Ontplooi je als individu, maar onttrek je niet aan de gemeenschap
![Spiritualiteit [2;1]](https://www.theologie.nl/app/uploads/2021/10/Spiritualiteit-21-1140x570.png)
Beeldmeditatie over ‘samen en alleen’ in het jodendom
Het is goed om tot jezelf te komen, maar pas samen met anderen kom je tot je recht. Shoshannah Brombacher licht dit idee toe met enkele voorbeelden uit het jodendom en met een kunstwerk van haar hand.
Er zijn mensen die graag alles samen doen en zij die het liefst alleen zijn of alleen werken. Van beide typen zijn mooie en minder mooie voorbeelden voorhanden. Wat is nu eigenlijke beter? Dat moet u in veel gevallen zelf weten, maar het is leuk om te kijken wat de Chassidische Rebbes hiervan vonden.

(Schilderij van Shoashannah Brombacher)
Afzondering leidt tot zonde
Rabbijn Uri van Strelisk (1757-1826), bijgenaamd De Engel, was erg devoot en ascetisch. Hij concentreerde zich geheel op zijn gebeden. Helaas werd die concentratie nogal eens onderbroken door lieden om hem heen in de synagoge die kwamen bidden, maar ondertussen met elkaar praatten, hoewel dat eigenlijk niet mag. Sommigen raffelden hun gebeden af, of ze zaten verveeld te schuifelen. Rabbijn Uri kon er niet meer tegen en besloot dan voortaan maar thuis te bidden, in zijn eentje.
Dat beviel hem prima, totdat hij enige heilige teksten bestudeerde die het belang van ‘bidden samen met de gemeente’ benadrukten. Men moet sommige gebeden met een minjan, een verplicht quorum van tien mannen (en in liberale gemeenten tellen tegenwoordig vrouwen ook mee) zeggen. De Torah kun je in je eentje in boeken bestuderen, maar het plechtig voorlezen van een rol mag alleen met een minjan. Hiervoor ging Rabbi Uri nog wel naar sjoel, de synagoge, maar voor niet verplichte zaken bleef hij liever thuis.
Na het lezen van die teksten voelde hij zich echter verplicht weer samen met de gemeente te bidden, maar dit beviel hem nogmaals uitermate slecht. Daarop koos hij negen vrome en eerlijke mede-chassidim uit die het gebed serieus namen, niet praatten of anderszins hinderlijk waren voor zijn concentratie. Hij nodigde die bij hem thuis uit om daar een minjan van tien te vormen, en te bidden en uit de Torah te lezen. Maar helaas, al waren de negen mannen zeer oprecht, het was niet goed genoeg. Rabbi Uri stuurde ze weg en zat weer alleen. Op een dag hoorde hij een zogenaamde bat kol, een ‘goddelijke stem’ met een boodschap, die hem sommeerde zich niet aan de gemeenschap te onttrekken. Al waren de mensen niet perfect, voeg je bij hen, want wie zich afzondert vervalt tot zonde.
Welke zonde, bijvoorbeeld? Men kan iets verkeerd interpreteren en fouten blijven maken die niet gecorrigeerd worden. Of de grote zonde van arrogantie begaan, en je beter voelen dan die ‘kletsende menigte’ om je heen. Vanaf dat moment ging Rabbi Uri weer gewoon naar sjoel, net als iedereen.
Hij zei: ‘Al zou HaShem (God) me opdragen met een minjan van houten lessenaars te bidden, ik zal nu altijd doen wat Hij zegt, ook als dat bidden in een lawaaiige sjoel met slecht geconcentreerde mensen inhoudt.’
Horendol
Nog een verhaal.
Als student was rabbijn Pinchas van Koretz arm en onbekend. Hij zat vele uren ongestoord met zijn boeken in het Beit Midrasj, het leerhuis. Maar toen hij een bekende rabbijn werd lieten de mensen hem niet meer met rust. Iedereen wilde hem spreken, iets vragen, met hem studeren, zijn advies krijgen. Hij werd er horendol van. Dus bad hij God om hem onpopulair te maken. En zijn gebed – waarom toch vragen we vaak om iets wat niet goed voor ons is – werd verhoord. Hij studeerde nu weer rustig lange uren met zijn boeken.
