7.1. De eeuwige Vader ook mijn Vader
Zie ook
Heidelbergse Catechismus
Vraag 26: Wat gelooft u als u zegt: Ik geloof in God de Vader, de almachtige Schepper van hemel en aarde?
Antwoord: Dat de eeuwige Vader van onze Here Jezus Christus, die hemel en aarde, met al wat erin is, uit niets geschapen heeft (…) omwille van Zijn Zoon Christus mijn God en mijn Vader is. (…)
Relatie van het thema tot het hoofdthema
De vraag naar Gods goedheid en het lijden wordt in de catechismus niet benaderd als theodicee. Het accent ligt hier niet op de vraag hoe God en het lijden in deze wereld met elkaar verenigd kunnen worden, maar op de levende belijdenis dat deze God, de Vader van Jezus Christus, ook mijn Vader is, in alle omstandigheden van het leven.
De leefwereld van de hoorder
Dat de eeuwige Vader ook mijn Vader is, is voor veel christenen vandaag bijna vanzelfsprekend. De vraag is niet – zo lijkt het – of Hij wel wil, maar veelmeer of ik het wel echt wil om Zijn kind te zijn en zo ook te leven. Zo vanzelfsprekend als Gods genade wordt opgevat als het decor van het eigen persoonlijke leven, zo niet vanzelfsprekend wordt Zijn goedheid op wereldniveau ervaren. De vraag naar het waarom van de dingen die gebeuren, ervaren we als een zeer herkenbare vraag.
In beide gevallen is ons perspectief antropocentrisch: wij zijn het die Gods daden evalueren en afwegen hoe we ons daartegenover verhouden. Het is belangrijk om ons te realiseren dat dit levensgevoel fundamenteel contrasteert met de toonzetting van de catechismus.
Met het oog op de tieners
Tieners zullen Gods vaderschap waarschijnlijk nog sterker als vanzelfsprekend ervaren dan ouderen. Tegelijkertijd leeft bij hen ook sterker de vraag of zij wel echt voor Hem willen kiezen, omdat ze (nog) haarscherp aanvoelen dat leven als christen daadwerkelijk offers vraagt. Naarmate ze ouder worden, groeit bij tieners ook het besef van de vragen die er leven rondom Gods vaderlijke zorg in deze wereld. Anderzijds is er een groep kerkelijke tieners voor wie het niet zo vanzelfsprekend is dat God hun vader is. Jongeren die reformatorische scholen bezoeken, wordt veelal voorgehouden dat ze God niet te snel en zomaar ‘Vader’ kunnen noemen, omdat de beloften van het Evangelie alleen voor de uitverkorenen gelden. De discrepantie tussen wat hun op school en in de kerk of thuis voorgehouden wordt, kan bij hen – soms nog als ze de middelbare school al achter zich hebben gelaten – spanning opleveren. Ook leven sommige tieners in een context waarbij het predicaat ‘liefdevolle vader’ uitermate problematisch is vanwege incest. Tieners die hiermee te maken hebben, kunnen volledig van streek raken door een preek over God als Vader en zullen dit predicaat juist associëren met het kwaad.
Met het oog op de kinderen
Ook voor kinderen is God een Vader. Zo leren ze het door liedjes (‘Weet je dat de Vader je kent…’) en in bijbelverhalen op school of elders. Ze zullen deze beeldspraak zich makkelijk eigen maken. De vraag is echter of ze ook weten dat we het aan Jezus te danken hebben dat we God onze Vader mogen noemen.
Deze vraag is overigens ook relevant voor tieners. God de Vader is voor ons immers kenbaar als de in Jezus geïncarneerde God. Beseffen kinderen en tieners trouwens dat de naam Abba, waarmee God in het Nieuwe Testament wordt aangeduid, niet alleen nabijheid inhoudt, maar ook eerbied en respect naar God toe?
Uitleg
De uitwerking van het belijden van God als Schepper en Onderhouder verbindt de catechismus – in navolging van het Apostolicum – met het vaderschap van God. Tegelijkertijd wordt zo ook de brug geslagen naar Zondag 1 van de catechismus. Daar werd al de verlossing door het bloed van Jezus Christus direct verbonden met Zijn zorg voor mij, zodat ‘zonder de wil van mijn hemelse Vader geen haar van mijn hoofd kan vallen, ja zelfs dat alle dingen mij tot mijn heil moeten dienen’. Schepping en verlossing, onderhouding en verzoening worden hier dicht bij elkaar gehouden. De God van wie hier beleden wordt dat Hij de Schepper en Onderhouder is, is geen ander dan de eeuwige Vader van Jezus Christus.
Het vermoeden van Oepke Noordmans, dat in Zondag 9 en 10 sprake zou zijn van een algemeen religieus voorzienigheidsgeloof (Het Koninkrijk der hemelen, p. 47), blijkt dus ongegrond. Het vertrouwen dat hier wordt uitgesproken, is niet een algemeen voorzienigheidsgeloof dat er wel Iemand is die voor ons zorgt. Het vaderschap van God is daarom geen vanzelfsprekendheid die je voor kennisgeving aanneemt. Het feit dat we God Vader kunnen en mogen noemen, danken we aan de eeuwige Zoon. Alleen door Hem en vanuit Hem kunnen we God werkelijk belijden als de Vader die voor ons zorg draagt.
Zoals bekend is de theologie van de catechismus sterk gestempeld door Paulus’ brief aan de Romeinen. In deze Zondag horen we de tonen van Romeinen 8 doorklinken: de God die ons in Christus heeft uitverkoren, zal ook alle dingen ten goede doen meewerken. Dat is de zekerheid van het geloof, al heeft de catechismus zeker ook oog voor de weerbarstigheid en de moeite van het leven. Denk aan het woord ‘tranendal’, dat ook in deze Zondag valt.
Het maakt het belang van het fundament voor het vertrouwen in Gods vaderschap duidelijk. De catechismus baseert dat niet op de uiterlijke omstandigheden van het leven. Gods vaderlijke zorg wordt afgelezen aan de openbaring in Christus. We komen niet vanuit de feiten van ons leven tot de belijdenis van Gods zorg in ons leven. Het is andersom: we leren hier denken vanuit God als de eeuwige Vader van Jezus Christus. ‘Vertrouwen’ is daarom het woord bij uitstek dat past bij deze kijk op de werkelijkheid. Er wordt gedacht en gesproken vanuit de kindrelatie met de hemelse Vader, om Christus’ wil. De ‘eeuwige raad en voorzienigheid’ en ‘almacht’ die hier genoemd worden als eigenschappen van deze God, klinken daarom ook niet bedreigend. Het zijn Vaders kwaliteiten. Ze staan ten dienste van Zijn zorg voor en trouw aan ons als Zijn kinderen.
Relevantie van het thema
De woorden van de catechismus klinken in een context waarin het vaderschap van God door velen als vanzelfsprekend wordt ervaren. Tegelijkertijd blijken we als moderne, westerse mensen niet alleen emotioneel, maar ook geestelijk kwetsbaar als we persoonlijk geconfronteerd worden met de ervaring dat deze wereld een ‘tranendal’ is. Het leven blijkt niet altijd leuk te zijn. Deze woorden van de catechismus erkennen dat volmondig. Niet zelden echter slaat op zulke momenten ook de twijfel toe: of God bestaat en of Hij wel een God van liefde kan zijn. De inzet van de catechismus in Zondag 9 is ook in dat opzicht heel heilzaam.
Hier wordt ons een ander perspectief aangereikt. We komen niet vanuit wat we zien en ervaren in ons leven tot het besef van Gods vaderschap. Wel leren we om te denken vanuit het feit dat Hij de eeuwige Vader van Christus is. Dat betekent dat we ook als het gaat om de grote vragen in ons leven, moeten beginnen bij Christus en onze geloofsrelatie met Hem. Anders gezegd: we kunnen niet uit de omstandigheden van ons leven afleiden hoe de Here over ons denkt. Daarvoor is Christus zelf de sleutel. In Zijn leven, sterven en opstanding is Gods liefde voor ons ten volle geopenbaard.
In een preek over de vraag of God alles onder controle heeft, naar aanleiding van Romeinen 8:28-39, vertaalt Tim Keller de zekerheid dat we in Christus geliefd zijn in twee punten: ten eerste dat God van je houdt, wat voor slechte dingen er ook binnen in jou gebeuren, en ten tweede dat God van je houdt, hoeveel slechte dingen er ook buiten jou zelf om gebeuren.
Ik denk dat we niet moeten onderschatten hoe tegendraads deze gedachte is. In de Bijbel zien we die worsteling ook (denk bijvoorbeeld aan Psalm 73: ‘totdat ik in Gods heiligdommen inging’). Maar juist daarom is het de moeite waard om dit thema te accentueren, voordat onze vragen over God en het lijden verder worden besproken (in de volgende schetsen). Bovendien zet het ook de eigen keuze voor God, de toewijding aan Hem, in het juiste perspectief. Zijn vaderschap is ‘van eeuwigheid’. Lang voordat wij voor Hem kunnen kiezen, koos Hij voor ons!
Met het oog op de tieners
Ook voor de tieners is de denk- en geloofsbeweging van de catechismus van groot belang. De vraag ‘Wil ik voor Hem gaan?’ kun je pas goed beantwoorden als het echt tot je doorgedrongen is hoezeer Hij ‘voor ons is gegaan’. Anders gezegd, deze Zondag van de catechismus helpt om te laten zien dat we niet te maken hebben met een vage, onpersoonlijke God die je eigenlijk niet kunt kennen, maar met de Vader van Jezus Christus die Zich in Zijn Zoon intens betrokken toont bij ons levenslot. Van Jezus weet je zeker dat je bij Hem niet uit de gratie raakt. God als Vader kan voor tieners dichterbij komen als ze ook inzien dat wat Jezus voor ons heeft gedaan, Hij ook als mens onder de mensen heeft gedaan. Het is voor jongeren ook relevant om te weten dat de catechismus een heilswerkelijkheid belijdt, die jongeren mogen nazeggen – ook als ze het niet ervaren. De onvoorwaardelijke liefde van ouders zullen ze immers ook niet altijd even sterk voelen, maar ten diepste zullen ze weten dat ouders altijd weer voor hen zullen gaan.
Met het oog op de kinderen
Een analogie met de manier waarop ouders van hun kinderen houden, ligt voor de hand. Daarbij is het goed te bedenken dat die liefde van ouders niet voor elk kind onvoorwaardelijk is, en hun vertrouwen soms heel erg beschaamd wordt. Maar als het goed is, is de liefde van ouders voor hun kinderen onvoorwaardelijk. Het is een weerspiegeling van de liefde die God voor Zijn kinderen heeft. Onvoorwaardelijke liefde, omdat Hij zelf in Christus alle voorwaarden heeft vervuld.
Relevante bijbelgedeelten
Vanuit de grondlijn van de catechismus is de keuze voor Romeinen 8:28-39 een voor de hand liggende en goede keuze. Als oudtestamentische lezing is Jesaja 40:27-31 of 43:1-7 een goede mogelijkheid.
In de preekschets komt ook de geschiedenis van Jezus uitdrukkelijk ter sprake. Om ook in de Schriftlezing duidelijk te maken dat we ons kindschap ‘aflezen’ aan Christus’ relatie met de Vader, is ook een keuze uit bijvoorbeeld de volgende fragmenten mogelijk: Lukas 3:21-22, 9:28-36, 22:39-46, 23:44-46. Lukas vermeldt de roep ‘Eli, eli lama sabachthani’ niet in zijn Evangelie (vgl. Mat. 27:45-50; Mark. 15:33-37), maar laat Jezus’ trouw aan de Vader zien tot in de dood.
