Menu

Basis

‘Ik geloof niks meer… maar blijf wel lid van de kerk’

Man zittend in de kerkbanken
(Beeld: cyano66, via iStock)

Geloof en kerklid zijn, gaan meestal samen op, maar niet altijd. Wie niet meer gelooft, zegt z’n lidmaatschap op. Maar niét geloven en tóch lid zijn en blijven…? Of: geen lid (meer) zijn, maar wél zeggen te geloven…? Hoe loopt het in een gesprek als zulke gedachten en wensen aan de orde komen?

Casus

Peter woont nog steeds in het dorp waar hij is geboren en opgevoed. Hij is afkomstig uit een protestants nest. Het gezin ging iedere zondag naar de kerk. Peter bezocht een christelijke lagere en middelbare school. Tijdens zijn studie woonde hij een aantal jaren in een grote stad aan de andere kant van het land. Peter is inmiddels 45 jaar, woont samen met zijn vrouw Tineke en drie tieners. Peter is actief bij de plaatselijke voetbalvereniging en heeft een groot sociaal netwerk in het dorp.

Anneke, de wijkouderling zag Peters naam voorbijkomen in het adressenbestand en maakte dus een afspraak voor een bezoek. Beiden kennen elkaar uit het dorp. Als de koffie is ingeschonken steekt Peter direct van wal: ‘Anneke, ik vind het gezellig dat je hier een ‘bakje koffie’ komt drinken. Maar wil je in de kerkelijke papieren zetten, dat ik geen bezoek vanuit de kerk hoef, dat ik niet betrokken ben want ik geloof niks en dat ik wel mijn kerkelijke bijdrage wil betalen?’ ‘Oké,’ zegt Anneke, ‘duidelijkheid boven alles, maar waarom blijf je lid als je niks gelooft?’

Peter zegt: ‘Ik zie de kerk als een goed doel en dat wil ik wel ondersteunen. Ik ben er opgevoed, dus wie ik ben, heb ik mede aan de kerk te danken. En ik zie dat ze goed naar mijn ouder wordende moeder omzien. En de kerk heeft voor een prachtige uitvaart van mijn vader gezorgd. Daar ben ik de kerk dankbaar voor. Maar ‘geloven…?… ik heb het geprobeerd, maar ik kan het niet, ik voel het niet, ik snap het niet en het lukt me gewoon niet. Ik mis er niks aan, ik vind het mooi voor anderen als ze er wat aan hebben, maar zelf wil en kan ik niet veinzen.’

… belangstelling tonen door je in te leven en nog wat dieper door te vragen

Hier stopt de ‘casus’. We horen niet meer hoe ouderling Anneke op het hele betoog van Peter reageert. Ik zou er best benieuwd naar zijn geweest, want ze krijgt in een paar zinnen nogal wat over zich heen. Inderdaad dat is fijn: duidelijkheid boven alles. Maar laat je het daarbij als ouderling of bezoekmedewerkster, of probeer je in het vervolg van het gesprek belangstelling of interesse te tonen door je in te leven en nog wat dieper door te vragen op dat wat je hoorde? De koffie is immers toch nog niet op en je bent er nu.

Waardering voor de kerk

Peter heeft geen vervelende geschiedenis met de kerk. Integendeel, hij geeft aan dat zijn christelijke opvoeding en/of de kerk hem gevormd hebben tot wie hij nu is geworden. Dat is wel opvallend. Zogezegd klinkt het alsof hij daar blij mee is. Anneke zou kunnen vragen naar het ‘wat’ en ‘hoe’ van die opvoeding ofwel vorming en waarom Peter dát nou juist noemt? Wat was daar het specifieke aan? Welke waarden komen daar voor Peter bij om de hoek kijken? Wat heeft hij daaraan in het gewone alledaagse leven? Is dat iets wat hij ook voor zijn eigen tienerkinderen van belang vindt of zullen zij dit gaan missen? En hoe en op welke manier leren zij die waarden dan? Zomaar wat vragen die bij me opkomen. Dat zou al een mooi gesprek zijn.

Peter geeft ook aan dat er goed naar zijn moeder omgezien wordt en dat hij terugziet op een mooi en waardig afscheid van zijn vader. Zou dat een, wellicht ook wat veiliger, invalshoek voor het gesprek kunnen zijn? Hoe gaat het met zijn moeder en wat waardeert hij in de zorg voor zijn moeder? Of: hoelang geleden is zijn vader gestorven, en wat maakt dat hij goed op die dagen en de rol van de kerk en de gemeenschap terugkijkt? Wat heeft dat voor Peter zelf betekend in het proces van afscheid nemen en weer de draad van je leven oppakken? En is dat ook een reden voor Peter om de kerk nu te noemen als één van zijn goede doelen om te ondersteunen? Ook dit zou een verdiepend gesprek kunnen zijn. Trouwens, so wie so interessant, dat de kerk ‘een goed doel’ genoemd wordt, want meestal komt de kerk op het lijstje van goede doelen niet voor.

Geloven lukt gewoon niet…

De laatste zin blijft bij mij wel haken. Peter geeft aan dat hij geprobeerd heeft om te geloven, maar het lukt hem gewoonweg niet. Hier spreekt iemand die het geloof niet weggooit of onverschillig is, respect heeft, maar er zelf niet bij kan komen, het niet kan voelen. Kun je daar nog verder over praten of lukt dat vanwege de genoemde reden daarom niet?

Hierover een gesprek voeren is teer en even kostbaar als kwetsbaar. Dat vereist wel een bepaalde sfeer en gevoeligheid van twee kanten. Maar mocht die ruimte er zijn, dan zou je je voor kunnen stellen dat daardoor beide gesprekspartners in de spiegel gaan kijken. Wat voel ik of wat voel ik niet? Kun je me dat eens duidelijk maken? Wat ervaar ik, wanneer of wat ervaar ik niet? Kun je daar voorbeelden bij noemen? Wat is (on)geloof voor jou en voor mij? Wat is voor jou of voor mij betekenisvol leven?

Een dergelijk gesprek kan je bij de essentie van leven en geloven brengen

Ook hier helpt het om te zoeken naar en te delen in ervaringen, voorbeelden, gebeurtenissen in het dorp en in de samenleving, verhalen, wereldse muziek en liturgische teksten of liederen, gedachten, gesprekken, omgangsvormen tussen mensen. Het is misschien wel even lastig om te vertellen wat niet-geloven is als wat wel-geloven is, of ligt het heel dicht bij elkaar? Een dergelijk gesprek kan je bij de essentie van leven en geloven brengen. Wat is de grond waarop ik sta? Wat is de grond waarop wij staan? Welke relaties zijn daarbij belangrijk en waarom? Heeft het dorp daar als samenleving en heeft de kerk daar als gemeenschap mee te maken? Wat doet bijv. in Peters situatie de voetbalvereniging en wat doet de kerk? Hoe dan en op welke manier? Wat zouden zij met elkaar kunnen delen? Is dat een heel verschillend terrein of ligt dat misschien wel heel dicht bij elkaar? Wat wil je met elkaar delen en wat wil je doorgeven (bijv. aan je tienerkinderen) en hoe doe je dat? Peter is een positieve gesprekspartner en mocht een dergelijk gesprek van de grond komen dan wordt er vast en zeker nog wel een kopje koffie ingeschonken. Want je bent nu over en weer niet zomaar uitgepraat. Het gaat immers over hoe wij in het leven staan. Daarin zijn wij allemaal zoekend, en wat mooi om vindplaatsen te delen. Alleen al dat gesprek proberen te voeren, is zinvol.

Meestal komt de kerk op het lijstje van goede doelen niet voor…

Ingeschreven staan

De keuze van Peter om bewust ingeschreven te blijven, terwijl je er zelf niets (meer) mee hebt, is best bijzonder. Meestal laten mensen zoals Peter zich uitschrijven of is hun inschrijving in de slaapstand komen te staan of in de vergetelheid geraakt. Als bezoek(st)er namens de kerk kun je ook vaak het omgekeerde tegenkomen: ‘Ik geloof wel, maar heb niets met de kerk en laat me uitschrijven’. Het zou best eens kunnen zijn dat er een vergelijkbaar gesprek gevoerd zou kunnen worden.

Een dergelijk gesprek hoeft natuurlijk helemaal niet afgesloten te worden met een gedicht, lied of tekst. Wellicht liever niet. Dat zou misschien wat al te stichtelijk over kunnen komen en daarom jammer. Het gesprek is waardevol in zichzelf.

Maar misschien voor jezelf: ter overweging.

Mathilde de Graaff is als predikant verbonden aan de Protestantse Gemeente ET-10 op Terschelling. Zij is lid van de redactie van Ouderlingenblad.


Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken