Menu

Premium

Oog

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Ogen spreken, verraden en onthullen. De uitspraak ‘Kijk me aan en ik zal zeggen wat er in jou leeft’ gaat grotendeels op. De beeldtaal van ogen is rijk en veelkleurig. Allerlei stemmingen komen, zeker in hun uiterste, naar buiten via de ogen: vrolijkheid en treurnis, verwachting en wanhoop, vrijmoedigheid en verlegenheid, optimisme en pessimisme, tederheid en agressie, liefde en haat, nabijheid en afstand.

De bijbel noemt, vooral in de poëtische gedeelten, zeer frequent ogen. Welke taal spreekt dit lichaamsdeel? Het antwoord op die vraag hopen we in het vervolg te vinden. De verwante woorden ‘blindheid’ en ‘oogappel’ bespreken we apart.

Grondtekst

De woorden voor ogen in de grondtekst van het Oude en Nieuwe Testament hangen samen met (werk)woorden voor zien en licht. Bijna 900x verschijnt in het Oude Testament ‘ajin, dat hoofdzakelijk ‘oog’ betekent, hetzij in letterlijke, hetzij in overdrachtelijke zin. Ruim 20x duidt het ‘bron’ aan (o.a. Gen. 16:7; Num. 33:9). Het oog als bron, de bron als oog – het ligt dicht bij elkaar. In ongeveer een kwart van de teksten gaat het over het oog van God. Vaak gaat aan ‘ajin een voorzetsel vooraf, vooral be (ca. 300x), ‘in de ogen van’, en le (ca. 100x), ‘voor de ogen van’ of ‘in aanwezigheid van’. Dikwijls treffen we het oog aan in de nabijheid van de werkwoorden voor zien, chazah en ra’ah. Ook vinden we ‘ajin terug in de persoonsnaam Eljehoeënai, ‘mijn ogen zijn op de Heer gericht’ (Ezra 8:4; 1 Kron. 26:3) en de stadsnaam Aïn, ‘oog, bron’ (Num 34:11). In het Nieuwe Testament verschijnt ofthalmos (ca. 100x) als orgaan van letterlijke en geestelijke waarneming. Daarnaast komt omma voor (Mat. 20:34; Mar. 8:23; vgl. 1 Clemens 19:3). In de brieven van Paulus ontmoeten we ofthalmo-doelia, ‘ogendienst’, dat wil zeggen, iemand naar de ogen zien (Ef. 6:6; Kol. 3:22).

Letterlijk en concreet

a.Het oog vormt het orgaan van het zien. De mens heeft het oog nodig om te zien. En het zien is voor hem onontbeerlijk om zich te ontwikkelen en om te voorzien in zijn levensonderhoud. Er is dan ook een sterke band tussen ogen en zien. Blindheid is daarom, zeker in de Oudheid, een ware ramp.

b.Al wat leeft, heeft God geschapen. Ook het lichaam en dus ook het oog (Ps. 94:9; Spr. 20:12; Sir. 17:6). Daarom is Hij in staat de mens in overdrachtelijke zin nieuwe ogen te geven.

c.Heel bekend is de uitspraak ‘oog om oog…’ (Ex. 21:24,26; Lev. 24:20; Deut. 19:11; Mat. 5:38-39; vgl. de Koran 5:45). Het gaat hier om het principe van ‘betaling met gelijke munt’, aanvankelijk letterlijk bedoeld. In de praktijk zal het vermoedelijk veelal in figuurlijke zin opgevat zijn: bij het toebrengen van schade aan iemands leven, moet een financiële tegemoetkoming worden verstrekt. De rechtsregel is gegeven om de rechtsorde te bewaren en onevenwichtigheid in de samenleving te voorkomen. Jezus plaatst bij deze regel het begrip liefde, waarvan in het intermenselijke verkeer meer heling uitgaat dan van de regel als zodanig. Zie ook ‘tand’, L-c.

d.Om de ogen sprekender te maken en daardoor als persoon de aandacht te trekken, maken vrouwen zich op (2 Kon. 9:30; Jer. 4:30), wat in combinatie met afvalligheid heftige profetische kritiek ontlokt (Jes. 3:16-18).

Beeldspraak en symboliek

a.Het oog kan als metafoor dienen voor de mens als geheel (Num. 10:31; Job 29:15) of voor God (Zach. 4:10). Lichaamsdelen staan vaker voor het totale lichaam, ja voor de totale mens. Toegepast op het oog, geldt dan niet ‘jij hebt een oog’, maar ‘jij bent oog’. In het zien schuilt alle waarneming, alle doen. De ene mens kan voor de andere mens het ‘licht in zijn ogen’ zijn (Tob. 10:5), met andere woorden, die ander is zijn hoop en vreugde. Het vriendelijke oog doelt op de vriendelijkheid van de betreffende persoon, het kwade oog zinspeelt op de boosheid van iemand (Spr. 23:6). De Spreukendichter gebruikt wel vaker het oog in beeldspraak. Zo zegt hij bijvoorbeeld: ‘…wat rook is voor de ogen, dat is de luiaard voor wie hem zenden’ (10:26).

b.Een groot aantal teksten spreekt over de ogen van God of de Heer. De mens spreekt over God in beelden die hij ontleent aan zijn eigen omgeving. Hij kan niet anders; volstrekt zwijgen zou het alternatief zijn. Zo schrijft de bijbel lichamelijk over God. God heeft handen, oren, ogen… Die lichaamsdelen verwijzen naar iets achter die handen, oren en ogen. Ogen verwijzen naar Gods zien, betrokkenheid, aandacht, nabijheid en ingrijpen. Ogen duiden Hem als degene die communiceert en zij benadrukken daarmee het persoonlijke en relationele van God. In vergelijking met andere lichaamsdelen beklemtoont het oog Gods tegenwoordigheid en alwetendheid (Jer. 32:19; Ps. 139:16; Spr. 22:12). Als Salomo bidt of de Heer zijn ogen dag en nacht over de tempel wil openhouden, vraagt hij of de Eeuwige altijd present zal zijn en zich genadig tot het volk toewendt (1 Kon. 8:19). Gods geopende ogen drukken zijn aanwezigheid uit. En uit alle zien van God vloeit handelen voort: redden, oordelen, zegenen, bewaren enzovoort. Gods zien kent daarom geen vrijblijvendheid. Zie in dit verband het indrukwekkende gedeelte uit Exodus 33:1223, over Gods ogen en de (on)mogelijkheid van de mens om God te zien. Hetzelfde zien we bij Jezus. Talloze verhalen beginnen met Jezus’ zien als eerste stap op de weg naar bevrijding (Luc. 7:13; 13:12; 19:5). Zien is meer dan de ogenopenen, het is de sleutel van de deur naar de ruimte van heelheid.

c.Eén oog ziet heel wat. Twee ogen zien veel, genoeg om te leven. Zeven ogen geven echter de volheid van zien aan. Het is het goddelijke zien. In de apocalyptiek zijn de zeven ogen nauw verbonden met het in Gods naam uitgezonden zijn (Zach. 4:10; Op. 5:6). En vele ogen spreken van het onbegrensde kijken, belichten en ontvouwen, zoals in het visioen van Ezechiël en Johannes (Ez. 1:18; 10:12; Op. 4:6-8). Het gaat om zuiver licht en fonkelende glans. Wat die vele ogen exact betekenen, is onduidelijk. Wel valt dit te zeggen: hoe meer ogen, hoe meer zicht, inzicht en overzicht. Als van de kwade mens gezegd wordt dat hij veel ogen heeft, dan doelt dat op zijn hoge graad van boosheid (Sir. 20:14). Gods vele ogen duiden op zijn intense tegenwoordigheid. (Denk in dit verband aan de honderdogige Argos – een verhaal uit de Griekse mythologie -die in opdracht van de godin Hera de liefde van haar echtgenoot Zeus moest bewaken. De jaloerse Hera kon het niet verdragen dat Zeus wel eens vreemd ging op aarde. Daarom stelde zij Argos als bewaker aan over de liefde, zodat Zeus haar niet kon naderen. Argos was daar heel geschikt voor. Nooit sliepen er meer dan twee ogen, zodat hij alles goed kon zien.)

d.Het opheffen van de ogen naar of het richten van de ogen op de Heer mogen we opvatten als een metafoor voor ultiem vertrouwen op Hem. Alzo horen we de dichter van Psalm 25 zingen. Hij houdt zijn oog onophoudelijk gericht op God, bij Hem zoekt hij zijn hulp en steun (vs. 15). En de andere dichter verbindt dit beeld van opgeheven ogen met dat van de verhouding meesterknecht, waarmee het aspect van verwachting wordt uitgedrukt: zoals de knecht vol verwachting naar zijn heer kijkt, zo kijkt de hulpzoekende naar zijn hemelse Heer (Ps. 123). Dikwijls dient de mededeling dat iemand zijn ogen opheft als oproep aan de lezer nauwlettend gade te slaan wat daarna komt (Gen. 13:10, 14). Het komt er voor de hoorder echt op aan te zien wat de ziener na het opheffen van zijn ogen ziet!

e.Anderzijds kunnen opgeheven ogen ook zorg uitdrukken, zoals in Psalm 121. De pelgrim richt zijn ogen op naar de bergen. Na bezoek van het pelgrimsoord, de tempel, keert hij terug naar huis. Hij kijkt verontrust naar de bergen – metafoor voor alles wat de reis onveilig maakt – en vraagt zich bezorgd af wie hem onderweg nabij zal zijn. Ineens kijkt hij over de bergen heen en beseft dat er Eén is die groter is dan alle bergen te zamen. Van de Heer, schepper van hemel en aarde, komt de hulp tijdens de reis straks.

