Menu

Basis

Pleased to meet you!

Jakobs vermomming (Genesis 27)

In de Bijbel is heel wat over verkleedpartijen te lezen, de ene keer met meer gevolgen dan de andere, zoals we al eerder in dit nummer konden lezen. Misschien wel één van de controversieelste verkleedpartijen is te vinden in Genesis 27, waar Jakob de zegen van zijn vader Isaak ontfutselt door zich voor te doen als zijn oudere tweelingbroer Ezau. Het is een merkwaardige passage, die bij menig modern lezer nogal wat morele bezwaren kan oproepen. Het is ook een verhaal waaraan een hoop familiegeschiedenis voorafgaat. Het heeft ook consequenties voor het verdere verloop van het bijbelse verhaal.

In Genesis 25 maken we kennis met de broers Ezau en Jakob, een tweeling. Het voorval in hoofdstuk 27 markeert een ommekeer in de familie; Jakob zal in hoofdstuk 28 wegvluchten naar Paddan-Aram op aanraden van zijn moeder Rebekka.

Tekening Isaak zegent Jakob in plaats van Ezau. History Bible, Urach (Swabia) 1463. Fol. 42r.
Isaak zegent Jakob in plaats van Ezau. History Bible, Urach (Swabia) 1463. Fol. 42r.

De familiebanden worden scherp neergezet in dit hoofdstuk. Met name de nabijheid en distantie die in de woorden opgesloten zitten zijn de moeite waard om eens nader te bekijken. Het overmatig aanstippen van de onderlinge verhoudingen is opvallend: ‘zijn vader’, ‘zijn moeder’ en ‘mijn zoon’ komen veelvuldig voor in de verzen.

Het verhaal, inclusief de onderlinge verhoudingen, staat natuurlijk niet los van de verwikkelingen die we als lezer al tegen zijn gekomen op weg naar Genesis 27. Jakob en Ezau zijn al eerder met specifieke karakteristieken beschreven en hun broederlijke relatie ligt niet zo gemakkelijk. Zelfs voordat de heren het daglicht zagen, worstelden zij al met elkaar (25:22). Later belooft Ezau het eerstgeboorterecht aan Jakob, in ruil voor voedsel. De tekst merkt haast laconiek op in vers 34b: ‘Ezau at, dronk, en ging meteen weer weg; hij hechtte geen enkele waarde aan het eerstgeboorterecht’. Het blijkt tekenend voor hun karakters en hun broederlijke band. Deze en meer gedetailleerde overdenkingen rondom de personen ten tonele in hoofdstuk 27 kunnen behulpzaam zijn in het begrijpen van de verkleedpartij.

In de hoofdstukken voorafgaand aan Genesis 27 zien we Ezau als een rebelse, ruwe man. We komen erachter dat vader Isaak voorkeur geeft aan Ezau ‘want hij at graag wildbraad’ (25:27-28), hij verruilt het eerstgeboorterecht voor eten (25:29-34), en trouwt vrouwen buiten zijn familielijn (26:34). Vooral dat laatste blijkt tekenend: ‘Zij waren een bron van voortdurende ergernis voor Isaak en Rebekka’ (26:35); hierbij refererend aan Ezau en zijn vrouwen Judit en Basemat, beiden Hethitische vrouwen. Het hoofdstuk eindigt met een duidelijke afkeur van Rebekka voor het trouwen met ‘de vrouwen van dit land’.

Wellicht ligt hierin de motivatie voor haar plan om Jakob te verkleden? Ezau lijkt in elk geval niet de meest geschikte kandidaat om de familielijn voort te zetten. Over Jakob komen we al lezende ook een aantal dingen te weten. Het is een ‘rustige man, die het liefst bij de tenten bleef’. Hij is het lievelingetje van Rebekka en hij is gehoorzaam aan zijn moeder.

Het debacle met het eerstgeboorterecht kan men interpreteren als het hebben van enige ambitie en visie op de toekomst. Over een eventuele vrouw wordt pas na Genesis 27 wat vertelt, maar Jakob volgt ook daarin het advies van zijn ouders. Jakob lijkt in de aanloop naar de passage toe van de tweeling als de meest geschikte leider neergezet te worden.

Toch lijkt in deze perikoop meelij en ontzetting te worden opgewekt voor Ezau, de minder geschikte kandidaat voor de zegen. Zo wordt over de jager gezegd dat hij ‘een wilde wanhopige kreet’ slaakt (27:34), en dat hij in tranen uitbarst (27:38). De pure wanhoop die Ezau ervaart om toch de zegen te kunnen ontvangen staat in contrast met zijn achteloosheid voor het eerstgeboorterecht.

Hoe die twee zich tot elkaar verhouden voert te ver voor dit artikel, maar is zeker een onderzoek waard. In Genesis lijkt de moeder vaak beter haar kinderen te kennen dan de vader dat doet. Ondanks dat het lievelingetje van Isaak is, is Ezau ‘altijd buiten’, waar Jakob veelal bij de tent is. Zou Rebekka hebben gezien dat Jakob de betere optie was om te zegen te ontvangen?

Rebekka tuigt Jakob op, waarmee Jakob zowel de listigheid in gehoorzaamheid niet alleen ondergaat, maar ook uitvoert. Rebekka is zelfs bereid zelf de vloek te dragen die eventueel het gevolg zou kunnen zijn van de list (27:13). Hoe die zegen weer van Jakob naar Ezau zou kunnen verplaatsen, maar een eventuele vloek wel van participant zou kunnen wisselen blijft in het midden. Het is duidelijk dat de zegen, eenmaal aan Jakob geschonken, niet meer naar Ezau over kan gaan (27:33).

Zintuigen spelen in de ontmoeting tussen Isaak en Jakob een enorme rol, waar de bepalende factor in het geheel het gebrek aan zicht is. Over Isaak wordt in het eerste vers geschreven dat ‘zijn ogen zo zwak waren geworden dat hij niet meer kon zien’. Het is de basisvoorwaarde voor het vermommingsplan; zonder dit feit was het aanzienlijk moeilijker geworden. De vraag ‘Wie ben jij, mijn zoon?’ is een logische, voor een man met slecht tot geen zicht. Isaak zat immers op Ezau’s terugkeer te wachten. Het contrast met de vraag die hij stelt als Ezau binnen komt lopen is groot: daar is slechts ‘Wie ben jij’ de vraag.

Voelen is het tweede belangrijke zintuig, in Jakobs tegensputtering komt zijn gebrek aan lichaamshaar ter sprake: ‘maar Ezau is toch helemaal behaard, terwijl ik juist een gladde huid heb. Misschien raakt vader me aan? […]’. We lezen dat Rebekka het vel van de bokjes over Jakobs handen en gladde nek schuift, om zo te voorkomen dat de aanraking hem niet zou verraden.

Ook geluid komt in dit hoofdstuk naar voren, Jakob spreekt vier keer tot Isaak wanneer hij voor hem staat. Drie keer voordat Isaak hem betwijfelt in vers 24, daarna lijkt Jakob het op een voorzichtige boeg te gooien. Slechts één woord antwoordt hij op de vraag ‘Ben je echt mijn zoon Ezau?’, een kort ‘Ja’ is het laatste wat Jakob nog uit zijn mond laat komen.

Geur heeft een dubbelzijdige rol in het hoofdstuk. Enerzijds pleit de tekst voor het feit dat Isaaks reukvermogen nog in prima staat verkeerde: na het ruiken van de kleding ontvangt Jakob de zegen (27:27). Anderzijds zijn de geuren van lamsvlees, wat Jakob zijn vader voorschotelt, en wildbraai, wat Ezau zou schieten, twee werelden apart. Niet alleen Jakob, maar ook de bokjes zijn incognito in dit verhaal.

Dit alles was geen normale situatie bij een sterfbed; normaal gesproken zouden alle zoons daarbij aanwezig zijn; ergens lijkt Isaak dus ook ruimte te bieden voor het bedrog. Isaak wilde wellicht alleen aan Ezau een zegen geven, de familiegeschiedenis die ons verteld wordt in de verhalen laat duidelijk zien dat Isaak een voorkeur geeft aan Ezau. Liefde gaat door de maag in dit geval.

Isaak houdt zich in elk geval niet aan de gebruikelijke normen door Ezau in zijn eentje bij hem te roepen. Rebekka heeft gehoord hoe Ezau als enige bij het ritueel wordt gevraagd, en kan het wellicht niet uitstaan dat Jakob hiervoor niet wordt uitgenodigd en dus een eigen zegen misloopt. De zegen die bij het sterfbed wordt uitgesproken, is cruciaal in Genesis: het is niet alleen een gebed voor de toekomst, maar het wordt een profetie die zeker vervuld zal worden. Hoewel de manier waarop Jakob aan zijn zegen komt dubieus kan worden opgevat, ontvangt hij een zegen die verdacht veel op de Abrahamitische zegen lijkt wanneer hij Paddan-Aram vertrekt (28:3-4).

De tekst in Genesis 27 spreekt niet direct een duidelijk oordeel uit over de acties van Rebekka en Jakob. De empathie lijkt in de tekst wel gewekt voor Ezau, waar Rebekka en Jakob listeriger worden neergezet. Toch wordt het gebeuren niet helemaal afgekeurd, en lijkt ook Isaak niet helemaal vlekkeloos en zonder schuld in zijn uitnodiging van alleen Ezau.

We lezen hier over een familie waarin een hoop gaande is en een hoop mogelijk. Zoals Harm van Grol ook al aanstipt in zijn bijdrage aan dit nummer; ironisch genoeg ontsnapt Jakob niet aan verdere ‘vermomming’ en kledingbedrog. Deze familie is niet de enige, noch de laatste familie in het bijbels narratief waarin er dynamische verhoudingen te vinden zijn.

Yanniek van der Schans is theoloog, gespecialiseerd in de taalkundige variatie in het Bijbels Hebreeuws, en daarnaast ook thuis in het filosofisch-theologische veld. In het dagelijks leven is zij werkzaam als studentpastoor bij de PKN, en staat ze voor de klas in Mijdrecht als docent Levensbeschouwing.

Literatuur:

– Sacks, Jonathan.Genesis.

– Che, N. C. (2018). Participants, Characters and Roles: A Text-Syntactic, Literary and Socioscientific Reading of Genesis 27-28.


Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken