Bijschrift
De maskerwinkel
Schrift heeft deze keer als thema: ‘Incognito’ en gaat over mensen in de Bijbel die even niet herkend worden of herkend willen worden. De centrale vraag daarbij is dan altijd: wie ben jij? Natuurlijk komt die vraag ook talloze malen en in heel verschillende situaties op buiten de Bijbel en dit schilderij spreekt daarbij boekdelen.
Maar eerst nog een opmerking vooraf. Als wij vragen wie iemand is, dan kan het zijn dat zijn of haar naam wordt genoemd, maar heel vaak is het antwoord wat hij of zij is. Die? O, dat is de timmerman, of o, dat is de lerares. Je kunt het antwoord wel uitbreiden, bijvoorbeeld door te zeggen dat is de lerares die ook nog eens mooi piano kan spelen en dat zij ook nog een goede moeder is die ook nog hard kan fietsen – maar het antwoord op de wie-vraag is meestal toch een wat-antwoord.
Als iemand zich anders voor wil doen dan wie hij of zij is, dan kan een masker heel handig zijn. Wie toont zijn ware gezicht? En dan ook nog: wanneer of waarom? Aan die vragen raakt, zoals gezegd, dit schilderij ‘Boutique de Masques’ (De maskerwinkel) van Eugène Verdyen, een Vlaamse kunstenaar die geboren is in 1836 en overleden in 1903. Deze Verdyen is wel de vader van de luministen genoemd en ook voorloper van het impressionisme, maar dat heeft niet kunnen voorkomen dat hij eigenlijk een vergeten schilder is. Hoe het ook zij, dit schilderij van hem uit 1876 fascineert en geeft, nog los van de vraag of het bijzonder is en of je het wel of niet mooi vindt, te denken.
We zien een wat donkere straatscène, met op de hoek van twee straten een winkelpand met een grote etalage. Buiten schemert het al, maar de etalage, vol met kleurige maskers, verspreidt het meeste licht. In de wat sombere omgeving zijn de maskers kleurrijk en aantrekkelijk. Twee goedgeklede kinderen, voor de toeschouwer links in beeld, vergapen zich aan de ruime keuze die voorhanden is. Je kunt een masker kiezen dat moet verbergen wie je echt bent, of een masker dat juist moet tonen wie je graag (even) zou willen zijn.
Ik herinner me dat ik als kind van mijn opa en oma een cowboypakje kreeg, waarin ik apetrots rondliep omdat ik het geweldig vond om even een koiboi (zo zei ik dat toen) te zijn. Toen ik dat pakje ook naar school aan wilde, heeft mijn moeder zich daar heftig tegen verzet, maar dit terzijde.
Voor de kinderen op dit schilderij lijkt er nog wat te kiezen, maar dat geldt helaas niet voor de andere personen die we zien.
Centraal op het schilderij staat een gebogen vrouw met een zak op haar rug. Zij kijkt niet naar de maskers, maar naar de kinderen. Tegenwoordig zouden wij deze vrouw een ‘shopping-bag-lady’ noemen: een dakloze die haar hele hebben en houden in een zak of boodschappentas met zich meezeult.
Kennelijk heeft ze, snel graaiend, net nog iets te eten gezocht in de kist vol afval die voor haar staat en zo te zien zijn daarbij lege mosselschelpen in de goot beland. Als deze vrouw al een masker op zou willen of kunnen zetten, dan helpt dat haar niet. Ze is en blijft een ‘shopping-bag-lady’: een arme donder.
Om de hoek, voor de toeschouwer rechts, zien we ook nog twee mannen in beeld komen. De een ondersteunt de ander die ladderzat nog probeert overeind te blijven en verder te komen. Ik neem aan dat de ondersteunende man ook heeft gedronken, maar dan toch minder. Bij deze twee zou een masker ook al niet helpen. Ze blijven beschonken en dat kun je zien – of je ze nou zatlap of zuipschuit noemt.
Voor de vrouw en de mannen op het schilderij valt er niets te kiezen. Ze zijn wat ze zijn en daarom voor de ogen van de buitenwereld ook wie ze zijn. Een arme of een dronkenlap.
Wie o wie zal toch in staat en bereid zijn om daardoor heen te kijken? Wie o wie beseft dat een ander altijd meer is dan wie hij of zij lijkt te zijn? Of het nou met of zonder masker is…
Gerard van Broekhuizen is theoloog en kunstenaar.