f.Er is ook een innerlijk zien, ogen die inzicht in zich dragen (Ps. 26:3). Oog en hart vallen dan bij wijze van spreken samen. Dat zien komt in de buurt van openbaring, wel weergegeven met ‘oog in oog met God’ (Num. 14:14; Jes. 52:8; Ef. 1:18; vgl. Gal. 3:1). Het tegenovergestelde is het oog dat zich toesluit, dat wil zeggen, de mens achter het oog sluit zich af voor ware kennis (Jes. 33:15). Met de spreuk ‘Jullie hebben ogen en je ziet niet’ confronteert Jezus zijn tijdgenoten met hun beperkte blik ten opzichte van Hem en wat er met Hem gaat gebeuren (Mar. 8:18; vgl. Rom. 11:8). Maar als Jezus merkt dat iemand weet heeft van zijn bedoelingen, zegt Hij bemoedigend: ‘Jouw ogen zijn zalig omdat zij zien’ (Mat. 13:16). De wijze heeft ogen in zijn hoofd, maar de dwaas wandelt in de donkerte (Pred. 2:14).

g.In de liefdespoëzie van Hooglied speelt de dichter met de ogen van de hoofdrolspelers om het geluk tussen de bruid en de bruidegom uit te beelden. De laatste zingt de eerste toe: ‘Jouw ogen zijn duiven’ (1:15; 4:1), en de vrouw zegt over de man: ‘Zijn ogen zijn als duiven bij waterbeken…’ (5:12). Wat wil de dichter met de metafoor duif zeggen? In de niet-bijbelse poëzie uit de Oudheid fungeert de duif als boodschapper van de liefdesgodin. Ogen als duiven zijn ogen die de liefde verkondigen en uitstralen; liefde die het goddelijke nadert. Bruid en bruidegom zeggen tegen elkaar dat zij bereid zijn elkaar te beminnen. Ogen als het meest sprekende lichaamsdeel verraden hoe de jongen en het meisje zich tot elkaar verhouden; de duif verbeeldt het diepste geluk van die twee op niet te evenaren wijze. De duif en de waterbeken symboliseren de glans van het gelukkige bestaan. Behalve het beeld van de duif is er het beeld van de vijver. ‘Jouw ogen,’ zegt de vrouw, ‘zijn als de vijvers van Chesbon’ (7:5[4]). De vijver als metafoor duidt evenals de duif op glans, helderheid en frisheid. Zó is mijn lief, horen we de man zingen. Haar ogen zijn onweerstaanbaar, betoverend, overrompelend (4:9; 6:5).

Praxis

a.Liederen:

Liedboek: Psalm 18; 25; 31; 34-35; 38; 51; 66; 69; 86; 88; 97; 119:7, 12, 14, 31, 47, 51, 56; 121; 123; 139; 143; Gezang 45; 59; 101; 179; 293; 322; 359; 460; 487; Alles II: 22; III: 25; IV: 20; Bijbel II: 50; Evangelie I; 14; II: 49; Feest: 11; Gezegend: 15; 55; 78; 292; Land: 27; 34; Liturgie: 650; ZingendI-II: 8; 19; V: 9; 56.

b.Poëzie:

Geert Bogaard, Er is haast bij het licht, Nijkerk 19792, blz. 36: ‘Ik wil weten’. Michel Coune, Bruidszang bij het Hooglied, Averbode/Kampen 1992, blz. 35: ‘Je ogen zijn als duiven’. J. van Doorne, Vierregelig, Franeker 1978, blz. 4: ‘Hoewel uw ogen mij bezien…’. Jan Willem Schulte Nordholt, Verzamelde gedichten, Baarn 19962, blz. 196: ‘Ogentroost’. Karel van de Woestijne, Verzamelde gedichten, Brussel/Den Haag 19673, blz. 165: ‘Ik open me als een oog’; blz. 177: ‘De blind-gewordene’.

c.Verwerking:

Er zijn tal van mogelijkheden de oogsymboliek aan de orde te stellen. We kunnen vragen of we het eens zijn met het Tsjechische gezegde, dat het oog de venster van de ziel is. We kunnen wijzen op de prachtige kathedraal in Den Bosch, de St. Jan, waar het geschilderde ‘Alziend oog’ van God is te zien. Een ander aandachtspunt is, dat we ons ervan bewust moeten zijn dat het gegeven van de alziende en alwetende God in de beleving van mensen zowel positief (troost, nabijheid) als negatief (angst, achtervolging) kan werken. De volgende thema’s komen bij de oogsymboliek naar voren: zien en niet-zien, wijsheid en dwaasheid, vertrouwen, schoonheid, liefde, licht en duisternis, innerlijk en uiterlijk.

Verwijzing

Allereerst verwijzen we naar ‘oogappel‘ en ‘blindheid‘. Verder is er verwantschap met ‘tranen‘, ‘licht‘ en ‘duisternis‘. Voor de uitdrukking door het oog van de naald verwijzen we naar ‘kameel‘ en voor de vergelijking van het oog met een duif naar de bespreking van ‘duif‘.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken