Het vlamt onverwachts op en waait weer heen
Waarom wordt rood als liturgische kleur zo spaarzaam gebruikt? Zouden onze kerken niet vaker en meer rood mogen kleuren? Predikant Fulco Timmers legt deze vraag voor aan collega Oane Reitsma, tevens beleidsmedewerker eredienst in de Dienstenorganisatie.
Fulco Timmers
Voor ik tot mijn hoofdvraag kom, neem ik een kleine aanloop aan de hand van een oecumenische ervaring. In een van de kerken waar ik gewerkt heb, was er een intensieve samenwerking met een parochie. We deelden het kerkgebouw en de kerkzaal.
Op enig moment werden vanuit de parochie de liturgische touwtjes wat strakker aangetrokken en ontstond er discussie over de paaskaars. In de rooms-katholieke traditie brandt die na de vijftig dagen tussen Pasen en Pinksteren niet meer standaard elke zondag. In de Protestantse Kerk is, na de herintroductie van de paaskaars, de traditie gegroeid om deze wel elke zondag te laten branden.
Uit de discussie die volgde, is me iets bijgebleven dat me bij mijn vraag brengt: waarom ruilen we na Pinksteren het liturgisch rood van dat feest zo snel in voor groen?
Oane Reitsma
Los van de vraag of wij vanuit protestants Nederland een traditie in de wereldwijde oecumene zomaar zouden kunnen wijzigen – en onszelf daarvan losmaken door, zoals het protestantisme wel vaker doet, een eigen invulling aan een traditie te geven, wat voor mij geen optie is – vind ik je pleidooi sympathiek.
Ik zou ervoor pleiten speelser om te gaan met het gebruik van liturgische kleuren als daar inhoudelijk aanleiding toe is. De eredienst is principieel een creatief gebeuren en symbolen mogen daarin niet stollen tot onwrikbare gewoontes.
Toch plaats ik een theologische en een ritueel-symbolische kanttekening. Dat de kleur groen, wellicht mede door de aanduiding ‘zondagen door het jaar’ de associatie van ‘gewoon’ heeft gekregen, is jammer. Het is mijns inziens niet zo dat groen een verlegenheidskleur is als de andere kleuren zich niet op de voorgrond dringen. Ook de groene tijd is een tijd met een nadrukkelijk eigen karakter.
Dat kerkelijke activiteiten door onze hedendaagse vakantiecultuur op een laag pitje staan in de liturgisch groene tijden, moge zo zijn. Maar juist die tijden moeten gevuld worden met doorzettingsvermogen en kracht tot groeien in de luwte.
De groene zondagen hebben een nadrukkelijk eigen karakter
Mijn theologische kanttekening is dat rood niet alleen kleur van de geestkracht is, maar tegelijkertijd ook altijd van het martelarenbloed. Dus precies zoals je stelt gaat het om de aanvuring door de Geest maar ook om de navolging van Christus. Nooit is een van die twee aspecten niet aanwezig. Het is daarmee een ‘veeleisende’ en intense, bijna overweldigende kleur.
De ritueel-symbolische kanttekening vloeit daaruit voort. Rood als liturgische kleur vlamt steeds heel kort op: met Pinksteren, bij bevestiging ambtsdragers en bij de gedachtenis van martelaren zoals Stefanus op 26 december. Het is ook een van de weinige momenten waarop de kleur meteen de volgende dag weer terugschiet naar ‘regulier’. Hetzelfde gebeurt bij de kleur roze op de zondagen Laetare en Gaudete, en bij Trinitatis. In alle andere gevallen blijft de kleur van de zondag de rest van de week hangen. Maar rood vlamt onverwachts op, als de Geest, en waait weer heen. Die symbolische kracht ben je kwijt wanneer je rood een eigen periode geeft. Het dynamische symbool wordt daarmee statisch.
Ik doe een tegenvoorstel: rood kan vaker onverwachts opvlammen als daar een inhoudelijke reden toe is (gemeentezondag, startzondag, schriftlezing uit Handelingen enz.). We kunnen sowieso met alle kleuren veel speelser omgaan. Maar een kleur is slechts buitenkant, een uiting van de inhoud. Volgens mij ben jij op zoek naar een nadere inhoudelijke lading van het groen in de zomertijd.
Fulco Timmers
Je theologische en ritueel-symbolische kanttekeningen zijn verhelderend! Misschien dat ik inderdaad meer op zoek ben naar een inhoudelijke lading van het groen in de zomertijd. Ik vond in het Dienstboek als toelichting bij deze kleur, dat zij staat voor groei. Die gedachte sluit goed aan bij je theologische kanttekening, dat bij groene zondagen doorzettingsvermogen en kracht tot groei horen, ook in de luwe zomertijd.
Misschien dat het spreken over ‘gewone’ zondagen mij daarom niet helpt. De kleur groen krijgt daarmee de lading de standaardkleur te zijn, waar in bepaalde periodes van het kerkelijk jaar van afgeweken wordt. Maar eigenlijk duidt ook groen een eigen periode in het kerkelijk jaar aan: de periode dus na Pinksteren tot Advent en tussen Epifanie en Veertigdagen. Dat zijn uitgebreide periodes waarin het mag gaan om en over groeien in geloof. Eigenlijk precies waar ik naar zoek met mijn pleidooi voor langer vasthouden aan de kleur rood.
Maar laat ik me niet te snel gewonnen geven. Rood is intens, schrijf je, overweldigend bijna. Vandaar dat we er niet te scheutig mee willen zijn. Maar waarom niet? Waarom niet toch die intense kleur toepassen in die lange periode waarin we ons in de kerk richten op de navolging van Christus? Dat mag dan inderdaad navolging in alle facetten zijn, inclusief het martelaarschap.
Dat martelaarschap, zo begrijp ik uit de traditie, moet niet actief gezocht worden maar wel aanvaard, op het moment dat het navolgen van Christus botst met wat ‘de wereld’ vraagt of op wil leggen. En ja, dat alles is intens. Maar waarom zouden we daarvan wegblijven?
Waar kan ik mijn aanvraag voor ander kleurgebruik indienen?
Dat het dynamische statisch zou worden, maak ik niet zo mee. Gebeurt dat niet evengoed wanneer we er, zoals nu, gedoseerd mee omgaan? Als in: Pinksteren is rood, nu weten we dat wel. Zouden we het laten opvlammen niet kunnen laten gebeuren door twee tinten rood te gebruiken: één voor het geheel van de periode en bijvoorbeeld een dieper rood bij de bijzondere gelegenheden? Dan het argument dat we op deze manier, zoals je terecht opmerkt op traditioneel protestantse eigen wijze, ons losmaken van de oecumene. Bij dit punt vroeg ik me af: stel dat je zoiets als het kleurgebruik in oecumenisch verband wil aanpassen, hoe gaat dat dan in zijn werk? De kleuren zoals we ze nu gebruiken, zijn ook niet door de hemel verordonneerd. Hoe komt zoiets tot stand? Waar kan ik zogezegd mijn aanvraag voor ander kleurgebruik indienen?
Oane Reitsma
Waar je je verzoek kunt indienen? Bij de Congregatie voor de Goddelijke Eredienst van de Heilige Stoel in Rome, bij de Liturgical Commission van de Anglicaanse Kerk, de Lutherse Wereldfederatie en wellicht de commissie eredienst van de Wereldraad van Kerken, om maar een paar grote spelers te noemen.
Liturgische kleuren zijn bijzaak
Al geef ik grif toe dat het ons protestanten niet zo ligt om top-down te beginnen. Dus dan toch maar zelf. Een goed idee vindt vast zijn weg in de liturgische wereld. Nu moet iedere traditie ooit een keer ergens begonnen zijn. Zij is inderdaad niet statisch en nodigt uit om voortdurend speels ermee om te gaan, zonder de basisuitgangspunten aan te tasten.
Waarom vind ik die basisuitgangspunten belangrijk? Omdat ieder symbool op een zekere consensus moet berusten, omdat bij willekeurig gebruik van symbolische kleuren een gedeeld begrip van de achterliggende betekenis verdwijnt.
Opvallend genoeg gaat juist het allereerste van de veertig Werkboekjes voor de Eredienst, Kleur en kleed van Peter Hoogstrate uit 1987, over dit thema. Daarin leren we dat de huidige praktijk van kleuren ooit is gestandaardiseerd vanuit allerlei verschillende lokale en regionale tradities. Omdat een wereldkerk op een gegeven moment om eenheid vroeg.
Je suggestie om kleurnuances te gebruiken is een mooie. Feitelijk bestaat dat al, hoewel dat er grotendeels weer uitgeslopen is, waarschijnlijk omdat veel kerken ‘maar’ vier kleuren antependia en stolae in bezit hebben. Roze voor zondag Laetare (veertigdagen IV) en zondag Gaudete (advent III) is wel hier en daar teruggekomen. Daarbij gaat het dan ook echt om zachtroze (het Engelse rose, niet het felgekleurde pink) als lichtere variant van paars. Er is echter meer mogelijk. Zo is er blauw voor Maria-feestdagen, hoewel dat voor protestanten een hele stap kan zijn. Maar wat te denken van zwart voor Goede Vrijdag, als donkerder-dan-paars, of goud voor Pasen, als lichter-dan-wit?
Dit soort variatie is echter amper tot geen praktijk in de protestantse kerken. Daar liggen echt nog kansen, zoals die er ook liggen bij het gebruik van kleuren in de verlichting in een eigentijds vormgegeven kerkzaal of op de beamerschermen in plaats van alleen maar op de traditionele kleden. Ik pleit dan wel voor een gebruik op basis van en in lijn met de traditie. Een verrijking ervan, zogezegd, en niet in tegenspraak ermee of zomaar een geheel nieuwe traditie. Want liturgische kleuren zijn bijzaak, een symbolische onderstreping van een inhoudelijke focus. Wordt het een thema op zichzelf, dan leidt het eerder af dan dat het de liturgische beleving intensiveert. Maar dieprood voor bijzondere dagen? Dat mag wat mij betreft uitbundig felrood zijn!
Fulco Timmers werkte onder meer als gemeentepredikant en programmaleider bij de PKN.