Menu

Premium

Duisternis

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

donkerte, onderwereld (dodenrijk)

In de kerst- en paasnacht neemt de licht- en duisternissymboliek onder christenen een grote plaats in. Op velerlei wijze komt dat tot uitdrukking. Zo gebeurt het tijdens de nachtviering wel dat alle licht wordt gedoofd. Alom donkerte. En dan, alsof er een wonder geschiedt, gaan ineens overal kaarsen en lampen branden. Of verschijnt in het holst van de paasnacht het licht gesymboliseerd in de paaskaars. Het licht heeft de duisternis verdreven! Het Licht schijnt onder mensen in het Kind en in de Levende! Symbolisch verdrijft de gemeente de duisternis en hult zij zich in het licht.

Uit dit liturgisch gebruik blijkt dat licht en duisternis elkaar veronderstellen. We kunnen niet over de een spreken zonder de ander. In de bijbel zien we hetzelfde. Tal van teksten bezigen de licht- en duisternissymboliek om de roep om heil en de vrees voor onheil uit te drukken.

Grondtekst

Ongeveer 80x komen we het woord chosjèk (in het Aramees chasjok, Dan. 2:22) tegen, vooral in poëtische teksten. Het geeft ‘duisternis’ aan, zowel de duisternis van de nacht als de duisternis in overdrachtelijke betekenis. Soms betekent het ‘verduistering’, veroorzaakt door God als uiting van zijn boosheid over goddeloosheid (o.a. Ex. 10:21; Ez. 32:8). Van dezelfde stam is er chasjekah, ‘duisternis’ (Gen. 15:12; Jes. 8:22; 50:11; Ps. 18:12; 82:5; 139:12). De machsjak is de ‘donkere plaats’, ook wel onderwereld of dodenrijk genoemd (Jes. 29:15; 42:16; Ps. 74:20; 88:7,19 (?); 143:3; Klaagl. 3:6). Ook tsalmowèt (18x), geliefd in poëzie, betekent op sommige plaatsen onderwereld; het woord duidt op een diepe, ondoordringbare duisternis (Am. 5:8; Ps. 23:4; Job 3:5; enz.). Andere woorden voor duisternis zijn: moe’af, eigenlijk ‘schemering’ (Jes. 8:22); ‘altah (Gen. 15:17; Ez. 12:6-12); ‘efah (Job 10:22). De betekenis ‘donker(te)’ hebben de woorden ‘arafèl (15x), met name de donkerte die door wolken ontstaat en in die zin bedoeld om God te verhullen bij zijn verschijning (o.a. Ex. 20:21; Ps. 18:10); ‘afel (Am. 5:20); ‘ofèl (8x), voornamelijk in poëzie (o.a. Jes. 29:18); ‘afelah (Ex. 10:22; Jer. 23:12; enz.).

Het Nieuwe Testament heeft twee woorden voor duisternis. Het belangrijkste is skotos (31x), vooral in de brieven in het kader van de licht-duisternis-symboliek (1 Kor. 4:5; 2 Kor. 4:6), of skotia (17x), hoofdzakelijk in Johannes (1:5; 6:7; enz.) en 1 Johannes (1:5; 2:8-11). Vergelijk Romeinen 1:21 en 11:10. Daarnaast verschijnt zofos; in Hebreeën 12:18 is het de ‘donkerte’ bij de godsverschijning, in 2 Petrus 2:4, 17 enJudas 6, 13 verwijst het naar de duisternis van de onderwereld.

Letterlijk en concreet

a.De basis voor het gedachtegoed rond licht en duisternis ligt in Genesis 1. Niet alleen inhoudelijk, ook structureel verschillen beide grootheden. Het licht wordt door God tot aanzijn geroepen, als Hij zegt: ‘Er zij licht!’, maar de duisternis maakte al deel uit van de chaos van voor de schepping (vs. 2-3). In tegenstelling tot het licht is de duisternis dus geen schepping. Door de verbondenheid met de chaos staat zij vijandig tegenover leven. Om haar in de schepping op te nemen, moet zij als het ware aan banden gelegd worden. Dat gebeurt door grenspalen te zetten tussen licht en duisternis, waardoor er orde ontstaat. Vervolgens krijgt de duisternis een naam: Nacht (vs. 5). Aldus is er een koppeling tussen duisternis en nacht. Op de vierde scheppingsdag plaatst de Schepper hemellichamen op de dag en in de nacht, zodat de aarde leefbaar wordt (vgl. Ps. 104:20). God kent zijn schepping en weet derhalve wat de duisternis in haar schoot verborgen houdt (Dan. 2:22). Theologisch gezien heeft dit alles verstrekkende gevolgen: God heerst over het licht èn de duisternis, dag en nacht vallen onder zijn heerschappij. Aldus bestaat er geen enkele reden om deze grootheden en de aan hen verbonden hemellichamen als goden te aanbidden. Nee, zij verwijzen veeleer naar de grootheid van de Schepper.

b.De duisternis verschijnt niet alleen bij nacht, al dan niet als tijdsaanduiding. Ook komt zij tevoorschijn als wolken de aarde bedekken of als een sprinkhanenplaag langstrekt (Ex. 10:15; Jes. 5:30). Blinden leven letterlijk in voortdurende donkerte (Hand. 13:11). En gevangenen zitten in kerkers zonder licht (Ps. 107:10).

c.Veel van hetgeen zich in de donkerte afspeelt, blijft voor het oog verborgen. Vandaar dat dingen die het daglicht niet kunnen verdragen, zich voltrekken in het donker (Jes. 29:15). De duisternis is de geliefde omgeving van de goddelozen (Spr. 2:13). Maar evengoed dient de duisternis als plek of sfeer van verborgenheid om je te verbergen tegen dreigende vijanden (vgl. Ps. 139:11). Veel meer is de duisternis een bron van angst voor het ongekende, juist omdat zij een woning is voor boze mensen, en voor kwade geesten. Het wordt dan ook de strafplaats voor uitgestoten mensen van kwade zin (Mat. 8:12; 22:13). De duisternis is het hevigst in de onderwereld, de ruimte waar de dood heerst.

Beeldspraak en symboliek

a.De grens tussen letterlijke en overdrachtelijke betekenis van duisternis valt niet altijd scherp te trekken. Soms zijn beide betekenissen aanwezig. Op indrukwekkende wijze komt dat naar voren in Job 3, waarin Job met de woorden dag en nacht, licht en duisternis klaagt over de rampspoed van zijn geboortedag. Licht en leven, dag en nacht zijn meer dan tijdsperioden. We zien dat onder meer in verhalen die zich afspelen rond de duisternis. Zonder de letterlijke betekenis daarvan in twijfel te trekken, wijzen we erop dat zulke verhalen meestal een diepere zin hebben. Denk aan Genesis 1: de duisternis wordt begrensd ter wille van leven; aan de laatste plagen in Egypte: de duisternis staat voor dreiging en dwingt tot omkeer; aan de situatie van blinden: de donkerte in hun ogen symboliseert veelal de duisternis van hen die niet verstaan; en aan het stervensuur van Jezus: de duisternis op het midden van de dag is het beeld van oordeel en vervreemding. Zie ook de zogenaamde nachtverhalen bij de bespreking van ‘nacht’. Duisternis is in die verhalen meer dan een hoedanigheid die volgt op zonsondergang. Zij geeft niet alleen het betreffende verhaal een bijzondere kleur, vaak voegt zij emotioneel en gods-dienstig-ethisch ook iets toe. Bijna nooit staat duisternis op zichzelf, maar staat zij ‘oog in oog’ met licht.

b.In het verlengde hiervan valt op dat in beslissende ogenblikken van Israëls geloofsweg duisternis naar voren komt. Bij de verbondssluitin-gen (Gen. 15:12; Ex. 20:21) bijvoorbeeld. Duisternis staat hier in de context van de openbaring van God. Zij is teken van Gods verborgenheid en anders-zijn. Elke openbaring brengt ook iets van een crisis met zich mee; ook daar verwijst duisternis naar. Zo kan duisternis met andere tekenen als storm en bliksem verwijzen naar het ophanden zijnde gericht, dat zich op de Dag van de Heer voluit zal voltrekken (vgl. Joël 3:4[3:31]).

c.Meer dan eens spreekt de bijbel van mensen, groepen of machten die wandelen of gaan in duisternis. Gaan in duisternis is een metafoor voor een negatieve manier van leven of voor een negatieve situatie. De uitdrukking kan doelen op machten die niet meer weten wat recht is en het spoor van waar leven bijster zijn. Hun gedrag leidt tot terugkeer naar de donkere chaos van vóór de schepping (Sef. 1:15; Ps. 82:5). De andere weg is de weg van de Tora, die wijsheid en inzicht en dus toekomst biedt (Spr. 2:13). Verwant hiermee is het rondtasten in duisternis, dat wil zeggen, gebrek aan inzicht hebben (Job 12:25). Met nog andere bewoordingen verschijnt duisternis als metafoor voor onwetendheid, in tegenstelling tot verlichtende wijsheid, met name in Job (37:19; 38:2). Voor wie recht doet, bijvoorbeeld door zijn brood met hongerigen te delen, zal een licht in de duisternis opgaan (Jes. 58:10). Gaan in duisternis verwijst verder op gevangenschap. Dit overkomt de Joden in de dagen van de Assyrische heerschappij (Jes. 9:1). Als de profeet in een visioen een groot licht op ziet gaan, wijst dat op de aankomende redding door God. Wie zijn weg gaat zonder de aanwezigheid van de Heer, verkeert eveneens in donkerte (Jes. 59:9-10; vgl. 60:19).

Ongeveer dezelfde betekenis heeft de uitdrukking ‘zitten of wonen in duisternis’. Het kan duiden op gevangenschap in het algemeen, waarbij de letterlijke (donkere kerker) en metaforische (onheil, doodsangst) betekenis samenvallen (Ps. 107:10; 143:3). De overheersing door een vreemde mogendheid drukt Micha 7:8 uit door te spreken over zitten in het duister, metafoor voor onvrijheid en leed. Deuterojesaja vat de ballingschap van Israël op als duisternis (42:7). Overigens grijpt dit boek herhaaldelijk naar de metaforen duisternis en licht om respectievelijk lijden en verlossing weer te geven.

d.Om de mens die in zonden of los van God leeft te duiden, bezigen de bijbelschrijvers het begrip duisternis. Dat zij verkeren in duisternis, blijkt vooral uit hun gedrag, daden en keuzes (Joh. 3:19). Telkens klinkt de apostolische oproep niet de weg van de duisternis te betreden (1 Tess. 5:4-5). Niets van hetgeen in duisternis gebeurt, blijft voor God verborgen; in Christus wordt het kwaad en daarmee de boze ooit ontmaskerd (1 Kor. 4:5). Licht in confrontatie met duisternis dwingt tot een keuze: Mens, in welk gebied wil jij verkeren? Licht staat voor de weg van God, duisternis staat voor de wegen van de tegenkrachten. Vandaar dat licht en duisternis verbonden zijn met bekeringsverhalen (Hand. 9:8-9; 26:18). Bij wie zich omkeert tot de Eeuwige voltrekt zich de schepping van licht in de duisternis opnieuw, hij of zij is geroepen uit het donker (Kol. 1:13; 1 Petr. 2:9). Ja, door de verschijning van Christus, het licht van God in de duistere wereld, wordt het scheppingsverhaal van Genesis vernieuwd. Het gaat hier om een doorlopend proces dat zich door Gods Geest voortzet tot op de dag van vandaag. Hij roept mensen van heinde en verre uit de duisternis; hun antwoord op die roep is het beslissingsmoment (Ef. 5:8-14).

De symboliek van de duisternis confronteert ons met de weg die wij nu gaan. De kritische vraag is of die weg leidt tot waar geluk. Heel sterk komt deze keuze tussen licht en duisternis naar voren in het Johannes-evangelie en in de brieven van Johannes (Joh. 8:12; 1 Joh. 1:6).

e.Het ergste onheil dat de mens kan treffen is de dood. De dood heet dan ook diepe duisternis. Wie verkeert in het ‘dal van diepe duisternis’ (Ps. 23:4), staat bij wijze van spreken met een been in het graf. De doodsadem voelt hij in zijn nek. In de poëzie duidt duisternis meer dan eens op de onderwereld (sjee’ol), de verzamelplaats van de doden, metafoor voor uiterste vervreemding en godverlatenheid. Die duisternis ligt voor degenen die in duisternis gaan in het verschiet. Zij roepen die diepe duisternis af over zichzelf, ook al leidt Gods oordeel hen daar op het eerste gezicht heen. Hun daden bepalen hun toekomst (Job 15:30; Spr. 20:20). Deze beeldtaal veroorzaakt een schokeffect en brengt de hoorder tot bezinning over de weg die hij gaat.

f.Duisternis is – hoe vreemd ook – beeld van Gods aanwezigheid, en wel in deze zin: Hij omhult zich met donkerte om zich te verbergen, opdat de mens Hem niet ziet (Deut. 4:11; 1 Kon. 8:12).

Praxis

a.Liederen:

Liedboek: Psalm 18; 23; 42; 88; 102; 119:12, 40, 49; 139; Gezang 25-26; 127; 130; 150; 169; 197; 384; 392; 447; Alles II: 10; Evangelie I: 4; 25; II: 18; III: 36; Gezegend: 36; 130; 258; 269; Kinderen: 2; Land: 12; 32; 44; Liturgie: 607; Taizé: 14-15; 19-20; 26; ZAD I: 6; 7; Zingend IV: 41; V: 3; 34; 75; VI: 20; Zolang: 43.

b.Poëzie:

Hans Andreus, Gedichten 1948-1974, Haarlem 1975, blz. 98: ‘De nacht is lang’. J.C. Bloem, Verzamelde gedichten, Amsterdam 199110, blz. 97: ‘Troost des donkers. Remco Campert, Dichter, Amsterdam 1995, blz. 563: ‘In het donker. J. van Doorne, Vierregelig, Franeker 1978, blz. 17: ‘O God, Gij dag achter mijn nacht’. A. Roland Holst, Poëzie, Amsterdam 1981, blz. 80, 101, 106: ‘Schemering.

c.Verwerking:

Doorgaans roept duisternis in onze beleving en ervaring negatieve associaties op. We spreken over ‘duistere praktijken’ en ‘dat kan het daglicht niet verdragen’. Het donker geeft menigeen een gevoel van onveiligheid, huiver en vrees. Het is dus niet zo moeilijk om hierbij aan te sluiten als we duisternis vanuit de bijbel aan de orde stellen. Thema’s zijn: gevaar, angst, dood, onveiligheid, zonde, godverlatenheid, gebrek aan inzicht en chaos. Kortom: onheil, ongeluk.

Verwijzing

Primaire verwantschap is er met ‘licht‘ en ‘nacht‘. Voorts zien we raakvlakken met ‘wolk‘, ‘dag‘ en ‘lamp‘.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken