Wat is de rol van de prediker?
Theologisch drieluik: wat is homiletiek? (deel 2)
In dit Theologisch drieluik introduceert Ciska Stark je met wat homiletiek is.
Deel 1: preekbronnen
Deel 3: effect prediking
Lees ook de reactie van Jos Moons op dit drieluik.
„Wat je zegt, mag je zelf zijn.”
Ciska Stark
De preekstoel is een bijzondere plaats. Nog altijd vormt in menig protestants kerkgebouw een hoge preekstoel met kanselbijbel erop en indrukwekkend klankbord erboven, het decor voor de prediking. De preek zelf wordt niet altijd meer vanaf die plaats uitgesproken, maar de centrale plaats van het spreekgestoelte is, ook in de afgeslankte vorm van een lessenaar op de avondmaalstafel, grotendeels intact gebleven.
Hoge verwachtingen van de prediker
Als ik collega voorgangers vraag hoe hun tijdsbesteding voor de komende week eruitziet, dan bepaalt het al dan niet voorgaan op de komende zondag voor een belangrijk deel hun focus en hun agenda – waarbij de één al biddend uitziet naar de beklimming van de preekstoel om de vruchten van veel voorbereiding te mogen delen, terwijl de ander badend in het zweet wakker ligt van de druk die de bijna wekelijkse prediking geeft.
Immers gaat het in de preek nog altijd om een woord waarvan de hoorders verwachten dat het opbouwt, ‘sticht’, bemoedigt en nieuw perspectief biedt. Daarbij moet het inhoudelijk sterk, stilistisch verzorgd, esthetisch en ethisch verantwoord en vooral authentiek – oftewel ‘persoonlijk’ – zijn. En, het allerbelangrijkste: een preek moet leiden tot verdieping van geloof en tot het ervaren van de Geest van God die niet alleen het verstand, maar ook het hart en het handelen raakt.
Juist in de ruimte tussen prediker en hoorder ‘gebeurt’ de preek.
Zowel deze hoge verwachtingen als door teleurstellende ervaringen bijgestelde verwachtingen van hoorders, kunnen de prediker beroven van de vrijmoedigheid die nodig is om te kunnen preken. Daarom blijft ook de iconische plek van een hoge preekstoel van belang; ergens beschermt deze plek ook de voorganger én de hoorder, want juist in de tussenruimte tussen prediker en hoorders ‘gebeurt’ de preek. Daar wordt namelijk qua ruimtelijke configuratie ook de geestelijke ruimte zichtbaar om verbinding aan te gaan op vrijwillige basis, vanuit de vrijheid om te spreken en vrijheid om te luisteren en te verstaan.
De preek als iets dat ‘gebeurt’
Zo beschouwt hoeft de preek geen autoritatieve en monologische rede van bovenaf te zijn, die de voorganger vooral eenzaam maakt, en de hoorder monddood. Dan wordt de preek de speelruimte van de Geest waarbinnen de prediker spreekt en interacteert met de hoorders op een wijze waaraan hoorders actief participeren, maar zonder dat zij direct gedwongen worden om verbaal te reageren. Zowel prediker als hoorder houden daarbij hun eigen rol en waardigheid en dagen elkaar op een positieve wijze uit om het Woord van God te belichamen en zo te proeven van het heil dat God aan mensen schenkt door bemiddeling van Woord en Geest.
Eerbied voor het gezag van het Woord staat of valt niet samen met gezag of ambt van de prediker, maar ontstaat in de verbinding met elkaar en de betrokkenheid op de gemeenschappelijk gerichte intentie die al in een gebed om de Geest verwoord wordt. In de homiletiek van de laatste vijftig jaar zien we deze accenten terug, van de inhoud van het Woord alleen naar prediking als communicatief en dynamisch ‘gebeuren’ tussen prediker, hoorders, en context in de ruimte van de Geest.
Ook oprechte liefde kan afgewezen worden.
Metaforen voor de prediker
Natuurlijk is daarbij de prediker zélf als persoon een bron voor wat er gecommuniceerd wordt. Ook wie theologisch het primaat legt bij het Woord van God, realiseert zich dat de prediker meer is dan – oneerbiedig gezegd – een doorgeefluik. Het Woord spreken betekent ook bemiddelen en representeren, geroepen en gezonden zijn en een persoonlijke stijl en identiteit opbouwend laten zijn, als prediker.
In de homiletiek is er vanouds een voorliefde om dit (zelf)beeld van de prediker metaforisch te schetsen. De prediker als steward, als dienaar die het bezit van zijn werkgever dient en beschermt, zoals John Stott ooit al voorstelde. Maar ook andere, veelal bijbelse beelden, zijn geliefd: beelden die de prediker helpen om de professionele identiteit als prediker te kleuren vanuit het verstaan van de prediking én de eigen persoonlijkheid. De heraut, leraar, getuige of advocaat passeren dan veelvuldig de homiletische revue.
Aandacht voor de performance en de belichaming (embodiment) van de preek heeft echter ook andere en meer inclusieve beelden opgeroepen. Bijvoorbeeld het beeld van de prediker als host of kok die de gasten laat proeven van aardse ingrediënten en hemelse spijzen (volgens June Yoder) of de prediker als de ‘Lover’ (volgens Lucy Hogan) die in alles getuigt van de liefde van God, en zich bewust is dat liefhebben risico’s betekent: ook oprechte liefde kan afgewezen worden. Desalniettemin biedt een dergelijk beeld als ‘selfie’ een inspiratiebron om jezelf te ‘herbronnen’ en je eigen roeping te (re)vitaliseren. Ook de prediker als ‘Lover’ mag weten zelf geliefd te zijn.
De prediker mag zelf ademen in de geschonken ruimte van de Geest.
De spiritualiteit van de prediker
De ontwikkeling van persoonlijke spiritualiteit van de prediker is niet voor niets een aandachtspunt in ambtsopleidingen. Vanuit de dieptepsychologie wees bijvoorbeeld Fritz Riemann er in de vorige eeuw al op hoe het persoonlijkheidstype van de prediker de stijl van de preek en ook het verstaan door de hoorders bepaalt. Voor zijn typologie ging hij echter primair uit van het basisparadigma van de ‘angsten’ van de prediker, zoals bijvoorbeeld de angst voor vrijheid die leidt tot prediking met dwangmatige trekken.
Inzichten als deze zijn onontbeerlijk voor elke prediker (en hulpverlener). Maar voor een gezonde spiritualiteit en congruente prediking is meer dan inzicht nodig in de aberraties en tekortkomingen van de prediker: de prediker mag zelf ademen in de geschonken ruimte van de Geest.