Naar Gods beeld: mannelijk en vrouwelijk
Lezingen: Genesis 1:26-2:3, Psalm 8, Mattheüs 19:1-12

Wij kennen allemaal het scheppingsverhaal, toch? ‘God schiep Adam en Eva en zei: “Gaat heen en vermenigvuldigt u.”’ Een dergelijke versimpeling én verhaspeling van de Schrift zorgt tot op de dag van vandaag voor veel ellende, vooral voor hen die niet in ‘het plaatje’ passen.
Het Goede Nieuws is echter dat dit er helemaal niet staat. Bovendien zijn er in de Bijbel sowieso ten minste twee scheppingsverhalen, en die zijn bepaald niet hetzelfde. Ze staan náást elkaar: Genesis 1, waaruit wij zojuist lazen, en daarnaast Genesis 2 over Adam en Eva. Dit tweede verhaal weerspiegelt de algemene praktijk waarin een man en een vrouw in liefde elkaar zo aanvullen, dat zij met elkaar een levenslange verbintenis aangaan en kinderen voortbrengen – ‘zoals het hoort’. JHWH zegent hen en zij leefden nog lang en gelukkig – nou ja, min of meer dan. Gelukkig maar!
Ook het eerste scheppingsverhaal gaat over lang en gelukkig; God heeft de mens gezegend, omdat Hij zag dat het zeer goed was (Genesis 1:28, 31). Toch is in het eerste scheppingsverhaal de visie op de mens ‘ietsje’ anders. Want in Genesis 2 is karakteristiek voor de mens dat deze uit het stof van de aarde (adamah) genomen is; de mens is een aardling, een adam (Genesis 2:7). In het scheppingsverhaal van Genesis 1 wordt echter als bijzonder kenmerk genoemd dat de mens naar Gods beeld is geschapen. Hierop ligt nadruk, want het wordt herhaald: God schiep de mens, naar Zijn beeld; naar het beeld van God schiep Hij hem (Genesis 1:27). In het Hebreeuws gaat het hier om de nabijheid van God en mens, in het Grieks (de joodse vertaling, de Septuaginta) en het Latijn (de christelijke vertaling, de Vulgaat) wordt eerder richting uitgedrukt: God heeft de mens naar Zich toe geschapen. Beide beelden in dit scheppingsverhaal spreken mij gelovig zeer aan: wij zijn nauw met God verbonden; als mens zijn wij dicht bij God en op weg naar God toe (Deuteronomium 4:7, Lukas 15:20, 1 Kortintiërs 8:6, et cetera).
In Genesis 2 is het JHWH Die schept. In Genesis 1 is het ‘God’. Het Hebreeuwse woord dat voor God wordt gebruikt is meervoud. De vroege christenen zien hier al de Drie-eenheid in: voor ons dus geen probleem, zogezegd. Daarbij is het opmerkelijk dat de mens enkelvoud is. God, meervoud, schiep de mens, enkelvoud – en niet andersom!
Toch vinden wij vervolgens ook meervoudigheid in die mens: de mens is namelijk mannelijk en vrouwelijk. Hier is nota bene geen sprake van man en vrouw (zoals onder andere de Statenvertaling en de Willibrordvertaling 1975 vermelden), maar van ‘de mens’ die naar Gods beeld mannelijk en vrouwelijk is (Genesis 1:27). De mens heeft mannelijke en vrouwelijke aspecten. Natuurlijk is dit waar voor de geslachtelijkheid; die is uiterlijk zichtbaar. Maar er zijn daarnaast ook andere menselijke eigenschappen, zoals de hormonen en ook het karakter, de manieren van denken en voelen, seksualiteit enzovoorts.
God zegende deze mens (Genesis 1:28) zoals Hij de mens heeft gemaakt in al diens mannelijkheid en vrouwelijkheid. God zegent de mens, omdat deze mens een goede schepping is, zeer goed zelfs! (Genesis 1:31)
Nu zou je kunnen zeggen dat de daaropvolgende opdrachten van God toch duidelijk slaan op mannen en vrouwen: ‘Weest vruchtbaar en wordt talrijk, vervult de aarde’ (Genesis 1:28), in het meervoud. Het lijkt op het eerste gezicht misschien ook dat God hier drie keer hetzelfde zegt. Gods opdracht geldt inderdaad óók voor mannen en vrouwen, maar niet uitsluitend. Zeker, de tweede opdracht heeft duidelijk betrekking op de voortplanting: wordt talrijk! Echter, de eerste opdracht ‘Weest vruchtbaar (of: groeit)!’, heeft zowel in de Hebreeuwse, Griekse als Latijnse bewoording meerdere betekenissen. Denk maar aan Christus’ uitspraak over het voortbrengen van rijke vrucht: 30-, 60- en 100-voudig (Mattheüs 13:23); daar gaat vruchtbaarheid echt niet over het krijgen van kinderen!
Hetzelfde geldt voor de derde opdracht: ‘Vervult de aarde’; dit kan worden gezien als het vullen qua aantal. Maar vervullen betekent in de Schrift ook: tot voltooiing brengen (bijvoorbeeld Habakuk 2:14 cf. het vervullen van de mens in Filippenzen 1:10 en Kolossenzen 2:10). Kortom, om te groeien en goede vruchten voort te brengen van geloof, hoop en liefde, om de aarde tot voltooiing te brengen en om de wil van God te vervullen, hoef je niet per se met iemand van het andere geslacht samen te zijn.
Dat scheppingsverhaal in Genesis 1 geeft dus welbeschouwd iedere mens de ruimte om volledig mens te zijn. Voor het aangezicht van God zijn er diverse mogelijkheden om onze ingeschapen mannelijkheid en vrouwelijkheid, waarmee God de mens geschapen heeft, verder te ontplooien en om zo als mens te groeien.
Nu is één verhaal uit alleen het Oude Testament – zeker voor christenen – wel een wat smalle basis om op voort te bouwen. Daarom is het goed om te ontdekken dat in het Evangelie Christus spreekt over mannen (in die cultuur toentertijd een logische optiek) die niet huwen met een vrouw. Christus doet dit precies daar waar Hij refereert aan Genesis 2, in het kader van het huwelijk tussen man en vrouw (Mattheüs 19:5 cf. Genesis 2:24). We lazen deze tekst zojuist.
Christus noemt in dit kader drie categorieën mannen die geen vrouw huwen (Mattheüs 19:12). Hij noemt ze alle drie eunuchen. Dit zijn mannen die gecastreerd zijn. In die tijd werden slaven wel tot eunuch gemaakt; zo vormden zij geen bedreiging voor de vrouwen in het huis van hun meester. Afschuwelijk, maar waar. Dit is de tweede categorie die Christus noemt: ‘eunuchen die door de mensen zo gemaakt zijn’. De derde categorie is de groep mannen die vrijwillig celibatair leeft omwille van een hoger doel, te weten het Koninkrijk der Hemelen. De eerste categorie heet evenwel ‘eunuchen die zo uit de moederschoot geboren zijn’. Deze formulering is raar, want – er zijn uitzonderingen, maar – er is geen categorie mannen die zonder testikels worden geboren. Wie zou Hij met deze ‘poëtische’ beschrijving bedoelen?
De nadruk in het evangelie ligt op de derde categorie; Christus wil vooral iets zeggen over de mannen die zich, zoals de apostelen, in antwoord op Gods roeping volledig willen wijden aan God en daarom leven als waren zij eunuchen: zij zien af van vrouw en kinderen (cf. in het jodendom de Essenen). Maar Christus noemt dus ook twee andere groepen: de eunuchen in de letterlijke zin van het woord en als eersten zij ‘die zo geboren zijn’. Omdat in sommige vertalingen het woord eunuch met ‘onhuwbare’ wordt vertaald, vatten sommigen de eerstgenoemden op als gehandicapten, ‘the undateables’. Maar dan haal je wel het seksuele eruit, dat toch duidelijk in het woord eunuch vervat is.
Is het ver gezocht om te veronderstellen dat Christus hier doelt op wat tegenwoordig de LHBTQIA+-gemeenschap heet? We vinden hen echt niet alleen in de Griekse en Romeinse culturen, ook de Rabbijnen schrijven over mannen die ‘van de zon af gecastreerd zijn’ (sijis ghammáh) en ze worden in de Rabbijnse literatuur beschreven als onmanlijke of niet-stoere mannen.

Christus noemt hen vandaag in het evangelie, als een feitelijkheid, a matter of fact: geen enkele veroordeling of aanmerking zelfs (cf. Lukas 7:1-6a). Sterker nog, je zou kunnen zeggen: Christus ziet hen, ‘eunuchen van categorie één’; zij vormen een volwaardige categorie mensen, náást de andere: naast man-en-vrouw (Mattheüs 19:1-9), naast de gemarginaliseerde slaven (cf. Handelingen 8:26-39) en naast degenen die bewust celibatair leven! (Mattheüs 19:10-12). Ze zijn er en ze mogen er gewoon zijn, volwaardig! In navolging van Christus moeten zij niet (uit schaamte of afschuw) veronachtzaamd, maar worden gezien! In navolging van Christus moeten zij niet doodgezwegen, maar juist worden genoemd! In de joodse traditie van toen werden zij weliswaar gemarginaliseerd (Deuteronomium 23:2), maar Hij wil evengoed voor hen de Goede Herder zijn! (cf. Johannes 10:16) In Gods Naam krijgen zij een volwaardige plaats in het Volk van God! (cf. Jesaja 56:3b-5, Lukas 7:9)
Laten wij vieren dat iedere mens, dat ieder van ons geschapen is naar Gods beeld en gelijkenis: mannelijk en vrouwelijk. Past het voor menigeen niet helemaal in ‘het plaatje’? God kan er niet nerveus van worden. Want God, de Schepper, JHWH, herkent zich in ieder van ons en is ieder van ons nabij. Allen zijn wij immers van God afkomstig en op weg gezet naar God toe (exitus – reditus). En niemand valt, of hij/zij valt in Gods hand (cf. Psalm 91:11v, Wijsheid 3:1, Lukas 15:1-24, Johannes 10:29).
Zo lezen wij de Bijbel als Heilige Schrift en als Goed Nieuws van Godswege: met ontdekkingen en inzichten die voor ons nieuw zijn en – mij in ieder geval – versteld kunnen doen staan (cf. Psalm 8).
Inderdaad, ‘niet allen begrijpen dat woord, alleen wie het gegeven is’ (Mattheüs 19:11). Jezus Christus voedt ons aan Zijn tafel met Zijn woord, brood en wijn en maakt ons één. Mogen wij zo geïnspireerd worden met wijsheid en inzicht, met geloof, hoop en liefde over de grenzen heen die wij onszelf en elkaar opleggen; dat wij leven in Zijn Geest – omwille van ons welzijn en omwille van ons heil. Amen.
Pater Dr. Mark-Robin Hoogland heeft een doctoraat in de systematische theologie. Hij is gastdocent van de Katholieke Theologische Universiteit in Chicago, verbonden met het Thomas Instituut en lid van de Adviesraad van de Radboud Universiteit.