‘Waarom vraag je naar mijn naam?’
Genesis 32 en Rechters 13 als incognito-tweeluik
God grijpt in de geschiedenis in. TeNaCh laat ons vele voorbeelden lezen, over schepping, redding, zwangerschap en verlossing. Tweemaal grijpt God in het Oude Testament in op een wijze die je zowel direct als indirect zou kunnen noemen. Direct, omdat er een aantoonbaar gevolg is van het ingrijpen. Indirect, omdat God een bode incognito zijn rol laat spelen. Als die bode naar zijn naam wordt gevraagd, stelt deze een wedervraag: ‘Waarom vraag je naar mijn naam?’ Deze bijdrage onderzoekt of de twee scènes waarin God indirect direct ingrijpt iets kunnen vertellen over de bode als hypostase van God. Laten we ons daarvoor verplaatsen naar de Jabbok en naar een open veld.
‘Waarom vraag je naar mijn naam?’ Twee keer klinkt deze vraag in TeNaCh. De eerste keer in Genesis 32:30, de tweede keer in Rechters 13.18. Beide keren wordt deze gesteld door een onbekende, die ook onbekend wenst te blijven. En beide keren laat de ontmoeting die de mannen die hierbij betrokken zijn (Jakob en Manoach), niet onberoerd.
Jakob is vertrokken van zijn schoonvader en op weg naar zijn broer. Hij komt bij de Jabbok, zet zijn vrouwen en kinderen de rivier over, maar ‘zelf bleef hij achter, helemaal alleen, en er worstelde iemand met hem totdat de dag aanbrak’ (Genesis 32:25). Het is een (over)bekende passage en er is veel over geschreven (onder andere door Hans Renkema).
Jakob loopt in dit man-tegen-man-gevecht een heupblessure op. Hij heeft een knietje gekregen en blijkt zó lelijk geblesseerd, dat hij vanaf dat moment mank loopt. Na de worsteling hebben Jakob en de onbekende een korte conversatie, die op informatief niveau weinig bevredigend is.
‘Wat is je naam?’, vraagt Jakob. Hij krijgt als reactie een wedervraag: ‘Waarom vraag je naar mijn naam?’ Jakob komt niet te weten met wie hij nu gevochten heeft. Uiteindelijk moet hij wel concluderen dat het God is geweest met wie hij van doen had en hij zegt: ‘Ik heb oog in oog met God gestaan en ben in leven gebleven.’
De bode als personificatie of hypostase van God zelf. God incognito.
Jakob, de met vele kinderen gezegende, lijkt na deze episode geen nageslacht meer te verwekken. Weliswaar krijgt Jakobs geliefde vrouw Rachel nadien nog een zoon, Benjamin (Genesis 35:16), maar vertelling van conceptie of zwangerschap ontbreekt en er staat ook niet expliciet vermeld dat Jakob/Israël de biologische vader is. Dit is in tegenstelling tot de verwekkingen die hiervoor aan de orde zijn geweest, zoals de vruchtbaarheidswedstrijd tussen Lea en Rachel in Genesis 30. Jakobs heupblessure zou er dus uit kunnen bestaan dat hij getroffen wordt in zijn vermogen tot het verwekken van kinderen. God heeft ingegrepen.
Het andere deel van dit incognito-tweeluik betreft de ontmoeting van Manoach met een onbekende (Rechters 13). Zijn vrouw, van wie we de naam niet leren, heeft een vreemde gesproken die aangeeft dat ze zwanger is. En dat terwijl ze tot op dat moment geen kinderen had gekregen. Ze gaat haar man Manoach halen. De kennismaking tussen haar man en de onbekende verloopt wat stroef. Manoach vraagt stamelend: ‘Wie eh… uw naam?’ (13:17) en de onbekende antwoordt met gelijke woorden als de onbekende in Genesis 32: ‘Waarom vraag je naar mijn naam?’.
Manoach lijkt het zekere voor het onzekere te nemen en wacht niet af of de woorden van de bode waarheid blijken te zijn en dat zijn vrouw inderdaad zwanger is, hij gaat meteen een offer brengen. Hij neemt de offergaven en offert deze op de rots voor JHWH. Er gebeurt iets wonderlijks terwijl Manoach en zijn vrouw toekijken: in de vlam van het altaar verdwijnt de verschijning.
De verteller intervenieert met een opmerking waarmee hij laat blijken dat hij op de hoogte is van het hele verhaal, inclusief van wat nog gaat gebeuren, door te vertellen dat de bode geen volgende keer meer zal verschijnen aan Manoach en zijn vrouw. Dat is ook niet nodig, want – zo gaat de verteller verder – Manoach begreep nu dat de verschijning JHWH zelf was geweest. Het offer heeft zijn uitwerking gehad. ‘Sterven, we zullen sterven, want we hebben JHWH gezien!’, roept Manoach dan uit. De bode als personificatie of hypostase van God zelf. God incognito.
Zowel de scène bij de Jabbok als de scène in het veld kennen een man, een onbekende, een poging te achterhalen wie de onbekende is, een wedervraag en de erkenning dat deze onbekende God zelf is geweest. We kunnen stellen dat voor beide hoofdrolspelers de mannelijkheid bij deze ontmoeting in het geding is. Jakob krijgt een knietje en speelt geen rol bij het verwekken van Benjamin door JHWH. Manoach had zelf geen nageslacht verwekt; zijn vrouw wordt nu zwanger via een bode van JHWH.
Welke rol speelt nu God incognito? Het lijkt erop dat de Genesis-episode het stramien heeft geleverd voor de Rechters-scène.
De worsteling met (de bode van) God levert Jakob een nieuwe naam op: Israël. Hier valt de naam die zal staan voor zijn nageslacht, dat tot een volk zal uitgroeien. Een cruciale gebeurtenis, de worsteling is een ‘game changer’.
Het verhaal van Manoach, die voedstervader van Simson zal worden, lijkt op het verhaal van Jakob, maar dan vervormd. De scène met JHWH incognito is meer uitgesponnen, de conversatie duurt langer, de bode herhaalt alles wat hij al tegen de vrouw had gezegd, er wordt uitgebreid geofferd en dan roept Manoach uit: ‘Sterven, we zullen sterven!’, in tegenstelling tot Jakob die in dankbare verwondering lijkt als hij zegt: ‘Ik heb God ontmoet en ben in leven gebleven’.
De paar sobere zinnen van Genesis 32 zijn in Rechters 13 uitgegroeid tot een scène, die het aartsvaderverhaal laat zien als vervormd door een lachspiegel. Niet de belofte van een groot volk is in het geding, maar het relatief kleine verdriet van een kinderloos echtpaar. Het grote verhaal over de naamgeving van het volk Israël tegenover ‘the making of Simson’, de mislukte rechter (maar dat is weer een ander verhaal). God incognito is tot een verhaalmotief geworden.
Overigens komt in de christelijke Bijbel nog een derde keer zo’n bode namens God langs, resulterend in een zwangerschap. Lucas vertelt hierover in het eerste hoofdstuk van zijn evangelie (vers 26-38). Is ook hier sprake van God incognito? In tegenstelling tot Jakob en Manoach komt Maria niet tot die conclusie, al erkent ze wel dat hier God aan het werk is geweest. Zij roept niet over leven of sterven, zij zal het uitjubelen in het magnificat (Lucas 1:46-55).
Willien van Wieringen is neerlandicus en theoloog. Zij is werkzaam als docent Oude Testament en Hebreeuws aan de Fontys Hogeschool Theologie Levensbeschouwing in Utrecht.
Literatuur
Deze bijdrage borduurt voort op wat er is gezegd over de bodes in W. van Wieringen, Dochter in de aanbieding. Over de vijf vrouwen rond Simson. KBS/VBS, 2007.