Thuiskomen in vrede
Na het overlijden van mijn moeder
Nadat haar moeder overleden is, cirkelt Barbara Zwaan rond het begrip ‘vrede’. Ze voelt iets van vrede terugkomen als ze zich al wandelend met haar verbindt. De innerlijke vrede van haar moeder was gegroeid, naarmate ze zich meer moest overgeven aan het vergeten, dat bij haar dementie hoorde. Nu ze in haar hemelhuis is, is die vrede volmaakt. Barbara’s ontdekking dat de geestelijke verwevenheid sterker is dan de dood, voelt als thuiskomen, in vrede.
Op Eerste Kerstdag van het vorig jaar overleed mijn moeder.1 Ze was achtentachtig jaar, voor velen een ‘mooie leeftijd’ om te sterven. Een leeftijd waar je ‘vrede’ mee kunt hebben. Nu is er inderdaad veel om dankbaar voor te zijn: mijn moeder heeft een lang en grotendeels gelukkig leven gehad, kinderen en kleinkinderen gekregen en ze werd tot het einde toe omringd door mensen met liefde en zorg. Toch voelt haar overlijden ook als een fundament dat onder mijn voeten is weggeslagen. Het is alsof ik mijzelf en het leven weer opnieuw moet uitvinden. Mijn moeder bood me een stabiel en vredig thuis. Hoe vind ik, nu zij er niet meer is, in mijzelf de vrede die haar liefdevolle aanwezigheid me gaf? Waar vind ik weer het thuis dat zij voor mij was en hoe kan ik, op mijn beurt, een thuis voor anderen zijn?
Moeder Aarde
Aan het einde van haar leven was mijn moeder de rust zelve. Ze had een kleine maar hechte gemeenschap om zich heen verzameld en was daarvan het stralende middelpunt. Vanuit haar stoel keek ze tevreden uit over de kamer van haar appartement. ‘Mooi hè’, waren de schaarse woorden die ze bij herhaling en welgemeend over haar woning uitsprak. Ze was blij en dankbaar om met hulp van een betrokken zorgteam ondanks haar dementie niet te hoeven verhuizen.
‘Mooi hè’
Elke zondag ging ik bij haar langs. Ze zei niet veel als ik haar mijn verhalen van de week vertelde, maar toch had ik het gevoel dat ze luisterde en erbij was. Besef van corona had ze niet, en ook nieuws over oorlogen, hongersnoden en overstromingen ging aan haar voorbij. Dementie kan, in een vergevorderd stadium als dat van mijn moeder, een zegen zijn.
Mijn moeders rustgevende aanwezigheid is wat ik nu het meeste mis. Te weten dat zij er altijd was, op dezelfde plaats en tijd, gaf me houvast. Dat de deur open stond en er op me werd gewacht, deed me goed. Ik kan haar nooit meer knuffelen, weet me geen raad met mijn liefde die geen uitweg en bestemming meer krijgt. En ik mis mijn wekelijkse fietstochtje naar haar toe. Dat terugkerende ritueel, het ritme van de zondag. Die dag is nu leeg, vooral dan voel ik verlies.
Zoals je een hond kunt uitlaten, laat ik mijn hoofd uit
Dus ben ik gaan wandelen. Ik bedacht het niet, het gebeurde gewoon. Kilometerslang, en alleen. Om lucht te geven aan mijn gedachten en gevoelens. Zoals je een hond kunt uitlaten, laat ik mijn hoofd uit. Sinds mijn moeders overlijden staan al mijn zintuigen wijd open, de natuur spreekt me op een nieuwe manier aan. De seizoenen laten me zien dat het leven een cirkel is, waar we allemaal deel van uitmaken. Dat is confronterend en troostrijk tegelijk. Soms denk ik: hoe kan het dat de wereld doordraait nu mijn moeder er niet meer is? Omdat ik vanbinnen stilsta, komt die doorgaande loop van het leven onverschillig over. Maar meestal is het juist heel heilzaam om wandelend door de natuur met elke stap Moeder Aarde te begroeten, als begroette ik mijn moeder zelf. Ik voel iets van vrede terugkomen als ik me zo met haar verbind.
Onwillekeurig wandel ik naar plekken waar ik denk mijn moeder te kunnen vinden, zoals de zee. De wijdte van het water vergroot mijn innerlijke ruimte. Verdriet heeft de neiging je blik te vernauwen. Dan raak je verstrikt in enge gedachten en ziet de open, blauwe hemel niet meer. De zee, de zon en de wind, de bootjes die voorbijvaren: ze hebben op mij een geestverruimende werking. Mijn moeder hield van de glinstertjes op het water. Als de zon onverwachts door de wolken heen breekt en de zee zilver kleurt, moet ik glimlachen. ‘Daar ben je’, zeg ik dan.
‘Daar ben je’, glimlach ik
Ook loop ik naar het Indisch Monument aan de Haagse Waterpartij. Mijn moeder werd in 1933 in Lahat op Sumatra geboren en vond deze bloemrijke gedenkplek prachtig. Direct na de crematie lag daar ook haar rouwboeket met een crèmekleurig lint, met daarop de laatste woorden uit 1 Korintiërs 13:13 in goud: ‘… maar de grootste daarvan is de liefde’. De bloemen van haar boeket – uitbundig roze, wit en blauw, met hier en daar een puntig uitstekende tak – vormden een welkom contrast met het voor mij moeilijk te verwerken idee dat er van mijn moeders rijzige gestalte en tot op het laatst toe mooie lichaam niets dan een hoopje as over was. Mijn dagelijkse gang naar dit tijdelijke graf dat ze deelde met zoveel andere overledenen gaf rust.
Hemelhuis
Niet alleen door het contact met de aarde, de elementen en de plekken waar zij van hield probeer ik mijn moeder en de vrede waar ze voor mij voor staat te hervinden. Graag stel ik me ook voor dat ze nu in een ‘hemelhuis’ woont. Dichteres Mary Oliver verwoordt dat beeldend op de bedankkaart die we als familie stuurden aan mensen die zich met mijn moeder en ons begaan hadden getoond:
‘Everything that was broken has
forgotten its brokenness. I live
now in a sky-house, through every
window the sun. Also your presence.
Our touching, our stories. Earthy
and holy both. How can this be, but
it is. Every day has something in
it whose name is Forever’.
Alles wat gebroken was, is zijn gebrokenheid vergeten in deze hemelse woning.
Wie enigszins bekend is met dementie, weet dat mensen met een haperend geheugen enorm kunnen lijden onder angst, frustratie en woede. Mijn moeder is haar leven lang bang geweest om, zoals zij dat noemde, ‘gek’ te worden. ‘Als m’n hoofd het maar houdt’, zei ze dan, maar haar hoofd hield het na haar hersenbloeding niet meer. Ze voelde dat ze de controle over haar eigen leven kwijtraakte, wat soms tot paniekaanvallen leidde. Medicijnen moesten ervoor zorgen dat die aanvallen tot een minimum beperkt bleven, maar ‘heel’ was ze niet meer. En verre van vredig: in haar woedde een gevecht tegen regieverlies en toenemende afhankelijkheid. Die bestreed ze dapper en zo lang als ze kon. Tegelijkertijd gaf ze zich noodgedwongen toch ook steeds verder over aan het vergeten. Ze kon niet anders, het was sterker dan zij. Paradoxaal genoeg groeide daarmee haar innerlijke vrede. In haar hemelhuis is die vrede volmaakt. Wat er was aan gebrokenheid, is niet meer.
Verre van vredig woedde in haar een gevecht tegen regieverlies en afhankelijkheid
Door elk raam in het hemelhuis van mijn moeder schijnt de zon. En er is ‘presence’, aanwezigheid: van haar, van ons, van mij. Er zijn aanrakingen en verhalen, ‘zowel aards als heilig’. Hoe het zo kan zijn, weten we niet, maar het kan. En elke dag heeft iets in zich waarvan de naam ‘Forever’ is. Mary Oliver legt niet uit wat ze met dat of die ‘Eeuwige’ bedoelt, daar is ze dichteres voor. Ik wil geloven dat er boven het aardse uit maar ook daarin iets van ‘altijd’, van ‘heilig’ door kan klinken. En dat dat licht en vrede geeft.
Thuiskomen in vrede
Dat ik geen moeder meer heb in de fysieke zin van het woord, is een gegeven waarmee ik moet leven. Dat betekent echter niet ik haar helemaal moet loslaten. Ik kan haar blijven vasthouden, maar op een innerlijke manier. Het hemelse buitenhuis dat Mary Oliver verbeeldt, kan ook binnen in mij zijn. Ik kan het incorporeren, met mijzelf verweven. De aanwezigheid, de aanrakingen en de verhalen die we deelden, draag ik in mijzelf mee en draag ik weer uit naar anderen toe. Naar mijn familie, vrienden en collega’s, in een levendige en vruchtbare wisselwerking.
Zij gaf en wij krijgen haar geest van vrede
Mijn moeder ‘gaf de geest’, inderdaad. Doorgaans zeggen we dat als iemand sterft. De adem die je bij je geboorte kreeg, geef je terug. Mijn moeder geloofde dat God Liefde is en ze terug zou gaan naar waar ze vandaan kwam. Toch heeft die uitdrukking voor mij nu ook een nieuwe betekenis. Nadat Jezus de geest gegeven heeft aan het kruis, verschijnt hij aan zijn discipelen en spreekt hij over hen herhaaldelijk een vredeswens uit: ‘Ik wens jullie vrede!’ Hij toont hun zijn handen en zijde als tekenen van zijn geheelde gebrokenheid en geeft hun zijn Heilige Geest door die over hen heen te blazen. Bij mijn moeders sterven heb ik kunnen zien hoe haar adem steeds zwakker werd, totdat zij die voor het laatst uitblies. Over mijn zus en mij, die bij haar bed zaten. Dood en leven kwamen hier samen, het was ‘earthy and holy’ tegelijk. Met het uitblazen van haar laatste adem, blies mijn moeder ons leven in. Zij gaf, wij krijgen haar geest van vrede. Zo blijven we niet als wezen achter, wat een troost!
‘Zoals wij in haar wonen, blijft zij in ons wonen’: met deze woorden geven we op de bedankkaart uiting aan de blijvende band met onze moeder. Een geestelijke verwevenheid die sterker is dan de dood. Die, daaraan voorbij, verbindt in liefde en aanzet tot het delen daarvan. Die bemoedigt en verkwikt op momenten dat dat nodig is. Die blij maakt en dankbaar. Dat te ontdekken voelt als thuiskomen, in vrede.
1. Ik schreef hierover in Herademing 2022/1, ‘Spreken is zilver, stilte is goud’. https://www.theologie.nl/artikelen/spreken-is-zilver-stilte-is-goud/
Barbara Zwaan is theoloog, werkzaam als geestelijk verzorger en docent. Ze is redacteur van Herademing.