Aanwijzingen voor de leerdienst
Doelstelling
Door deze leerdienst heeft de gemeente opnieuw geleerd dat God echt zoals Jezus is en dat we in Hem en door Hem ervan verzekerd mogen zijn dat God ook voor eeuwig onze God en Vader is.
Homiletische aanwijzingen
-
Als inleiding kan een verhaal toegespitst op kinderen worden gebruikt, om hen er direct bij te betrekken. Het is tijd om naar bed te gaan: wassen, tandenpoetsen, bidden, lezen en dan slapen gaan… Maar dan vraagt het kind: ‘Pap, mam, waarom was je net zo boos aan tafel?’ Papa of mama legt het uit: ‘Omdat je voor de zoveelste keer je glas melk omgooide…’ ‘Ja, maar ik vond het niet leuk dat je zei: “Het is ook altijd hetzelfde gezeur met jou.” Ik deed het toch niet expres…’ Het blijft even stil. ‘Je hebt gelijk. Weet je, ook als ik boos op je ben, blijf ik altijd van je houden. Want je bent mijn kind, wat er ook gebeurt!’ Zo is het ook bij de Here God. Misschien gebeuren er soms dingen waardoor we eraan twijfelen of God van ons houdt, maar we mogen erop vertrouwen dat Hij dat doet. Hij heeft het Zelf gezegd, toen we gedoopt werden: ‘Ik ben je Vader en jij Mijn kind.’
-
De taal van Vader en kind, dat is waar de catechismus in Zondag 9 nadrukkelijk op inzoomt. Het klinkt heel vertrouwd: ‘mijn God en mijn Vader’. Hoe we deze woorden interpreteren, hangt wel af van wat we hebben meegekregen in ons gezin van herkomst. Misschien roept het woord ‘vader’ wel iets dreigends of autoritairs op. Juist dan kunnen deze woorden ons verder helpen.
De catechismus begint namelijk niet bij onze aardse vaders (en moeders), maar bij God als de eeuwige Vader van Jezus Christus. Dat is een merkwaardige uitdrukking als we er even over nadenken. In ons geval zijn we – als we die zegen mochten ontvangen – vader of moeder gewórden. We zijn het niet altijd geweest. Dat is bij God anders. Hij is Vader van eeuwigheid. Natuurlijk is dat moeilijk voorstelbaar, maar het betekent dat het vaderschap hoort tot Gods wezen. In het Nieuwe Testament kunnen we lezen wat dat betekent. De Vader geeft van meet af aan Zijn bevestiging aan Christus. Die bevestiging klinkt bij de doop van Jezus (Luk. 3:22), maar ook op het moment dat Christus koers zet naar Jeruzalem om daar te lijden en te sterven. Dan is daar Vaders stem die zegt: ‘Dit is Mijn geliefde Zoon’ (Luk. 9:35). We mogen het aflezen aan Jezus’ persoonlijke geschiedenis: zoals God de eeuwige Vader is van Zijn Zoon Jezus Christus, wil Hij ook mijn Vader zijn. Aangenomen tot Zijn kinderen. Dank zij Christus!
-
Maar is dit niet iets wat we allang weten? Sterker nog, kinderen kennen van kleins af aan liedjes waarin gezongen wordt: ‘Weet je dat de Vader je kent, weet je dat je van waarde bent…’ Dat is niet onze vraag. Wij zitten veelmeer met de vraag waarom we er zo weinig van zien dat God een Vader is, in ons eigen leven of in het grote wereldgebeuren.
Het bijzondere is dat de catechismus niet begint met die vragen van ons. Dat is leerzaam en heilzaam, juist voor ons. Want, bewust of onbewust, denken we al te vaak dat we aan de uiterlijke omstandigheden van ons leven af kunnen lezen of God onze Vader is. Hoe Hij over ons denkt en hoe Hij ons gezind is. Vandaar dat onze vertwijfeling zo groot kan zijn als de stormen over ons leven gaan. ‘Kennelijk ben ik voor Hem niet van waarde…’
Maar hier leren we anders te denken, door anders te kijken: niet naar onszelf en onze omstandigheden, maar door te kijken naar Vader en Zoon. Of liever gezegd: naar de Vader via de Zoon. Willen we weten hoe God tegen ons leven aankijkt, met alles wat daarin gebeurt, dan moeten we beginnen bij Christus. En dus bij het feit dat we God onze Vader mogen noemen, dankzij Hem. In Hem ligt dat vast. Ook als de stormen over ons leven gaan, verandert dat niet. Hij is ‘mijn God en mijn Vader’, wat er ook gebeurt.
-
‘Wat er ook gebeurt…’ Dat zinnetje kennen we als reclameslogan van Nationale Nederlanden: als je maar goed verzekerd bent, kan je niets gebeuren. Zo klinkt de belijdenis van Zondag 9 niet. Het gaat hier niet om jezelf indekken tegen de risico’s van het leven. Het gaat hier om ‘vertrouwen’. Dat is het sleutelwoord. Leren leven in vertrouwen op de Vader van Jezus Christus.
Is het niet gemakkelijk of zelfs goedkoop om zoiets te zeggen? Dat is het allesbehalve als je goed kijkt naar Jezus’ geschiedenis. Op Golgotha roept Jezus uit: ‘Mijn God, Mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?’ In die diepste duisternis, in die uiterste spanning blijven Vader en Zoon elkaar trouw. Het is ter wille van ons, opdat wij ‘nooit meer door God verlaten zouden worden’ (avondmaalsformulier).
-
Toen de Schotse theoloog Thomas Torrance in de Tweede Wereldoorlog als aalmoezenier diende, trof hij eens een dodelijk gewonde jonge soldaat aan op het slagveld. Toen hij zich over hem heen boog, zei de soldaat: ‘Padre, is God echt zoals Jezus?’ Torrance verzekerde hem dat de enige God die er is, de God is die in Christus naar ons toe gekomen is om Zich aan ons te openbaren en ons Zijn liefde te schenken. Terwijl Torrance met hem bad, overleed de jongen, twintig jaar oud. Het gebeuren liet een onuitwisbare indruk op Torrance na (ontleend aan: Alister McGrath, T.F. Torrance – An Intellectual Biography. Edinburgh, 1999, p. 74).
Is God echt zoals Jezus? We mogen dat voluit beamen! Dankzij Hem en in Hem weten we dat Hij voor eeuwig ook onze Vader is!
Met het oog op de tieners
Het verhaal over Thomas Torrance kan ook goed dienen als inleiding voor de tieners, bijvoorbeeld direct aansluitend aan het lezen van de tekst van de catechismus. Vertel het begin van het verhaal (zonder het antwoord van Torrance nog te vermelden) en vraag hun erover te denken wat zij zelf zouden antwoorden. Aan het eind van de preek klinkt dan wat Torrance zei als een onderstreping van de boodschap van deze dienst.
Mooi is ook dat de naam waarmee God Zich in het Oude Testament bekendmaakt, al Zijn betrokkenheid op ons leven uitdrukt: ‘Ik zal (er) zijn/ben er/ben erbij. Ik ben er voor jou.’ Zeker als je die naam vergelijkt met de afgoden: Baäl (‘bezitter’) of Dagon (‘korengod’). Maar ook met betrekking tot het kwaad in de wereld: God openbaart Zich niet als Iemand die het kwaad/de problemen meteen oplost, maar wel als Iemand die er betrokken op is.
Zonder de aanwezigheid van het kwaad zouden we nooit hebben geweten hoeveel God van de wereld houdt (het kruis). Als de zonde niet haar intrede had gedaan, hadden we nooit enige notie gehad van genade (Rom. 5:19). En we zouden ook geen ontferming hebben gekend, omdat we nooit de behoefte daaraan zouden hebben gevoeld.
