Menu

Basis

Wachten op God met Simone Weil

Simone Weil

Bronnen: teksten van Simone Weil

Simone Weil was filosofe, lerares klassieke talen, politiek activiste en nog meer – een complex persoon. Vier teksten worden uitgelicht, over een godservaring, studeren, Gods liefde en vriendschap.

Wie is Simone Weil (1909-1943)? Zoals vaker bij mensen die door de tijd heen blijven inspireren, is die vraag niet eenduidig te beantwoorden; ze had zoveel verschillende kanten. Ze was filosofe, lerares klassieke talen, politiek activiste, een Joodse met omstreden ideeën over het jodendom, ongedoopt katholiek, ongebonden spiritueel en vergaand begaan met de gemarginaliseerden in onze samenleving. Een complex persoon dus, die dan ook uiteenlopende reacties opriep. Studiegenote Simone de Beauvoir zegt over haar: ‘Ik was jaloers op haar hart dat in staat was voor heel het universum te kloppen.’ Filosoof Raymond Aron is sceptischer: ‘Iemand die zo al het leed van de wereld op zich neemt, moet wel heilig willen worden.’ (Weil 1997, 15)

‘Ik was jaloers op haar hart dat in staat was voor heel het universum te kloppen’

Attente de Dieu

Simone Weil legde zichzelf de discipline op om dagelijks twee uur te schrijven. Dat resulteerde in veelal korte, soms aforistische aantekeningen waaruit haar denken gedestilleerd moet worden. Haar bekendste boek Wachten op God (vertaling van het postuum in 1950 uitgegeven Attente de Dieu) leest wat dat betreft gemakkelijker. Het bevat een aantal brieven en beschouwingen, merendeels gericht aan de dominicaanse geestelijke en vertrouwensman pater Perrin. Ik wil hier vier teksten uit 1942 uitlichten, die ze een jaar voordat ze stierf aan hem toevertrouwde bij haar door de oorlog noodgedwongen vertrek naar de Verenigde Staten: ‘Geestelijke autobiografie’, ‘Overwegingen over de goede manier van studeren bij het onderwijs’, ‘De liefde Gods en het ongeluk’ en ‘Vriendschap’ (citaten uit de bundel van 2020).

‘Het is mogelijk vast te houden aan de liefde van God te midden van het ongeluk’

Autobiografie

In haar geestelijke biografie onderscheidt Simone Weil ‘drie beslissende ontmoetingen met het katholicisme’ (38): het hartverscheurend droeve zingen van vissersvrouwen tijdens een processie op een Portugees strand, een bezoek aan een kleine Romaanse kapel in Assisi waarin ‘iets’ dat sterker is dan zijzelf haar op de knieën dwingt, en het volgen van vieringen in de Goede Week bij de benedictijnse monniken van de Sint-Pieter abdij in Solesmes:

In 1938 ben ik tien dagen in Solesmes geweest, waar ik van palmzondag tot de dinsdag na Pasen alle diensten heb gevolgd. Ik had verschrikkelijke hoofdpijn. Ieder geluid deed mij pijn. Toch was ik door een uiterste inspanning van mijn aandacht in staat buiten dit ellendige lichaam te treden, het op zichzelf te laten lijden, alleen gelaten en ineengedrongen in zijn hoekje, en intussen een zuivere en volmaakte vreugde te vinden in de ongekende schoonheid van de muziek en van de teksten. Deze ervaring heeft mij bij benadering beter doen begrijpen dat het mogelijk is vast te houden aan de liefde van God te midden van het ongeluk. Vanzelfsprekend is tijdens deze diensten de gedachte aan het lijden van Christus eens en voor altijd in mij doorgedrongen. (39)

Simone Weil leed haar leven lang aan ondragelijke hoofdpijnen. Door zich aandachtig en vasthoudend te richten op de gregoriaanse muziek en de teksten van de kloostervieringen rond Pasen wordt ze gegrepen door de liefde van Christus, die haar door het lijden heen vreugde geeft.

Aandacht zal op enig moment zijn vruchten afwerpen

Onorthodoxe docente

Simone Weil gaf les op verschillende middelbare scholen, in klassieke talen en filosofie. Ze was een onorthodoxe docente, die het belangrijker vond om haar leerlingen het vermogen tot aandacht aan te leren dan vakinhoudelijke kennis bij te brengen. Dat leverde haar menig conflict met inspectie en ouders op, maar haar studenten droegen ‘la Simone’ op handen:

Indien iemand met werkelijke aandacht probeert een wiskundesom op te lossen en na een uur nog geen stap is gevorderd, heeft hij toch iedere minuut van dat uur vorderingen gemaakt op een veel geheimenisvoller gebied. Zonder dat hij het voelt of weet, heeft deze kennelijk vruchteloze poging meer licht in zijn ziel gebracht. Hij zal de vrucht ervan eenmaal – véél later – in het gebed terugvinden, en bovendien op een gebied van het denken dat wellicht met de wiskunde niets te maken heeft. Misschien zal hij die deze vruchteloze poging heeft gedaan, juist hierdoor eens in staat zijn de schoonheid van een vers van Racine beter te verstaan. Maar dat het resultaat van deze poging in het gebed bespeurbaar moet zijn, dat leidt geen enkele twijfel. (74)

Aandachtig wachten is voor Weil hét fundament van geestelijk leven. Leerlingen bereiken er niets mee om krampachtig de spieren te spannen, maar moeten zich overgeven aan de ‘negatieve inspanning’ (78) die het geven van aandacht is. Dat zal, ongeacht het resultaat, op enig moment zijn vruchten afwerpen: in een gesprek met iemand die een luisterend oor nodig heeft of in het gebed.

Op dat ellendigste punt gaat de deur open en laat God zich liefdevol zien

Gods liefde

Gods afstand tot mensen is even groot als zijn liefde voor hen. In een neergaande beweging plaatst hij een zaadje in iemands hart en verdwijnt dan weer. Het is aan de aangeraakte om vanuit verlangen de weg omhoog te gaan, naar God toe. Dat is een pijnlijke weg waarbij van alles en iedereen moet worden afgezien:

Men kan het bestaan van het ongeluk alleen aanvaarden als men het interpreteert als <afstand>. – God schiep de wereld uit en door liefde. God heeft niets anders geschapen dan de liefde zelf en de middelen om liefde mogelijk te maken. Hij schiep alle vormen van liefde. Hij schiep, zo ver mogelijk van Hem verwijderd, wezens die in staat waren lief te hebben. Zelfs heeft hij, omdat niemand anders dat kon doen, zich naar het verste punt begeven, hetgeen oneindig ver van Hem verwijderd is. Deze afstand tussen God en God, hoogste en onvergelijkelijke smart, wonder van liefde, dat is het kruis. (89)

De mens staat voor een deur en wacht totdat hij of zij niet meer kan en wil opgeven. Op dat diepste en ellendigste punt gaat de deur open en laat God zich liefdevol zien, net als bij de verheerlijking van Christus aan het kruis.

Eén willen worden met een vriend is uit den boze

Vriendschap

Simone Weils vrienden waren vooral geestelijken, zoals pater Perrin. Het verhaal gaat dat ze geen gemakkelijke vrouw in de omgang was. Ze kon lang uitweiden over een onderwerp dat haar interesse had en daarbij haar gehoor vergeten. Aan de andere kant verlangde ze waarachtig naar echte vriendschappen en dacht daarover na:

Er ligt een smet op iedere vriendschap waarin, al is het maar voor een ogenblik, de noodzaak het wint van de wens bij elkaar het vermogen tot vrijwillige instemming te eerbiedigen. In al het menselijke is de noodzaak het beginsel van alle onzuiverheid. Elke vriendschap is onzuiver, wanneer er slechts een zweem van verlangen wordt gevonden om te behagen dan wel zelf naar de ogen gezien te worden. In een volmaakte vriendschap zijn beide verlangens volkomen afwezig. De twee vrienden aanvaarden het dat ze niet één worden, maar elk op zichzelf blijven; zij respecteren de ruimte die tussen hen bestaat, omdat zij nu eenmaal twee afzonderlijke schepsels zijn. De mens heeft alleen het recht om rechtstreeks met God één te willen zijn. (170-171)

Je mag een vriend of vriendin dan nog zo nodig hebben, één willen worden is uit den boze. Altijd moet er tussen vrienden een bepaalde afstand blijven bestaan. Simone Weil spreekt van onzuiverheid als de vrijheid van een vriend of vriendin niet geëerbiedigd wordt. Het respecteren van ieders autonomie gaat bij haar voor al het andere.

Barbara Zwaan is theoloog, werkzaam als geestelijk verzorger en docent. Ze is redacteur van Herademing.

Literatuur

Simone Weil, Wachten op God. Utrecht, Erven J. Bijleveld, 1997.

Simone Weil, Wachten op God. Utrecht, Erven J. Bijleveld, 2020.


Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken