Preekschets Lukas 18:1-8 – 5e zondag van de herfst
Er was eens een rechter in een stad die geen ontzag had voor God en zich niets aan de mensen gelegen liet liggen. Er woonde ook een weduwe in die stad, die steeds weer naar hem toe ging met het verzoek: “Doe mij recht in het geschil met mijn tegenstander.”
Schriftlezing: Lucas 18:1-8
Het eigene van de zondag
16 oktober is door de Verenigde Naties tot wereldvoedseldag uitgeroepen. Dit kan vermeld worden; in veel gemeentes vinden ook acties plaats, bijvoorbeeld het organiseren van een wereldmaaltijd. Met het oog op de preektekst ligt het voor de hand om niet alleen te wijzen op de problematiek van acute en chronische ondervoeding in grote delen van de wereld, maar ook twee daaraan verbonden aspecten te benoemen: systematische rechtenschending bijvoorbeeld door onrechtmatige toe-eigening van land door de voedselindustrie en genderdiscriminatie, want bij voedseltekort leiden meisjes vaker en sterker aan ondervoeding dan jongens.
Uitleg
Lucas 18:1-8 bestaat uit een gelijkenis van Jezus die door de evangelist aan begin en einde bewerkt is. Exegeten zijn het erover eens dat de inleiding van de gelijkenis (het hele vers 1) en (een deel van) de toepassing (maximaal v. 6-8, minimaal v. 8b) door de evangelist zijn toegevoegd, mogelijk geïnspireerd door Sirach 35:14-26. Door deze bewerking krijgt de tekst als geheel een toespitsing op het onderwerp gebed, terwijl de gelijkenis de aanhoudende inzet voor gerechtigheid tot thema heeft. Door deze redactionele verbinding is de boodschap van Lucas 18 een indrukwekkend pleidooi voor een daadkrachtige spiritualiteit, die een intensieve gebedspraktijk (altijd bidden in v. 1; dag en nacht tot God roepen in v. 8) – verbindt met het zoeken naar en de inzet voor gerechtigheid (woorden uit het woordveld gerechtigheid: ekdikeo in vers 3+5; antidikos in vers 3; krites tes adikias in vers 6; ekdikesis in vers 7 en 8). In het afsluitende logion vers 8b wordt deze houding van niet opgeven in de inzet voor en het bidden om een rechtvaardige wereld als geloof geduid (het lidwoord voor pistis geeft aan, dat geloof hier door het voorafgaande gekwalificeerd is). Waar mensen de neiging hebben, om zich neer te leggen bij onrechtvaardige toestanden, moedeloos te worden (v. 1) en God te verwijten dat hij niet ingrijpt (v. 7), speelt Jezus de bal terug: als de Mensenzoon terug zal komen, zal hij dan dit geloof, deze daadkrachtige spiritualiteit, vinden?
De houding van de rechter staat in krasse tegensprak met het dubbele liefdesgebod dat volgens Lucas door iedere wetsgeleerde en ook door Jezus als bindend wordt beschouwd (Lucas 10:27): hij kent geen ontzag voor God en bekommert zich niet om de mensen voor wie hij verantwoordelijk is. Terwijl de wet voor de rechters voorschreef dat zij op gezag van JHWH in de vrees voor Hem moesten handelen en geen onrecht, partijdigheid of corruptie mochten toelaten (2 Kronieken 19:5-7), heeft deze rechter het onrecht tot zijn uitgangspunt gekozen. Daarom wordt hij in vers 6 met een Semitische uitdrukking de “rechter der ongerechtigheid” genoemd (door de NBV weergegeven als “deze rechter, al minacht hij ook het recht”). Als hij uiteindelijk toch bezwijkt onder de last (kopos, vers 5, hetzelfde woord ook in Lucas 11:7!) die de aanhoudende confrontatie met de weduwe hem bezorgt, is het bewijs van egoïstische motieven, hij is bang dat zij hem “aanvliegt” (zo de NBV, hypȏpiazein betekent letterlijk “een blauwtje bezorgen”). Het gaat hier om de openlijke vernedering die zo’n afwijzing voor hem zou kunnen betekenen.