Maar toen kwam het Loofhuttenfeest, Soekot. De Joden in zijn stad hielpen elkaar hun loofhutjes te bouwen en leenden elkaar gereedschap of planken. Soekot is een gemeenschapsfeest. Maar niemand hielp de afstandelijke Rabbi Pinchas. Men had medelijden met zijn aardige vrouw. Die kon nog wel wat lenen, en zo kregen zij en haar solitaire echtgenoot hun hutje op tijd gereed.
Op de eerste avond van het feest zat Rabbi Pinchas moederziel alleen in die soekah en hij genoot. Zijn vrouw was in huis. Hij hoorde het geroezemoes in de loofhutten van zijn buren met hun gezinnen en gasten wel, maar hij hoefde gelukkig met niemand te praten. Uiteraard nodigde hij op de voorgeschreven traditionele manier de ‘zeven bijbelse gasten’ uit, Abraham, Isaac, Jacob, Josef, Mozes, Aaron, en koning David. De eerste avond van Soekot was gewijd aan Avraham Avinu, Abraham onze (Aarts-)vader.
Rabbi Pinchas las zijn boek. Hij hoorde geritsel en geschuifel net buiten het dunne wandje van de soekah. Een kat? Een bedelaar? Hij las door. Weer was er gestommel en geschuifel. Dat stoorde hem, en hij ging bij zijn deur kijken. Daar stond een vorstelijke gestalte met een lange baard, een staf, en een mantel. Abraham onze Vader! De bijbelse gast in eigen persoon! Wat een eer! Vol ontzag nodigde Rabbi Pinchas de patriarch binnen, maar die weigerde. Hoe kon hij, die alle mensen gastvrij had ontvangen en zelfs vier openingen in zijn tent had gemaakt opdat men vanuit alle windrichtingen naar binnen kon komen, in een lege soekah zonder gasten zitten? Nee, hij kwam niet binnen en ging weer weg.
Rabbi Pinchas leerde een les. Hij bad weer de populaire rabbijn te worden die hij was geweest en zo geschiedde. Voortaan zat zijn soekah vol pratende gasten en bedelaars, en hij was tevreden.
Samen sta je sterk
Een boek van Mark Zborowski en Elisabeth Herzog, over het Chassidische leven in het vroegere Joodse Oost-Europa, heeft de titel Life is with People (1952). Dat typeert de Chassidische gemeenschapszin, men deed en doet enorm veel samen met de gemeenschap. Zei de Prediker niet dat een drievoudig koord niet wordt gebroken? Samen staan we sterk.
Toch is er ook veel te zeggen voor alleen zijn op zijn tijd. De Breslover Rebbe raadde mensen aan in hun eentje de natuur in te gaan en te mediteren en communiceren met God te midden van Zijn majestueuze schepping. De Baal Shem Tov, de grondlegger van het Chassidisme, trok zich veelvuldig terug in de bergen in de Karpaten. Maar de communis opinio was, je hoort bij een gemeente, draag verantwoordelijkheid, participeer en onttrek je hieraan niet, of het loopt slecht met je af. De gemeenschap draagt je, maar alleen als je zelf meehelpt.
En hoe zit het voor ons, moderne mensen? Eigenlijk hetzelfde. Ontplooi je als individu, wees alleen van tijd tot tijd, maar onttrek je niet aan de gemeenschap, de maatschappij. Zeker op religieus vlak is het aan te raden bij een gemeenschap te horen. Niet als paardenmiddel tegen eenzaamheid, maar als vervulling van je potentieel samen met anderen, door anderen, en door anderen te laten delen in het steentje dat jij bijdraagt.
Shoshannah Brombacher studeerde Semitische taal- en letterkunde in Leiden en promoveerde in Amsterdam. Ze woonde in Jeruzalem, New York en woont nu (weer) in Berlijn. Zij is auteur, kunstenaar en maggidah en houdt zich veel bezig met het chassidisme.