Menu

Premium

Droogte

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

dor land, droge streken, water, dorst

Regelmatig bereiken ons berichten over volken, meestal in Afrika, die getroffen worden door hevige droogte. De gewassen mislukken daardoor en het gevolg is dat gebrek aan voedsel zo’n volk in zijn voortbestaan bedreigt. Een enkele keer ondervinden wij in het westen schade van droogte, echter, dit leidt niet tot een levensbedreigende ramp.

Onder de Joden en hun buurlanden bestond voortdurend vrees voor droogte. Vanwaar die angst? Droogte leidde tot mislukking van de oogst en een mislukte oogst bracht hongersnood. Honger en dorst voerden de bevolking naar vreemde landen of, erger, hadden de dood tot gevolg. Het spreekt vanzelf dat droogte een volk en zijn bestaan heel diep raakte. Men besefte dat achter dit klimatologisch verschijnsel ‘meer’ moest zitten. Droogte viel bijna samen met godverlatenheid en zwaar geteisterd leven.

Grondtekst

Voor droogte die het bestaan ondermijnt kent het Oude Testament verschillende woorden. Jeremia heeft tweemaal batstsorèt, ‘droogte’ (14:1 en 17:8); in de eerste tekst geeft het meervoud aan dat het een ‘grote’ droogte is. 16x komt tsijjah, ‘droogte’, voor; dikwijls in de constructie ‘èrèts tsijjah, ‘droog of dor land’; het duidt in het algemeen waterloosheid aan. Niet alle teksten spreken over droogte als het uitblijven van levendmakende regen, het gaat evengoed om droogte die min of meer neutraal is. Het woord staat voornamelijk in profetische en dichterlijke boeken (wijsheidsliteratuur). Men heeft wel eens gesuggereerd dat aan Sion (tsijjon) de stam tsjj ten grondslag ligt. Een ander Hebreeuws woord is chorèv (16x), ‘droogheid, dorheid’, vooral van de grond. In enkele teksten heeft het de betekenis van ‘hitte’ (Gen. 31:40; Sir. 14:27; 43:3) of ‘verwoesting’ (Ez. 29:10). Die nuances verbazen ons niet, aangezien droogte en hitte vaak samenvallen en droogte meestal verwoesting van land en stad tot gevolg heeft. Overigens heeft het Hebreeuwse woord voor droogte en zwaard dezelfde stam; en meer dan eens zijn strijd endroogte in een en hetzelfde verhaal met elkaar verstrengeld! Verder komen we charava (7x), ‘droog land’ tegen (Ez. 30:12, in de context van Gods oordeel). Tot slot noemen we tsachtsachot, ‘dor gebied’, in Jesaja 58:11; de grond is ‘wit’ van droogte (zie het verwante tsach, ‘wit, licht’). In het Nieuwe Testament komt de droogte als natuurverschijnsel in negatieve zin nauwelijks voor. Hebreeën 11:29 verwijst naar het bevrijdende droge (pad), ksèros, door de Schelfzee. Voorts is anydros, ‘zonder water’ in Matteüs 12:43 het gebied waar de onreine geest zich ophoudt. In Openbaring wordt gezegd dat er dagen komen waarop ‘er geen regen valt’ (11:6) en Jakobus verwijst naar Elia’s rol tijdens de droge periode in de dagen van koning Achab (5:17).

Letterlijk en concreet

a.Met droogte bedoelen wij een toestand waarin het gebrek aan regen en dauw het bestaan bedreigt. Gedurende de warme jaarperiode valt er haast nooit regen, maar dat is normaal en daar is Israël op berekend. Maar als het droog blijft in de perioden dat regen onontbeerlijk is – voor het ontkiemen van het zaad en het rijpen van de gewassen -, raakt de economie ontwricht.

b.Droogte is voor het toenmalige Israël een complete ramp. Jeremia beschrijft wat droogte oproept bij Juda: treurnis, rouw, gejammer, verslagenheid, ontembare dorst (14:1-6). De dood in de pot. Schrikbarende en angstwekkende taferelen spelen zich af. Ook het beeld van droogte dat Joël schildert, doet ons huiveren (1:15-20). Hoe groot de vrees voor droogte is, blijkt uit het gebed om regen in de joodse liturgie; het wordt op vaste tijden gebeden. Gedurende perioden van droogte, vast men en neemt de intensiteit van bidden toe door het opzeggen van speciale smeekgebeden (Misjna, Taäniet I,4; II, 3-4; III,9). Zo lezen we in Taäniet ‘Als de gewassen afwijkingen vertonen, blaast men daarvoor direct alarm. Zo ook blaast men, als de regen veertig dagen wegblijft tussen de ene en de andere regenval, omdat dit een hevige hongersnood is.’ Begrijpelijk dat zulke liturgische gebruiken zijn ontstaan, als we letten op de levensbedreiging die van droogte uitgaat. Door vasten en gebed, boete en verootmoediging, zo dacht men, kan een einde komen aan droogte. Trouwens, ook in de bijbel verschijnt de biddende mens of gemeenschap in tijden van droogte (1 Kon. 1718; Jes. 41:17-18). Droogte is vreselijk: geen regen is geen vrucht, geen vrucht is geen eten, geen eten is honger, honger leidt in het ergste geval tot hongersnood. Herhaaldelijk heeft Israël dat ervaren (Gen. 12:10; 26:1; Ruth 1:1).

c.Droogte tast uiteraard ook de watervoorziening van de stad aan. Uiteindelijk leidt dat er toe dat zo’n geteisterde stad onbewoonbaar wordt (Sef. 2:13). Jeremia profeteert over Babel dat zijn steden een land van dorheid zullen worden. Daarmee zegt hij dat hier het irrigatiesysteem ontregeld raakt, waardoor de droogte toeslaat (51:43).

Beeldspraak en symboliek

a.Zonder regen geeft de bodem (‘adamah) geen opbrengst en gaat de mens (‘adam) te gronde. Dat staat op gespannen voet met ‘het goede land’, laat Deuteronomium 11:17 weten. En daaruit blijkt de ernst van droogte: zij tast het wezen van het beloofde land aan en daardoor is de relatie met de gever van dit land in het geding! Eerder vertelt dezelfde schrijver dat dit door God gegeven goede land een land is van waterstromen, een land van koren, wijn en olie (Deut. 8:7-10). Een door droogte kwijnend en levenloos land stelt aan de gelovige de vraag naar zijn relatie met God. Droogte is de onvermijdelijke reactie van Godswege op de ontrouw van zijn mensenkinderen aan de verbondsafspraken. God draait – bij wijze van spreken – de ‘hemelse waterkraan’ dicht, omdat het volk zich heeft afgekeerd van het verbond. Droogte is in wezen een toestand die de mens zelf oproept. Daarom is zij zeer confronterend.

b.Droogte is metafoor voor straf en zonde tegelijk (Deut. 11:11-17; 1 Kon. 17; Am. 4:7-8; Op. 11:6). Droogte, meestal ontstaan door gebrek aan regen en soms door een sprinkhanenplaag (Joël 1:1-12), is een signaal voor Israël om zich te verootmoedigen en terug te keren tot de Eeuwige. Deuteronomium schetst in een serie vervloekingen wat er gebeurt als Israël niet hoort: het goede land wordt onbewoonbaar (28:22). Dat wil zeggen dat Israël zonder te horen zijn recht van bestaan verliest. Een soortgelijke waarschuwing spreekt Hosea uit: Pas op, Israël, Ik zal een woestijn, een dor land van je maken (2:5[2]). Met andere woorden, als je niet leeft naar de Tora, dan richt jij jezelf te gronde! Sterk appellerende woorden dus. Zo vertelt Haggai dat de droogte (de Septuaginta spreekt van ‘zwaard’) over het land, over de gewassen en over mens en dier is gekomen, omdat het volk de tempelbouw niet heeft voortgezet (1:11). Zonder zuivere cultus ontbreekt Israëls bestaansgrond, wat een scherpe cultuurkritiek inhoudt. Niet alleen in Israël fungeert droogte als goddelijke correctie, maar ook onder de volken (Jer. 50:12, 38; Ez. 29:10; 30:12). Hiermee is gezegd dat de Heer de God van alle volken en heel de schepping is.

c.Het opheffen van droogte, verandering van dor land in waterrijk land, is daarentegen een teken van Gods barmhartigheid en genade. Vandaar dat de bijbelse mens, vooral in en na de ballingschap, het vernieuwde bestaan uitdrukt met het beeld van land vol water en weldadige flora (Ps. 107:35). Ook Deuterojesaja gebruikt deze beeldspraak graag. De armen en ellendigen die dorsten naar water zijn het volk als geheel (Jes. 41:17-18). Vermoedelijk doelt hij op de reis onderweg naar het beloofde land en mogen we het dorsten en de toegezegde bronnen in dorre streken figuurlijk opvatten. Op de vraag met welk beeld de toekomst geschilderd kan worden, zijn de bijbelschrijvers geneigd met het tegenovergestelde van droogte te komen, namelijk waterrijk gebied. Hoezo? Water op de juiste plaats en het juiste moment is voor hen haast synoniem voor vruchtbaarheid en leven. In die andere, nieuwe tijd zullen de woestijn en het dorre land, metaforen voor ontredderd en verlaten land, zich verblijden en de wildernis zal juichen en bloeien (Jes. 35:1-12). Waterrijk land (vruchtbaarheid) verschijnt hier als tegenbeweging en omkering van dor land (onvruchtbaarheid)!

d.Het beeld van water in dor land kan evenzo dienen om de ervaring van Gods liefdevolle nabijheid in moeilijke tijden tot uitdrukking te brengen. De dichter van de in Qumran gevonden Rol van de Lofprijzingen zingt: ‘Ik prijs U, Heer, omdat Gij mij begiftigd hebt met een wel van beken in een droog land, een waterbron in een dor land en kanalen die een tuin van water voorzien’ (8:4). Hoewel een letterlijke betekenis niet is uitgesloten, ligt een overdrachtelijke, spirituele zin meer voor de hand.

e.De profeet Ezechiël vertelt in hoofdstuk 19 de parabel van de wijnstok. Deze is geplant in waterrijk gebied. Het water zorgt ervoor dat de wijnstok groeit en bloeit en rijke vrucht voortbrengt. Dan breekt er echter een dag aan dat iemand over de wijnstok in toorn ontsteekt, hem uitrukt en opnieuw plant. Dat laatste in een land van dorheid. De betekenis is duidelijk: de wijnstok is Israël, die door vervreemding van God nu vervreemdt van zijn eigen land. Israël komt in ballingschap. Het land in den vreemde, Babylonië, wordt metaforisch omschreven als een land van dorheid en droogte. Niet dat het daar aan water ontbrak, maar Babylonië geldt theologisch gezien als woestijn, ondanks zijn waterrijke rivierenstrook. Men kan kennelijk dorst lijden, ook al is er volop water! Zie eveneens Jesaja 53:2.

f.Het beeld van droogte en dor land kunnen de poëten, vooral die van wijsheidsliteratuur, goed gebruiken om de situaties en gedragingen van mensen te beschrijven. Zo worden bijvoorbeeld onrechtvaardige mensen vergeleken met snel verdorrende planten die verstoken zijn van water (Job 8:12-13; 18:16). Of een andere beeldspraak: het briesen van gewelddadige heersers vergelijkt Jesaja met hitte in een dorre streek (25:4); en even later zegt hij dat regeerders die gerechtigheid hoog in hun vaandel hebben, zijn als waterstromen in droog gebied (32:2). Waterbronnen in droge streken verbeelden voorspoed en geluk.

Ook kan het dorre en dorstige land een persoonlijke crisis uitbeelden, zoals eenzaamheid en godverlatenheid (Ps. 63:2). In Hosea 13:15 is de uitdrogende hete wind metafoor voor de aanstormende Assyrische grootmacht tegen Israël.

g.Meestal duidt droogte en droog land op bedreiging van het bestaan. Ook kent de bijbel echter verhalen waarin droog land niet dood maar leven brengt. Wij doelen op de doortocht van Israël door de Zee, waar een droge strook in de zee een weg van bevrijding wordt. En later de tocht door de Jordaan, waarvan God de wateren evenzo doet opdrogen, zodat Israël het beloofde land kan binnentrekken. Beide droogten zijn Israël tot heil. Daarentegen kan drooglegging van rivieren ook een beeldende uitdrukking zijn voor het oordeel en de strijd, zoals de drooglegging van de Nijl, waardoor Egypte in zijn kern getroffen wordt (Ez. 30:12), en het opdrogen van de rivier in de apocalyps, zodat de demonische krachten vrij baan hebben (Op. 16:12). Drooglegging als goddelijke oordeelsdaad in Israëls buurland, is een goddelijke heilsdaad voor Israël.

h.Het verschijnsel droogte is in de bijbel vooral een theologisch gegeven. Het laat zien dat schepping en geschiedenis beide Gods terrein zijn waarop zijn bevrijdend handelen plaatsvindt. Ook droogte, op zich een ramp en een heftige crisis, staat in het perspectief van Gods bevrijding. Oordeel en de verschijnselen die daaruit voortkomen, beogen vernieuwing en dringen aan op omkeer (Jes. 44:1-5; 58:11).

Praxis

a.Liederen:

Liedboek: Psalm 1; 32; 65; 74; 78; 84; 102; 105; Gezang 13; 19; 29; 40; 49; 72; 78; 179; 238; 397; 442; Alles II: 2; Laat ons: 5; Zingend V: 11; 21; 74; Zleven: 12; Zolang: 100 (= Gezangen: 519; Liturgie: 591; Zingend IV: 66).

b.Poëzie:

Remco Campert, Dichter, Amsterdam 1995, blz. 180: ‘Droogte’. Van der Graft, Mythologisch, Baarn 1997, blz. 168: ‘Een naam onder de zon’. Jacques Hamelink, Tweede gedichten, Amsterdam 1993, blz. 85: ‘Woorden in tijd van droogte’. Anton Korteweg, Eeuwig heimwee drijft hem voort, Amsterdam 1973, blz. 40: ‘De verloren zoon’. Michel van der Plas, De oevers bekennen kleur, Amsterdam 1993, blz. 115: ‘Water’.

c.Verwerking:

Droogte als concrete kracht die ons bedreigt, komt in het westen nauwelijks voor. Gelet op haar dodelijk karakter valt vandaag te denken aan andere verschijnselen die aards leven bedreigen. In figuurlijke zin kennen we deze negatieve kracht wel. Denk aan verdorde mensen, lusteloos leven, dorst naar rust en bestemming. In Leeftocht van Marja de Lange en Aarnoud Jobsen (Kampen 1990, blz. 25-27) staat onder de titel ‘Mijn ziel dorst naar U… ‘ in woord en beeld de overdrachtelijke betekenis van droogte en van het verlangen naar water. Beide uitingen van

kunst nodigen uit om over het thema te mediteren of van gedachten te wisselen. Thema’s die het begrip droogte oproepen, zijn: verlangen, levensbedreiging, honger en dorst (letterlijk en figuurlijk), crisis, oordeel, verloren tegenover beloofd land.

Verwijzing

Droogte staat niet op zichzelf. Aanvullende informatie vinden we bij de woorden ‘regen‘, ‘dauw‘, ‘woestijn‘, ‘bron‘, ‘hongersnood‘ (honger) en ‘hitte‘.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken