Sprinkhaan
In warme landen kan de hemel verduisterd worden door zwermen sprinkhanen. In een oogwenk worden struiken en bomen kaalgevreten en van het gewas op het veld blijft niets meer over. Ons land ligt te ver van de evenaar verwijderd om door een sprinkhanenplaag getroffen te worden. Een gematigd klimaat biedt naast nadelen ook voordelen. In onze cultuur is daarom de symbolische betekenis van de sprinkhaan zeer gering. Wel komen we het dier tegen in de christelijke kunst; de afbeelding heeft haar achtergrond in bijbelse teksten. Zo bestaat er een afbeelding van het Christuskind met een sprinkhaan in de hand. Het beeld symboliseert de bekering van niet-christenen tot Christus, en herinnert vermoedelijk aan de achtste plaag in Egypte waar de sprinkhanenplaag de Farao tot ommekeer wil brengen.
De bijbel verhaalt meerdere keren van sprinkhanen. Vaak verschijnt dit insect op voor de mens en zijn geschiedenis cruciale momenten. Met recht mogen we het een ‘crisis-dier’ noemen.
Grondtekst
In de lijst van reine dieren komen we verschillende soorten sprinkhanen tegen (Lev. 11:22): sol’am, chargol, chagav (ook in Num. 13:33; Jes. 40:22; Pred. 12:5; 2 Kron. 7:13). Daar treffen we ook ‘arbèh, ‘treksprinkhaan’, aan, het meeste gebruikelijke woord voor dit dier (24x, waarvan 7x in Ex. 10). Voorts heeft het Oude Testament jèlèq, ‘sprinkhaan’ (Jer. 51:14,27; Joël 1:4; 2:25; Nah. 3:13-14; Ps. 105:34); ha’okel, letterlijk ‘de vreter’, afgeleid van de stam ‘kl, ‘eten’ (Mal. 3:11; vgl. Richt. 14:14, waar de leeuw ook zo wordt genoemd); govaj, ‘sprinkha-nenzwerm’ (Am. 7:1; Nah. 3:17). In Nahum 3:15-17 staan jèlèq, govaj en ‘arbèh naast elkaar; in Joël 1:4 en 2:25 gazam (ook in Am. 4:9), ‘arbèh, jèlèq en chasiel (ook wel als ‘kakkerlak’ vertaald; verder nog in 1 Kon. 8:37 = 2 Kron. 6:28; Jes. 33:4; Ps. 78:46). Mogelijk duiden deze namen op de ontwikkelingsstadia van sprinkhanen.
In het Nieuwe Testament verschijnt akris, ‘sprinkhaan’, als voedsel (Mat. 3:4; Mar. 1:6) en als apocalyptisch verschijnsel (Op. 9:3, 7).
Letterlijk en concreet
a.De sprinkhaan behoort tot de rechtvleugelige insecten. Met zijn lange en sterke achterpoten kan hij grote sprongen maken (Job 39:23). Het heeft er veel van weg dat hij op weg van larf naar volwassenheid alleen nog gedaantewisselingen ondergaat (vgl. Joël 1:4). Hij is in de bijbel bekend onder verschillende namen, zoals de gegevens bij de grondtekst tonen.
b.De sprinkhaan voedt zich met het groen van gewassen en zelfs met de schors van bomen. Wanneer sprinkhanen in groten getale op het land neervallen, heeft dat een ware ramp tot gevolg. De hele oogst kan vernietigd worden, met het uiterste gevolg dat er honger optreedt. Een zwerm sprinkhanen laat zich dragen op de vleugels van de wind (Ex. 10:13, 19). Israël gelooft dat God de macht heeft sprinkhanen te laten komen, als straf, en ook weer te laten verdwijnen. Vandaar dat hij als teken bij een ramp en bij gebed en boete belangrijk is (1 Kon. 8:37).
c.Volgens de reinheidswetten mag men de sprinkhaan eten (Lev. 11:22). ‘s Morgens vroeg, als ze verstijfd zijn van de kou, laten sprinkhanen zich het gemakkelijkst vangen. De sprinkhaan wordt wel gegeten door mensen die sober leven, zoals Johannes de Doper (Mat. 3:4; Mar. 1:6).
Beeldspraak en symboliek
a.De overdrachtelijke betekenis van de sprinkhaan verschijnt veelal in de context van oorlog en strijd, en de oorlog en strijd staan weer in dienst van Gods oordeel over inhumaan en goddeloos gedrag van mensen en volkeren. De sprinkhaan symboliseert bedreiging, angst, naderende ondergang. We laten enkele voorbeelden de revue passeren. Het bekendste verhaal is dat van de achtste plaag in Egypte (Ex. 10; vgl. Ps. 78:46; 105:34-35). Egypte, symbool van verdrukkende macht, heeft slag na slag, plaag na plaag te verduren. Elke plaag wordt zwaarder en ruikt steeds duidelijker naar de dood, totdat straks de dood in volle omvang doorbreekt (10:17). Uiteindelijk gaat het om een harde confrontatie tussen Mozes en farao, tussen de profeet en de koning, tussen Israël en Egypte, tussen de Heer van Israël en de goden van Egypte. Het gevecht speelt zich af rondom de begrippen gevangenschap en vrijheid. Farao wordt geprest Israël zijn vrijheid terug te geven. Zelfs zeven plagen zijn niet voldoende het hart van farao te breken. Nu komt de achtste slag, de komst van sprinkhanen. Zevenmaal heeft de tekst het over sprinkhanen! De plaag tergt Egypte tot het uiterste. De insecten vreten het land kaal en nestelen zich tot in de woningen. De dood staat voor de deur.
Ook bij de profeet Joël komt de sprinkhanenplaag als een oordeel van God. In het eerste hoofdstuk dient de sprinkhanenplaag als aankondiging van het oordeel van God. De ramp kan niet uitblijven, als mensen zo ontrouw zijn aan elkaar en aan God. In hoofdstuk 2 wordt de plaag verbonden met het aanbreken van de dag van de Heer. Alleen als het volk tot boete en ommekeer komt, zullen de sprinkhanen verdwijnen, ja de schade van de plaag zal teniet worden gedaan en een goede oogst ligt in het verschiet (2:25). Er ligt een relatie tussen ontrouw aan God en de komst van sprinkhanen, symbool van vernietiging. Het tegenovergestelde is even waar: trouw aan God betekent het wegblijven van sprinkhanen, symbool van zegen. Hetzelfde laat de schrijver van Deuteronomium zien (Deut. 28:38). Met deze samenhang probeert hij zijn hoorders, die op het punt staan het beloofdeland opnieuw binnen te trekken, duidelijk te maken dat trouw aan God en zijn geboden toekomst biedt. Daarentegen leidt ontrouw tot ondergang. De komst van vijandelijke legers wordt meer dan eens omschreven met het beeld van aanstormende sprinkhanen. De profeet Nahum tekent de aanstaande vijand van Ninevé als verterende sprinkhanen; hun komst bezorgt Ninevé de ondergang (3:14-15; vgl. Jes. 33:4). Nahum hanteert nog op een andere manier de sprinkhanen. Hij vergelijkt de ambtenaren en handelaren van Ninevé, dat is het gehele bestuursapparaat, met sprinkhanen, en wel als volgt: sprinkhanen zitten ‘s morgens verstijfd van de kou weggedoken op de zichtbare plaats, wachtend op de warmte van de zon. Zodra die warmte hen bereikt, komen ze in beweging en vliegen plotseling weg. Hetzelfde zullen de bestuurders van Ninevé doen (3:17). En een stad zonder bestuur is een doodsstad.
b.Binnen het literaire genre van de apocalyptiek verschijnen keer op keer historische personen of machten, voor ons niet altijd meteen te traceren, in de gestalte van een dier. In het visioen van de ziener op Patmos stijgen na het blazen van de vijfde bazuin sprinkhanen gehuld in rook uit de afgrond (Op. 9:1-12). Zij krijgen de macht en wenden die macht aan om pijn en lijden onder de mensen te brengen. Zij mogen echter niet aan de gewassen en bomen komen. Slechts de mensen zijn hun doelgroep. Het zijn heel bijzondere sprinkhanen: gouden kronen op de kop (symbool van heerszucht); met mensengezichten (symbool van demonie); met haar dat lijkt op vrouwenhaar (symbool van verleiding); met tanden als die van leeuwen (symbool van vraatzucht en wreedheid); met borsten die gelijken op ijzeren harnassen (symbool van hardheid en weerbarstigheid); het geruis van hun vleugels heeft iets van weg van het lawaai van paarden en wagens (symbool van agressie en geweld); hun staarten zijn schorpioenen (symbool van pijn). Deze angstaanjagende beelden verwijzen naar machten met een sterk demonisch karakter. Wij zouden zeggen: de beer is nu echt los. Waakzaamheid is geboden. Voor de volgelingen van Christus is er een uitweg; zijn macht is groter dan welke demonische macht ook.
c.Waar sprinkhanen massaal op de gewassen neerstrijken, blijft van de aanstaande oogst niets over. Deze omstandigheid is vervat in de metafoor voor doodsdreiging. In een visioen ziet Amos als een oordeel van God over een goddeloos volk sprinkhanen die het gras kaalvreten (7:1-3). De gevolgen zijn rampzalig, omdat dit gras de voedselvoorraad is tot in het voorjaar. Kaalgevreten land staat gelijk aan geen oogst, geen oogst houdt in geen eten, geen eten loopt uit op honger. De sprinkhanenplaag is een ramp. Daarom bidt Amos tot God of Hij deze ramp wil keren. Een land zonder sprinkhanen symboliseert daarentegen zegen. Die zegen zal Israël ten deel vallen, wanneer het volk zich omkeert tot de Eeuwige (Mal. 3:11).
d.Een zwerm sprinkhanen is beeldspraak voor talrijkheid. Deze beeldspraak wordt overwegend gebruikt in het kader van oorlogvoering. De talrijkheid van de dreigende vijand toont de overmacht van die vijand. Die pijnlijke ervaring doet Israël op, wanneer nomaden op hun rooftocht het land binnenvallen (Richt. 6:5; 7:12), en Egypte, wanneer de door God gestuurde ontelbare Babyloniërs aanvallen (Jer. 46:23). De talrijkheid staat voor overmacht. Later blijkt de macht van de Heer weer sterker te zijn dan de agressieve talrijkheid van de Babyloniërs, en roept God de volkeren op hun paarden op te laten rukken als opeengepakte sprinkhanen (Jer. 51:14,27). Jeremia tekent als het ware sprinkhaan tegen sprinkhaan, macht tegen macht, terwijl elke macht ondergeschikt is aan de macht van de Heer.
e.De sprinkhaan is beeld van het kleine en geringe ten opzichte van het grote en ontzagwekkende. De verspieders van het beloofde land brengen met gemengde gevoelens verslag uit van hetgeen zij hebben gezien (Num. 13:27-33): het is een goed land, maar het zal ons niet lukken daarbinnen te komen. Een van de onneembare drempels is dat de Israëlieten in vergelijking met de mannen daar sprinkhanen zijn. De verspieders voelen zich klein, te klein. Deuterojesaja beschrijft de mensheid als sprinkhanen, gezien vanuit de hemel (Jes. 40:22). Hij gebruikt deze vergelijking om de verhevenheid van de Heer te benadrukken. De Psalmdichter voert de sprinkhaan ten tonele om zijn weerloosheid en hulpeloosheid te schetsen (Ps. 109:23). Onrecht doet men hem aan, men kijkt op hem neer als stof. Ja, hij voelt zich als een sprinkhaan die van iemands mouw wordt afgeschud of die machteloos door de wind wordt meegevoerd.
f.Dat Johannes de Doper sprinkhanen en wildehoning eet, vatten we letterlijk op (zie L-c). Deze concrete schildering roept echter wel een beeld op. Het schetst Johannes als asceet, woestijnbewoner. Eén die zijn leven wijdt aan God. Zijn kleding verwijst naar Elia. De evangelisten zeggen: Johannes is niet zomaar iemand. Hij staat in dienst van God en het profetisme. Let dus op hetgeen hij verkondigt en aankondigt. Deze schildering benadrukt het gewicht van zijn woorden en van de persoon die in zijn boodschap centraal staat, namelijk Jezus.
Praxis
a.Liederen:
Liedboek: Psalm 59; 76; 78; 105; 109; Gezang 30: 86; Bijbel II: 17; Evangelie III: 3; Zingend VI: 103.
b.Poëzie:
Ida Gerhardt, Verzamelde gedichten, Amsterdam 1980, blz. 68: ‘Onheil’; 278: ‘Uittocht’; 427: ‘De aanzegging’. Van der Graft, Mythologisch, Baarn 1997, blz. 552: ‘De ommekeer’. Virginia Hamilton Adair, Gedichten, Baarn 1996, blz. 99: ‘Gebed’. Gabriël Smit, Gedichten, Bilthoven 1975, blz. 62: ‘Vlucht’.
c.Verwerking:
Vanuit de beeldspraak van de sprinkhanen komen de volgende thema’s naar voren: ascese, oordeel en straf, de eindtijd, weerloosheid en hulpeloosheid, betekenisloosheid en geringheid, agressie en geweld, binnenkant en buitenkant, inhoud en vorm. Zie de inleiding voor aanknopingspunten voor de nadere uitleg van de betekenis van de sprinkhaan.
Verwijzing
De sprinkhaan als dreiging heeft als parallelle dreiging ‘droogte‘. Zie verder honger (‘hongersnood‘) als gevolg van droogte en de insecten ‘bij‘ en ‘vlieg‘.