Voor tieners van wie het beeld van God als Vader schade heeft opgelopen vanwege hun aardse vader, is het misschien mogelijk te wijzen op de moederlijke eigenschappen van God. God als Vader is weliswaar de beeldspraak zoals het jodendom en de kerk die altijd gehanteerd hebben, maar hoeft niet exclusief te zijn. Zeker als het gaat om een eigenschap als troost, biedt Gods moederlijkheid voor zulke tieners wellicht aanknopingspunten.
Met het oog op de kinderen
Zie het begin van de preek zoals geschetst in ‘Homiletische aanwijzingen’, dat direct een moment is om de kinderen erbij te halen. Ook een verwijzing naar een kinderlied kan zo’n moment zijn.
Pastorale aanwijzingen
Een aantal pastorale aanwijzingen is al verwerkt in de ‘Homiletische aanwijzingen’. Het is belangrijk om aan te geven dat deze dienst in het kader staat van een aantal diensten over het thema ‘Gods goedheid en het lijden’. Deze dienst wil de toon zetten en het juiste perspectief bieden voor de vragen die er rond dit thema leven. Die vragen zelf moeten dus nog even wachten.
Met het oog op de tieners
Voor tieners is het belangrijk om ruimte te krijgen, ook in de relatie met hun ouders. Ruimte voor de eigen mening en daarmee ook voor botsende meningen. Het is dus belangrijk in de preek geen beeld van Gods vaderschap neer te zetten waarin geen ruimte is voor vragen of twijfels. Het is verder ook van belang om rekening te houden met het gegeven dat het vaderschap van God problematisch kan zijn, vanwege misbruik of vanwege accenten die op reformatorische scholen gelegd worden. Onder verwijzing naar het psalmboek is het goed om duidelijk te maken dat alle nood, vragen, twijfels en boosheid uitgeschreeuwd mogen worden tot God.
Met het oog op de kinderen
Wie begint met het aangereikte kinderverhaal (of een variant daarop) doet er goed aan om een opmerking te maken over het feit dat er wellicht ook kinderen in de kerk zullen zijn van wie de ouders eigenlijk nooit met zoveel woorden zeggen dat ze van hen houden. Alleen al de erkenning van hun situatie kan veel voor hen betekenen.
Liturgische aanwijzingen
-
Psalmen en enige gezangen (1773): Psalm 23; 72:1, 7, 11; 89:1, 7, 8. Avondzang: 1, 2, 4, 7.
-
Liedboek voor de Kerken: Psalm 61:1, 3, 5; 125:1, 2. Gezang 426, 443, 460, 477.
-
Opwekking: 399, 665.
Helpende vormen
Een samenvatting van de preek is een mooi hulpmiddel om de hoofdlijn nog een keer te laten zien en het gesprek na afloop te stimuleren. En daar horen natuurlijk enkele gespreksvragen bij. Wie gebruik kan maken van een beamer in de kerk, kan overwegen de hoofdlijn van de preek te laten zien als ‘kapstok’. Met name jongeren blijken dat zeer te waarderen.
Met het oog op de tieners
Zie hierboven over het gebruik van een beamer. De preek draait om de mens geworden Christus door wie we God als Vader kunnen kennen. Het is goed om ook de incarnatie zichtbaarder en tastbaarder te maken voor tieners. Er zijn voldoende schilderijen op internet te vinden waarop Jezus afgebeeld is.
Met het oog op de kinderen
Om kinderen te betrekken bij dit thema is het belangrijk om een creatief element in te brengen, bijvoorbeeld door hun een werkblad mee te geven met een aantal opdrachten, zoals een ‘woordzoeker’ met kernwoorden uit de preek die ze kunnen aanstrepen wanneer ze die horen, een rebus die de kern van de preek bevat, of een kleurplaat waarop Jezus is afgebeeld.
Literatuur
-
O. Noordmans, Het Koninkrijk der hemelen. Nijkerk, 1949.