat rekening houdt met meerdere dimensies dan wij kennen, zal voor tieners helpend kunnen zijn. Het geeft rust als zij ontdekken dat er letterlijk en figuurlijk ruimte is voor (een plaats van) de hemel. Zodat zij dit kunnen geloven zonder hun redelijk denken geweld aan te moeten doen.
Met het oog op de kinderen
Voor (oudere) kinderen geldt in grote lijnen hetzelfde. Wie alleen maar naar boven wijst als het gaat om de plaats van de hemel, bezorgt kinderen een cultuurschok wanneer ze op de middelbare school ontdekken dat het ‘boven de sterren’ erg leeg is. Het is goed als zij van jongs af leren dat de uitspraak ‘de hemel is daarboven’ niet zozeer een plaats ergens heel hoog en heel ver weg aanduidt, maar wil zeggen dat de hemel boven wat wij met onze gewone ogen kunnen zien uitgaat.
Relevante bijbelgedeelten
Als het gaat over het gebeuren van de hemelvaart, liggen de schriftlezingen uit Lukas 24:50-53 en Handelingen 1:4-14 uiteraard voor de hand. Maar ook kan gelezen worden uit Kolossenzen 3:1-4. In deze verzen worden we aangespoord om de dingen te zoeken die boven zijn, waar Christus is. In Filippenzen 3:20 stelt Paulus dat ons burgerschap in de hemel is, waaruit wij ook de Zaligmaker verwachten, namelijk de Heere Jezus Christus. De feitelijkheden die hier geponeerd worden, spreken boekdelen. Wie een tekst wil lezen met meer apocalyptische allure kan terecht in Openbaring 12, waar het Kind wordt weggerukt tot de troon.
Aanwijzingen voor de leerdienst
Doelstelling
Na het horen van de preek realiseren wij ons (nog meer) dat we de hemelvaart van Christus én niet kunnen begrijpen, én niet kunnen missen. Ons verstand wordt niet uitgeschakeld, maar we beseffen: God is groter dan ons verstand. Door Zijn openbaring (de Bijbel) gaat deze werkelijkheid voor ons open.
Homiletische aanwijzingen
U zou de preek kunnen beginnen met het voorlezen van een wetenschappelijke verklaring van een of ander natuurverschijnsel, vol met moeilijke woorden en begrippen. Na een paar zinnen stopt u, kijkt u de gemeente aan en stelt u de vraag: ‘Wie begrijpt dit nog? Wat heb je aan deze kennis?’
Loopt een leerdienst over de hemelvaart van Christus ook niet het gevaar om letterlijk en figuurlijk over de hoofden van de hoorders heen te gaan? Op het eerste gehoor klinken er wellicht bekende geluiden. Maar wie zich een en ander probeert voor te stellen en over deze dingen doordenkt, bemerkt dat het huidige wereldbeeld en het wereldbeeld waarvan de Bijbel (en ook de catechismus) uitgaat, niet bij elkaar aansluiten. Het idee dat er ergens een locatie zou zijn waar God zou tronen en waar Christus naartoe zou zijn gegaan, is een gegeven dat in geen enkel wetenschappelijk wereldbeeld voorkomt. Veel hoorders van deze preek herkennen dit. Het kan wijs zijn om dit dilemma direct aan het begin van de preek te benoemen.
Let er, al prekend, ondertussen wel op dat u als voorganger geen anti-wetenschappelijke houding stimuleert. Alsof een christen tegen wetenschap zou moeten zijn. Alleen de pretentie dat de wetenschap de (volledige) werkelijkheid zou beschrijven, wijzen we af. De Bijbel geeft namelijk aan dat er behalve de zichtbare (verifieerbare) werkelijkheid ook nog een onzichtbare werkelijkheid is. Niet minder reëel, maar niet beschikbaar voor ons wetenschappelijk onderzoek. Voor deze onzichtbare werkelijkheid zijn op zich ook nog redelijke argumenten te noemen, maar het diepste geheim daarvan kunnen wij, al denkend, nooit bevatten.
Het is geboden om in de preek een centrale plek toe te kennen aan Lukas 24 en Handelingen 1. Daar komt die onzichtbare werkelijkheid immers naar ons toe.
In dat verband is het goed ons te realiseren dat de auteur van deze twee gedeelten (Lukas) aan het begin van zijn Evangelie aangeeft dat hij alles wat volgt nauwkeurig heeft onderzocht (Luk. 1:3). Dat geldt niet alleen voor zijn eerste boek (het Lukasevangelie) maar ook zijn tweede boek (het boek Handelingen). Duidelijk wordt in beide gedeelten (Luk. 24, Hand. 1) dat Christus niet ‘spoorloos verdwenen is’, maar opgenomen is in de heerlijkheid van God. Er is iets gebeurd. Iets moois.
Op dit punt zou in de preek de lijn doorgetrokken kunnen worden naar het heilig avondmaal. Niet veel voorgangers zullen (veel) aandacht besteden aan de controverse tussen de calvinisten en de lutheranen ten aanzien van het heilig avondmaal. Het zal zinvoller zijn om te verwijzen naar enkele zinnen uit het avondmaalsformulier. Voor de viering worden wij opgewekt om niet aan de uiterlijke tekenen van brood en wijn te blijven hangen, maar onze harten opwaarts te heffen in de hemel, waar Christus is, aan de rechterhand van God. Deze woorden worden ook wel aangeduid als het sursum corda (de harten omhoog). Christus is niet lichamelijk aanwezig in de tekenen van brood en wijn, maar lichamelijk opgevaren in de hemel. Door de Heilige Geest oefenen wij in het heilig avondmaal de geloofsgemeenschap met Hem. Hier gaat het om als wij nadenken over de hemelvaart van Christus. Het is niet een zaak van diepzinnige speculatie, maar van geloofscontact met Hem.
Aan het slot van de preek is het van belang om te onderstrepen dat deze verbondenheid met Christus in de hemel niet betekent dat we het concrete aardse leven uit het oog verliezen. Waar Paulus in Kolossenzen 3:1-4 de gelovigen aanspoort om de dingen te zoeken ‘die boven zijn, waar Christus is, Die aan de rechterhand van God zit’, beschrijft hij onmiddellijk in vers 5 de keerzijde daarvan: ‘Dood dan uw leden die op de aarde zijn.’ En dan wordt Paulus heel concreet. Het accentueren van de hemelvaart van Christus is dus geen vlucht uit de werkelijkheid: het maakt het leven in deze werkelijkheid juist mogelijk!
Met het oog op de tieners
Evenals veel volwassenen zullen de meeste tieners het feit van de hemelvaart niet direct met ‘blijdschap’ verbinden. Afscheid moeten nemen is toch alleen maar verdrietig? Toch is blijdschap wel de reactie van de discipelen op de hemelvaart van Christus. ‘En zij waren voortdurend in de tempel, terwijl ze God loofden en dankten’ (Luk. 24:53). Het is van belang om in de preek samen te ontdekken waaruit die blijdschap dan bestaat, en tieners ook voor te bereiden op de zegen en de vreugde van het heilig avondmaal, waarin we door de Heilige Geest het geloofscontact met Christus mogen vieren en ervaren. Dat is de diepste kern van deze blijdschap: Christus is niet weg, Hij is dichtbij! Ook letterlijk, omdat de hemel waar Hij heengegaan is niet ver weg is, maar als Gods alomtegenwoordige ruimte onze ruimte omringt en doordringt. Voor een toelichting hierbij, zie W. Markus, Grond onder je voeten.
Met het oog op de kinderen
Het risico van deze preek kan zijn dat we te veel blijven cirkelen rondom ‘verstandelijke’ argumenten. Een kind begrijpt heel veel dingen vaak (nog) niet, maar dat verhindert een kind niet om zich ergens aan over te geven, bijvoorbeeld aan de band met de ouders. Een kind weet dat niet precies te benoemen en te formuleren, maar ondertussen ‘werkt’ het wel. Zo is ook de band met Jezus een band van liefde. Het is belangrijk om dit punt door de hele preek heen te weven, en niet alleen maar met het oog op de kinderen. Een mooie uitspraak in dit verband is: ‘Mam, ik heb uit school naar de Here Jezus gezwaaid.’ ‘Maar kind, die kun je toch helemaal niet zien?’ ‘Nee, maar Hij mij wel…’
Pastorale aanwijzingen
In deze preek zal de troost van de hemelvaart van Christus benadrukt worden. Hij is niet verdwenen, maar Hij is boven. Tot ons heil, zo lezen we in antwoord 46. Toch is de ervaring van menig kerkganger het tegenovergestelde. Christus is voor hun idee uit beeld verdwenen. Hij is weg. Voor lofprijzing is geen aanleiding. Voor ons idee staan we er alleen voor. Dit is wellicht te illustreren (opnieuw) aan de hand van het heilig avondmaal. Opteerde Luther voor de lichamelijke presentie van Christus, Calvijn onderstreepte de geestelijke presentie: door de Heilige Geest is Christus aanwezig. De Geest brengt ons in geloofscontact met Christus in de hemel. Beleven veel christenen het heilig avondmaal niet vooral als een gedachtenismaaltijd? En ‘gedenken’ dan in de zin van ‘terugdenken’ aan. Gevoelens van geestelijke eenzaamheid nemen toe. Juist in deze tijd is het belangrijk om de bedoeling van het heilig avondmaal te onderstrepen.
Met het oog op de tieners
De vraag aan God: ‘Waar bent U?’ klinkt ook steeds luider binnen de gemeente. Jongeren haken soms teleurgesteld af. Ze hebben zo vaak gebeden, maar nooit iets van God ervaren. Het is belangrijk om zorgvuldig op deze vragen in te gaan. De laatste tijd wordt terecht gewezen op het verschil tussen denkers en doeners in de kerk; juist met het oog op de jongeren. Belangrijk om daar ook in deze preek enige balans in te vinden. Voor je het weet wordt het toch een intellectueel gebeuren. De vraagstellingen moeten dus voortdurend worden doorvertaald naar concrete situaties! Bij de voorbereiding van de preek kan aan enkele ‘doeners’ worden gevraagd wat de hemelvaart van Christus voor hen betekent, en hun antwoorden kunnen vervolgens – met hun goedvinden – in de preek worden verwerkt. Of een van hen zou, als daarvoor in uw gemeente de ruimte is, dat tijdens de dienst zelf kunnen vertellen.
Met het oog op de kinderen
Onder ‘Homiletische aanwijzingen’ werd een voorbeeld voor de kinderen aangereikt. Ondertussen is het wel van belang om te bedenken dat dit voorbeeld (de band tussen ouders en kind) voor sommige kinderen ook een schaduwkant kan hebben. Vertrouwen kan beschaamd worden. Dit kan ook van invloed zijn op het vertrouwen van het kind richting God.
Liturgische aanwijzingen
Genoeg Psalmen die verwijzen naar de hemel en die wij met het oog op de hemelvaart zingen: Psalm 24, 68, 110. Wat het Liedboek voor de Kerken betreft wijs ik op Gezang 229, ‘De dag van onze Vorst brak aan’, en op Gezang 231, ‘Wij knielen voor Uw zetel neer’.
Helpende vormen
Vraag mensen om onder woorden te brengen welk ‘beeld’ van de hemel zij hebben en deel dat met elkaar. Dit kan vooraf verzameld worden via de e-mail en door de voorganger verwerkt worden; of enkele gemeenteleden delen dat tijdens de dienst met de gemeente.
Nodig jonge mensen (studenten) uit om naar aanleiding van deze preek over deze materie in gesprek te gaan. Hoe gaan zij om met het dilemma geloof-wetenschap? Wat verwachten zij van de thuisgemeente?
Maak een samenvatting van de preek en geef die na afloop van de dienst mee naar huis, en vermeld daarop de volgende vragen:
-
Waarom worden hemelvaartsdiensten in de regel minder goed bezocht?
-
Door een overvloed aan wetenschappelijke feiten, o.a. vanwege resultaten van de ruimtevaart, hebben veel mensen hun eerste primitiviteit verloren. Okke Jager stelt dat het nodig is om weer een ‘tweede primitiviteit’ te vinden. (zie KV, p. 160). Wat zou hij daarmee bedoelen? Bent u het daarmee eens? Kunt u het ook te snel naar voren brengen?
Met het oog op de tieners
Als het gaat over Gods nabijheid in Christus na Zijn hemelvaart, is het volgende verhaal misschien een goede onderstreping. Op een kademuur stond met grote letters God is nowhere. Later zette iemand er een streep tussen en voegde er een zin aan toe. Toen stond er: God is now / here want Jezus leeft.
Het voorbeeld van ‘platlanders’ en ‘ruimtereizigers’ (genoemd in het boek van W. Markus, Grond onder je voeten) kan in de preek gebruikt worden om iets te verduidelijken over de plaats van de hemel in ons wereldbeeld.
Met het oog op de kinderen
Wat bij de tieners genoemd wordt, zal met wat extra uitleg ook voor oudere kinderen te volgen zijn.
Literatuur
-
J.H. van de Bank e.a. (red.), Kennen en vertrouwen. Handreiking bij de prediking van de Heidelbergse Catechismus. Zoetermeer, 1993. (KV)
-
L.J. van den Brom, God alomtegenwoordig. Kampen, 1982.
-
J. van Eck, Handelingen. De wereld in het geding. Commentaar op het Nieuwe Testament, derde serie. Kampen, 2003.
-
W. Markus, Grond onder je voeten. Omdat jouw geloof niet in de lucht hangt. Zoetermeer, 2012.
-
B. Wentsel, Handboek bijbelse geloofsleer deel II. Kampen, 2006.