De weduwe is vanouds hét voorbeeld voor sociaal zwakke mensen die, omdat zij door het patriarchale recht niet genoeg beschermd werden, ter compensatie bijzondere bescherming door God en iedere gelovige moesten genieten (Deuteronomium 10:17-19; 14:28-29; 24:17-22; Jesaja 1:23; 10:1-2). Een weduwe en haar minderjarige kinderen kregen bij het overlijden van de man namelijk geen deel van de erfenis, slechts de volwassen mannelijke bloedverwanten erfden. In de praktijk betekende dat vaak dat een weduwe met de broer(s) van haar overleden man over het kleine haar toekomende deel van het vermogen (de tegenwaarde van haar bruidsschat) moest procederen en de uitkomst van deze rechtsstrijd bepaalde of en hoeveel zij kreeg, om zichzelf en haar kinderen in leven te houden. Tegen deze achtergrond van de weduwe als toonbeeld van kwetsbaarheid en object van barmhartigheid vinden wij in de oudtestamentische traditie verschillende verhalen van sterke weduwen, die ondanks hun kwetsbare situatie met list en vastberadenheid toch hun recht wisten te behalen: Tamar (Genesis 38), Ruth, de wijze vrouw van Tekoa (2 Samuel 14) en in de buitencanonieke traditie het boek Judit. Jezus speelt in de gelijkenis met beide Bijbelse tradities: in de situatieschets gebruikt hij de bekende precaire situatie van weduwen om een vrij uitzichtloze situatie neer te zetten. De toehoorders herkennen het stereotype tafereel en vragen: waar komt redding vandaan? Het antwoord is verrassend: het is een combinatie van vasthoudendheid van de weduwe, die in haast profetische manier haar “verschaf mij recht” blijft herhalen en zwakte aan de kant van de rechter. Het wordt hem te duur. Hij is niet bereid om de prijs van de openbare beschadiging van zijn imago te betalen. Niet religiositeit of naastenliefde, maar puur egoïsme geven de uitslag. De rechter slaat een belachelijk figuur en dit is de kracht van het verhaal: wie zoals de weduwe Gods recht aan zijn of haar zijde heeft en volhoudt, kan zelfs de machtigste tegenstander overwinnen en legt daarbij bloot hoe hol de arrogantie van de macht is.
In de toepassing (vers 6-8) wordt het verhaal – vermoedelijk secundair, maar in overeenstemming met oudtestamentische tradities, waarin een weduwe Israël symboliseert – toegepast op problemen van de eerste gemeente die als een onderdrukte minoriteit God vraagt om hun recht te verschaffen. De in verzen 6-8 redeneren op basis van een gevolgtrekking a minori ad majus: als een onrechtmatige rechter uiteindelijk recht spreekt dan zal de rechtvaardige God dat zeker doen en snel ook. Op de achtergrond staat hier het probleem van de zogenaamde Parusieverzögerung, het uitblijven van de wederkomst. Het wordt beantwoord met de toezegging van vers 8a (“Hij zal snel recht verschaffen”) en de tegenvraag van vers 8b (“zal de Mensenzoon dít geloof vinden?”) en verwijst zo terug op de daadkrachtige inzet van de weduwe, die blijft komen totdat het onrecht is beëindigd.
Aanwijzingen voor de prediking
Twee homiletische uitdagingen dienen zich aan: de identificatie met de weduwe is voor de meeste westerse gelovigen niet voor de hand liggend, wat de toe-eigening bemoeilijkt; de in vers 8a gegeven toezegging laat nog steeds op zich wachten, wat tot geklaag in plaats van actie kan leiden.
De gelijkenis biedt een krachtig verhaal, dat geschikt is om mensen te steunen in een actieve en langdurige inzet voor gerechtigheid, waarbij het eigen doen en het vertrouwen dat uiteindelijk ons doen door Gods creatio continua is omvangen, in balans zijn. Personen en instituties die de rol van de God niet vrezende en mensen verachtende rechter kunnen spelen, vindt men genoeg. Evenals schrijnend onrecht, veroorzaakt door globale economische mechanismes, oorlogsgeweld en culturele invloeden die bepaalde groepen van mensen benadelen. Denk aan de arbeiders die in derde wereldlanden onder schandalige arbeidsomstandigheden onze kleding produceren. Of, sterk lijkend op de weduwe van Lucas 18, de ongeveer 2 miljoen weduwen in Afghanistan die in een extreem vrouwonvriendelijke cultuur moeten proberen zichzelf en hun kinderen te voeden, terwijl er nauwelijks betaald werk beschikbaar is en net zoals in Bijbelse tijden de mannen uit de uitgebreide familie hen cruciale rechten op zelfbeschikking kunnen onthouden. Een prachtige parabel voor sociale activisten die zij aan zij met benadeelde groepen voor meer gerechtigheid werken! Maar de doorsnee bezoeker van een Nederlandse kerkdienst zal zijn of haar eigen rol ten opzichte van het verhaal niet gemakkelijk kunnen bepalen. Noch als individu noch als gemeentes zijn wij (gelukkig!) in de rol van de structureel benadeelde partij en waar mensen zichzelf wél zo willen zien, is dat meestal een houding die je als prediker niet wilt versterken. Wij leiden eronder dat wij door de media overspoeld worden met droevige verhalen en ons scherper bewust zijn van al het onrecht dat op de wereld geschiedt dan ooit. Daarbij hebben we vaak het gevoel, er helemaal niets van betekenis aan te kunnen doen. Wij zijn toeschouwers van wat zich afspeelt tussen rechter en weduwe, hebben compassie voor de weduwe, maar staan als inactieve profiteurs van onrecht op wereldschaal dichter bij de rechter dan bij haar. Hier kan de gedachte helpen dat rechter en weduwe ook in de gelijkenis omgeven zijn door mensen die zien wat er gebeurt! De rechter is juist bang voor de acties van de weduwe omdat zijn imago door haar gedrag beschadigd kan raken. Wie dus de weduwe steunt, al zij het door zoiets kleins als af en toe een brief namens Amnesty International te sturen, vergroot haar kansen op succes en kruipt uit de rol van slachtoffer waarin hij of zij minder weerbaar is dan zelfs de armste weduwe die op haar manier vecht tegen het onrecht. Verder kan men de waardevolle gewoonte om in onze diensten voorbede te houden thematiseren. De toepassing (v. 1.6-8) van de gelijkenis moedigt ons aan om ons verlangen naar gerechtigheid en vrede voor God te brengen. De gelijkenis (vers 2-5) stimuleert, bovendien om onze eigen mogelijkheden om iets hieraan bij te dragen, veel hoger in te schatten dan wij op voorhand geneigd zijn! En de vraag van Jezus, of hij dit geloof zal vinden, is iedere dag een vraag aan ons.
Liturgische aanwijzingen
Matteüs 5:3-10 is wat mij betreft de beste instemming als de focus van de preek op het thema hongeren en dorsten naar gerechtigheid komt te liggen. Het verhaal van Tamar of Ruth kan worden gelezen om sterke en vindingrijke weduwen uit de geschiedenis van Israël te portretteren. Sirach 35:14-26 zal voor de meeste toehoorders onbekend zijn. Misschien een gelegenheid om eens een lezing uit een deuterocanoniek boek te doen en hierbij te vermelden, dat deze tekst voor Jezus en zijn tijdsgenoten tot hun heilige schrift hoorde?
Geraadpleegd
-
A. Merz, ‘How a woman who fought back and demanded her rights became an importunate widow – The transformations of a parable of Jesus’, in: T. Holmén (red.), Jesus from Judaism to Christianity, London, 2007, 49-86.
-
A. Merz, ‘Die Stärke der Schwachen (Von der bittenden Witwe) – Lk 18,1-8’, in: R. Zimmermann et al. (red.), Kompendium der Gleichnisse Jesu, Gütersloh 2007, 668-681
-
Informatie over de moeilijke situaties van weduwen in Afghanistan, hun eigen inzet hiertegen en een indrukwekkend Nederlands initiatief om hun te steunen is bijvoorbeeld te vinden via Nahid.nl en Taz.de.