Menu

Basis

Vijgenbladeren en ondergoed

Kleding in de Bijbel

Kleding is complex. In het hart van deze bijdrage gaat het om kleding als basisbehoefte, een nuchtere realiteit, maar voor de rest beschrijven we hoe mensen in de Schrift hun wereld vormgeven met kleding. We beginnen met taboe en bedrog en eindigen met sociale conventies. Kleding verbergt en openbaart.

Vijgenbladeren

God kon er niet mee zitten, die vijgenbladeren. Als ze zo nodig wilden puberen, dan kon hij ze niet tegenhouden. Ze zouden er nog wel achter komen: terug naar af zou niet meer kunnen. ‘Toen gingen hun beiden de ogen open en merkten ze dat ze naakt waren’. Alsof dat een punt was geweest: ‘Beiden waren ze naakt, de mens en zijn vrouw, maar ze schaamden zich niet voor elkaar’. Nu dus wel: ‘Daarom regen ze vijgenbladeren aan elkaar en maakten er lendenschorten van’. Later zouden ze zeggen dat ze hun naïviteit verloren waren, maar zo naïef was het niet geweest. Ze waren simpelweg op hun gemak geweest bij elkaar, naakt als ze waren (Genesis 2:25; 3:7).

Adam en Eva met enorme vijgenbladeren aan het noordportaal van de kathedraal in Chartres. 13e eeuw.

Adam en Eva met enorme vijgenbladeren aan het noordportaal van de kathedraal in Chartres. 13e eeuw.

Kleding, dacht God, begint niet voor niets met een K. Met Kennis van goed en kwaad begint immers de verdubbeling van de werkelijkheid. Kleding om je niet te schamen voor wie je bent. Kleding om te verbergen wat is. Straks, wist zij, is het geklede bestaan het nieuwe normaal. Maar, daar zou het niet bij blijven. Met kleding zouden ze ontelbare werelden creëren. We zullen zien, dacht zij.

Trouwens, de duivel had een formidabele prestatie geleverd. Als hij zich had laten zien zoals hij is, met rode kop, horentjes en bokkenpoten, had geen vrouw hem geloofd. Een goede zet, zich verkleden als slang. Zijn halve waarheden gingen erin als mijn woord in een ouderling. Hoe zeggen ze dat in het land van Trump? Juist, the devil in disguise. Jammer alleen dat ze daarbij steeds weer denken aan vrouwen, een merkwaardige omkering en zo voorspelbaar!

You look like an angel
Walk like an angel
Talk like an angel
But I got wise
You’re the devil in disguise.

Back to Paradise (Reckless Love)

De Bijbel geeft zoals gebruikelijk het goede voorbeeld. Neem de vrouw van Potifar, inderdaad, weer zo’n duivelse vrouw. Ze probeerde Jozef te verleiden en geef haar eens ongelijk. Jozef in een Egyptische lendendoek met zijn six-pack in het volle zicht – elk uur van de dag, in je eigen huis… De dames van de stad weten uit eigen aanschouwing: ‘God beware! Dit is geen mens, dit is niets anders dan een voortreffelijke engel!’ (Soerat Joessoef, Koran 12:31).

Wat zegt het verhaal? Alles mag, maar één ding niet. Zo’n constructie is op zich al voldoende om dat ene ding boven aan de to-do-list te krijgen, zoals we weten uit het paradijs, maar Jozef heeft zijn Bijbel goed gelezen: ‘Mijn meester heeft mij niets onthouden behalve u, omdat u zijn vrouw bent. Hoe zou ik dan zo’n grote wandaad kunnen begaan en zo kunnen zondigen tegen God?’.

Dag in dag uit probeerde ze Jozef over te halen, maar hij gaf niet toe, hij wilde niet bij haar gaan liggen (Genesis 39:9-10).

De vrouw van Potifar is er niet van overtuigd dat bij deze knappe en aantrekkelijke jongeling ‘neen’ ook werkelijk ‘neen’ is, dus pakt ze hem. Hij vlucht naar buiten, naakt, en laat zijn kleed in haar handen achter. En dan is het tijd voor wrok en wraak. Zijn onderkleed is nu het bewijs van de wandaad die hij (niet) beging.

Die Hebreeuwse slaaf die jij in huis hebt gehaald, is bij me gekomen om zich met me te vermaken. En toen ik begon te schreeuwen, ging hij ervandoor en liet zijn kleed hier bij mij achter.
(Genesis 39:17-18)

Bedrog met kleren

Soms lijkt kleding overbodig, maar zelfs dan ligt bedrog op de loer. ‘Het kind dat het eerst tevoorschijn kwam was rossig en helemaal behaard, alsof het een haren mantel aanhad; ze noemden het Esau’ (Genesis 25:25) In de list van moeder Rebekka wordt het ‘alsof’ werkelijkheid. Zij kleedt zijn broertje Jakob aan met het harige vel van bokjes en natuurlijk met de (ongewassen) zondagse kleren van Esau. De blinde Isaak betast zijn handen en ruikt zijn kleren:

De geur van mijn zoon is de geur van het veld,
het veld dat de Heer heeft gezegend.
(Genesis 27:27)

Jakob, die zo makkelijk meegaat in de list van zijn moeder, zal zelf het slachtoffer worden van ‘bedrog met kleren’. Nadat zijn kinderen Jozef hebben verkocht naar Egypte, pakken zij diens veelkleurige gewaad en dompelen het in bloed om hun vader ervan te overtuigen dat zijn zoon is verslonden door een roofdier. Hun bedrog dompelt hun vader in rouw voor de rest van zijn leven (Genesis 37:29-35).

De broers hadden niets op met Jozefs ‘werkelijkheid’. Vader Jakob ‘hield meer van Jozef dan van zijn andere zonen, en hij had een prachtig bovenkleed voor hem laten maken in allerlei kleuren’. De jaloezie van de broers werd nog gevoed door de koningsdromen van Jozef. Zij dachten dat hij het in zijn bol had, en zagen de dromen niet als een openbaring van wat werkelijkheid zou worden (Genesis 37:2-11). En toen dat gebeurde, zagen zij het niet.

Jozef herkende zijn broers wel, maar zij herkenden hem niet. Hij herinnerde zich wat hij over hen had gedroomd.
(Genesis 42:8-9)

Nadat hij zijn spel met hen gespeeld had, deed hij hen kleren cadeau en aan Benjamin zelfs vijf stel nieuwe kleren (Genesis 45:22). Dat moet hem plezier gedaan hebben en anders de lezer wel!

De list van de Chiwwieten

Kleren maken verschil. Ze verbergen wat is en wat ze tonen, is naar believen. Wat doe je als je informatie hebt dat je op de lijst staat van uit te roeien volken, en de vijand is op niet meer dan drie dagreizen afstand, om de hoek dus? De Chiwwieten van Gibeon, Kefira, Beërot en Kirjat-Jearim gingen onder de dekmantel van een gezantschap naar Jozua – wat een geweldig woord in dit verband: dekmantel!

Ze bepakten hun ezels met versleten zadeltassen en oude, gebarsten wijnzakken en trokken opgelapte sandalen en afgedragen kleding aan. Als proviand namen ze alleen uitgedroogd en verkruimeld brood mee.
(Jozua 9,4-5)

Ze deden alsof ze uit een ver land kwamen en de stamhoofden van Israël stonken erin. Jozua sloot een vredesverdrag met hen en beloofde hun dat hun leven zou worden gespaard (9:15).

Kleding als basisbehoefte

Waren vijgenbladeren genoeg in het paradijs, daarbuiten was (en is) wat warmers nodig. God maakte voor de mens en zijn vrouw kleren van dierenvellen en trok hun die aan (Genesis 3:21). De noodzaak en de zorg komen geregeld terug. Jakob zet na zijn droom in Betel zijn basisbehoeften op een rij: ‘Als God mij terzijde staat en mij op deze reis beschermt, als Hij mij brood te eten geeft en kleren aan mijn lichaam, en als ik veilig terugkom bij mijn verwanten, dan zal de Heer mijn God zijn’ (Genesis 28:20-21). Tijdens de tocht door de woestijn zorgt God voor zijn volk als een vader voor zijn kind: ‘Veertig jaar lang raakten uw kleren niet versleten en zwollen uw voeten niet op’ (Deuteronomium 8:4; 29:4-5).

Een bekend voorschrift in het Boek van het Verbond is dat van de mantel:

Als je iemands mantel als onderpand neemt, moet je die voor zonsondergang aan hem teruggeven, want hij heeft niets anders om zich mee toe te dekken. Waarmee moet hij zijn lichaam anders beschermen als hij gaat slapen? Als hij Mij om hulp smeekt, zal Ik naar hem luisteren, want Ik ben een genadige God.
(Exodus 22:25-26; Deuteronomium 24:12-13)

En altijd zijn dergelijke geboden gekoppeld aan de ervaring van vreemdelingschap: God ‘bewijst vreemdelingen zijn liefde door hen van voedsel en kleding te voorzien. Ook u moet vreemdelingen met liefde behandelen, want u bent zelf vreemdelingen geweest in Egypte’ (Deuteronomium 10:18-19).

Zo klinkt het ook in de lessen van Johannes de Doper:

De mensen vroegen hem: ‘Wat moeten we dan doen?’. Hij antwoordde: ‘Wie twee stel onderkleren heeft, moet delen met wie er geen heeft, en wie eten heeft moet hetzelfde doen’.
(Lucas 3:10-11)

Kleren en identiteit

Onze allerindividueelste identiteit is een moderne illusie en speelt geen rol in de Schrift. Het veelkleurig gewaad van Jozef is geen zelfgekozen expressie van zijn innerlijk, maar een sociale conventie, een koningsmantel, die eerst dwars staat op zijn wereld maar hem daarna overkomt.

Kleding raakt de identiteit van groepen. Mensen spelen diverse rollen in de samenleving en kleden zich navenant. Zo zijn priesters en profeten te herkennen aan hun kleding, maar voor we daarop ingaan, willen we graag weten hoe het dan zit met mannen en vrouwen. Zijn die herkenbaar aan hun kleding?

De vrouw in broek

In Deuteronomium 22:5 staat geschreven:

Een vrouw mag geen kleren en attributen van een man dragen en een man mag geen vrouwenkleren dragen. Want de Heer verafschuwt ieder die zulke dingen doet.

In de Bijbelgordel is dit woord hot en men meent dat het de vrouw verbiedt een broek te dragen. In de Schrift spelen broeken geen enkele rol – op de ‘onderbroek’ van de priesters na (Exodus 28:42-43). Historisch gezien kan het geciteerde verbod geen betrekking hebben op de broek. Daarmee is de interpretatie natuurlijk niet van de baan, want men kan de broek zien als het huidige kledingstuk van de man, en mannenkleren zijn verboden voor de vrouw.

Deze interpretatie wordt lastiger vol te houden als we ons realiseren dat de kleding van man en vrouw in Israël niet of nauwelijks verschilde. Men droeg hetzelfde. Kleding bestond voor beide seksen uit een hemd koettónèt, mogelijk van linnen, met korte mouwen of mouwloos, en lang, vallend tot op de enkel, en een mantel, simlá, van zwaarder materiaal zoals wol, waarin men dag en nacht beschutting kon vinden tegen zon en maan, regen en kou. Men legde de mantel af als men lichamelijk werk ging doen, en men kon het hemd opschorten.

Maar als man en vrouw hetzelfde droegen, wat wil het verbod dan zeggen? Was het mannenhemd korter dan het vrouwenhemd? Misschien, mogelijk… Zullen vrouwen hun mantel versierd hebben? Waarschijnlijk… Gaat het verbod in Deuteronomium 22:5 dan over centimeters en sieraden? Moeilijk voorstelbaar.

Het verbod gebruikt de frase afschuw van JHWH / gruwel voor God. Een krachtige term, die een theologisch taboe neerzet. Mogelijk gaat het om gedrag binnen een afgodisch ritueel. We vinden de term elders in Deuteronomium geassocieerd met afgoderij (Deuteronomium 7:25; 12:31; 18:12; 20:18; 23:19). Culturele travestie kwam voor in diverse godsdiensten, maar of zij een rol speelde in de Kanaänitische vruchtbaarheidsriten, weten we niet. Daarvoor is niet of nauwelijks bewijs.

Retro, of beter: vintage

Stoere jongen, die Johannes de Doper, maar vooral heel retro. Hij lijkt zich te presenteren als profeet. Die droegen immers een haren mantel, niet de gewone simlá, maar de ’adèrèt, een opzichtig gewaad.

Johannes droeg een ruwe mantel van kameelhaar met een leren gordel; hij leefde van sprinkhanen en wilde honing.
(Marcus 1:6; Matteüs 3:4)

Probleem is alleen dat er al vele honderden jaren geen profeet meer was opgestaan in Juda, en de laatste berichten waren niet positief en gingen over leugenprofeten (Zacharia 13:4).

Tekening 'Elia’s mantel gaat over op Elisa', gemaakt door Hans (J.H.) van Druten, 1991.
Elia’s mantel gaat over op Elisa. Hans (J.H.) van Druten, 1991. Zie hierbij ook: Schrift 165, jaargang 28, 1996, blz. 104.

Johannes draagt niet een gewone profetenmantel, maar hij heeft de mantel van Elia omgeslagen. Elia was profeet geweest, maar was – opnieuw – al vele honderden jaren geleden gepromoveerd tot hulp-messias (Maleachi 3:23-24). Jezus wijst ons de weg:

Maar wat zijn jullie dan wel gaan zien? Een profeet? Jazeker, zeg ik jullie, en zelfs meer dan een profeet. (…) En voor wie het wil aannemen: hij is Elia die komen zou.
(Matteüs 11:7-14)

Johannes presenteert zich als Elia, de wegbereider. We moeten het plaatje bijstellen. Elia droeg niet een mantel met gordel, maar een haren mantel met daaronder een leren lendendoek (2 Koningen 1:8). Heeft Johannes zijn kleding aangepast aan de laatste mode? Laten we focussen, het gaat om de mantel. Dat is een erfstuk. Elia stelt zijn opvolger aan door zijn mantel over hem heen te gooien (1 Koningen 19:19) en wanneer Elia naar de hemel is weggevoerd, raapt Elisa diens magische mantel op, een mantel die het water van de Jordaan naar links en rechts doet wijken (2 Koningen 2), de werkplek van Johannes.

Van tulband tot onderbroek

Dat we weten van de profetenmantel is niet meer dan toevallig – er is alleen de vermelding in Zacharia 13:4. Priesterkleding daarentegen wordt tot in de details beschreven (Exodus 28 en 39) en priesters zijn de enige groep die ook letterlijk wordt aangekleed (Exodus 29; Leviticus 8). De priesters droegen een hemd, een brede gordel en een hoofddoek. De dienstdoende (hoge)priester droeg een hemd, een brede gordel, een bovenkleed, met daarop de priesterschort met borsttas en orakelstenen, en op het hoofd een tulband met gouden rozet. Alles in het fijnste linnen en versierd met de mooiste sieraden.

Twee details trekken de aandacht. De priesters dienen een linnen broek aan te trekken op de dagen dat ze dienst doen. De broek reikt van de heupen tot de dijen en bedekt hun geslachtsdelen (Exodus 28:42-43). Dit soort onderbroek is dus geen gebruik in Israël. Waar er heisa gemaakt wordt over het zien van de geslachtsdelen, zal het gaan om hoon en spot (Genesis 9:20-27; 2 Samuël 10:4; Habakuk 2:15 – als we ons beperken tot de mannen).

Men mag de priesterdienst niet onderbreken. Gaat de hogepriester dood, dan wordt zijn opvolger gezalfd en gewijd in diens kleren en moet hij de heilige kledij zeven dagen achtereen dragen (Exodus 29:29-30). De dood van Aäron had meer om het lijf. Hij mocht, zoals bekend, het land niet binnengaan. Mozes diende met Aäron en diens zoon Eleazar de berg Hor te bestijgen: ‘Laat Aäron zijn priesterkleding uittrekken en laat zijn zoon Eleazar die aantrekken. Aäron zal daar sterven en met zijn voorouders verenigd worden’. Zo gezegd, zo gedaan (Numeri 20:22-29).

Beelden van een innerlijk

De kleren van de rouw zijn kleren die tonen dat het leven geweken is. Zij zijn een radicale vorm van ontkleding. Men trekt de kleren niet uit, men scheurt ze in stukken. Men laat de baard staan en loopt er ongeschoren bij. Men kamt de haren niet meer en laat het hoofd verslonzen. Het leven staat stil – dat is het wat de kinderen van Isaak zo treft (Genesis 37:35) en daarom staat er, als Isaak zeker weet dat Jozef nog leeft, dat ‘de geest van Isaak, hun vader, weer tot leven kwam’ – na al die jaren! (Genesis 45:27).

Zitten in zak en as is een rituele zaak. De Selbstminderungsriten verbeelden voor een gezette tijd de eigen dood, een afdaling in het dodenrijk. Het ritueel schept de ruimte en de tijd de eigen emoties te doorleven. Is de tijd van rouw voorbij, dan dient men zich weer te wassen, te zalven en te kleden.

Harm van Grol is oud-universitair docent Exegese van het Oude Testament aan de universiteit van Tilburg.

Literatuur

– Elvis Presley, The Devil in Disguise, 1968. Het kan ook anders, luister bijvoorbeeld naar JJ Cale, The Devil in Disguise: “I’m the devil in disguise / I tell you no lies / I’m playing in a rock ’n roll band”, liefst in de live-versie met Christine Lakeland (2 Meter Sessies, Vara, Amsterdam 1994).

– Meer over de Selbstminderungsriten in: Archibald van Wieringen en Harm van Grol, Bidden in het Oude Testament: Identiteit en verhoring, woede en vreugde (Utrechtse Studies 16), Parthenon: Utrecht 2013, blz. 69-90.

– Jezus Sirach beschrijft het optreden van Simon de hogepriester (50:1-24). Zie de bespreking van dat hoofdstuk in Harm van Grol, ‘Sirach 50: Theopoëzie van de hogepriester’, in Schrift 291 (50/3 [2018]) 21-29.


Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken