Menu

Premium

Preekschets Johannes 1:51

‘Waarachtig, ik verzeker jullie,’ voegde hij eraan toe, ‘jullie zullen de hemel geopend zien, en de engelen van God zien omhooggaan en neerdalen naar de Mensenzoon.’

Johannes 1:51

Schriftlezing: Johannes 1:29-51, Genesis 28:10-22
Thema: Dromen met je ogen open

Het eigene van deze zondag

Op de zondagen na Epifanie volgen we de evangelist Johannes in zijn beschrijving van het eerste optreden van Jezus. Vanuit zijn eigen intieme ervaring, die hij voor ons opgetekend heeft, wil de ‘geliefde leerling’ ons laten zien wie Jezus is.

De teksten voor deze serie van drie schetsen zijn gekozen om de highlights van de grote wondertekenen van Jezus heen. Op soms onverwachte manieren ontdekken we iets van de identiteit van Jezus. In deze eerste preek heeft de aansluiting bij de geschiedenis van aartsvader Jakob een bijzondere plek.

Uitleg

Na de hoog ingezette Proloog vertelt het vervolg van Johannes 1 hoe Jezus, het vleesgeworden Woord, gepresenteerd wordt aan Gods volk Israël. Het getuigenis van Johannes de Doper (1:19) die Hem aanwijst als “het lam van God dat de zonde van de wereld wegneemt” (1:29) speelt daarin een sleutelrol. We horen hoe enkele leerlingen uit de kring van Johannes voor het eerst met Jezus in aanraking komen. In hun reacties horen we hoe zij Hem onmiddellijk erkennen als Rabbi (1:38), en beseffen dat zij de messias gevonden hebben (1:41).

Een buitenbeentje in dit geheel is Natanaël; toch vindt Jezus’ eerste zelfpresentatie bij hem haar afsluiting. Verschillende aanwijzingen in de tekst maken duidelijk dat in Natanaël het volk Israël als geheel, met de uitlegtraditie van Tenach, gesymboliseerd is:

Filippus beschrijft Jezus als de man “over wie Mozes in de wet geschreven heeft en over wie ook de profeten spreken” (1:45); Jezus begroet Natanaël als “een echte Israëliet” (1:47). Uiteindelijk reageert Natanaël door Jezus te erkennen met drie titels: Rabbi, Zoon van God, koning van Israël (1:49).

Via de ontmoeting met Natanaël sorteert Jezus het complete volk Israël voor op de confrontatie tussen de bekende Schriften en Jezus zelf als de vervulling daarvan (zie Wierenga voor een analyse van de narratieve technieken waarmee het Johannesevangelie de lezer in diezelfde richting stuurt).

Als Natanaël meer is dan een privé-persoon, begrijpen we waarom de afsluitende uitspraak aan alle prille leerlingen van Jezus – en via hen voor de lezers van het evangelie – gericht is. In deze woorden van vers 51 roept Jezus de herinnering op aan wat aartsvader Jakob meemaakte in de nacht bij Betel (Genesis 28:12): Gods engelen gingen omhoog en daalden af langs een ladder. Jezus eigent zich de geschiedenis van Jakob toe om te laten zien dat Hij de vervulling daarvan is, waarin de werkelijkheid de verwachting overtreft (Ridderbos). Natanaël wordt als nakomeling van Israël aan deze geschiedenis gekoppeld, maar met enige ironie ten opzichte van de sluwe aartsvader heet hij “een mens zonder bedrog” (1:47).

In het droomgezicht van Jakob gaat het om verbinding met de HEER. Op de rand van het beloofde land dreigt hij alles kwijt te raken. Toch laat God hem zien dat hij niet alleen is: nadat de op- en neergaande engelen symbolisch de brug tussen hemel en aarde hebben geslagen, staat de HEER zelf bij Jakob om de belofte aan Abraham te bekrachtigen aan het adres van Jakob. Wanneer Jezus dit beeld op zichzelf betrekt, wil Hij daarmee zeggen dat de verbinding tussen hemel en aarde voortaan via Hem loopt. Wanneer de engelen omhooggaan en neerdalen ‘naar de Mensenzoon’ kan het Griekse voorzetsel epi ook worden weergegeven met ‘over’: dan is de Mensenzoon niet slechts het doel of eindpunt, maar ook in eigen Persoon de ladder die opgericht wordt vanuit de geopende hemel. Als hemelse entourage vergezellen de engelen de Zoon op aarde (Ridderbos).

Sleutelwoord in deze tekst is ‘zien’ (opseste, toekomende tijd van horaoo). Eerder al had Jezus de twee eerste volgelingen Andreas en Petrus uitgenodigd: ‘Kom zelf maar kijken!’ (1:39). Het evangelie van Johannes komt telkens terug op dit ‘zien’ van wie Jezus is: door met het blote oog te kijken naar wat Hij doet, zul je komen tot het diepere, innerlijke ‘zien’ van wie Hij is (voor een door mij niet gevolgde koppeling van het johanneïsche ‘zien’ aan een gnostieke benadering, zie Bultmann). Hoe dicht het ‘lijfelijke’ en het ‘geestelijke’ zien bij elkaar komen, blijkt uit het getuigenis van Johannes (1:32) over wat hij bij de doop van Jezus zag gebeuren.

Het woord van Jezus tot Natanaël en de anderen maakt van dit sleutelwoord een aanwijzing voor alles wat zij gaan meemaken. ‘Je zult nog grotere dingen zien’, had Jezus in vers 50 aangekondigd. En de verzekering (Amen, amen!) van vers 51 spitst dat toe: “vanaf nu zullen jullie de hemel geopend zien”. Jammer genoeg laat de NBV dit ‘vanaf nu’ (aparti) weg. Het suggereert dat alles wat in het vervolg over Jezus verteld wordt, zichtbaar maakt hoe de hemel opengaat en de verbinding tussen hemel en aarde in Hem hersteld wordt. Met andere woorden: als je vanaf nu je ogen open houdt, zul je gaan zien wie de Mensenzoon is. Hiermee ontvangen we een belangrijke leeswijzer bij het vervolg van het evangelie.

Aanwijzingen voor de prediking

Verbinding tussen hemel en aarde is in de leefwereld van vandaag niet vanzelfsprekend. Je zou zo graag iets van God merken, zoals Jakob in zijn droom ervoer, om zeker te zijn van Gods nabijheid. Er zijn situaties waarin mensen zich net zo op of over de rand van het door God beloofde heil bevinden.

Wellicht zijn er in de gemeente mensen die concrete ervaring hebben met engelen, als helpers in een acute noodsituaties, of als boodschappers van God. Anderen zijn er wellicht sceptisch over, of denken niet zo over het bestaan van engelen na. Is het behulpzaam om in de preek op deze realiteit in te gaan? Vanuit de tekst is duidelijk dat de engelen geen op zichzelf staande ‘goede krachten’ zijn, maar uitdrukking van het levende verkeer tussen God en zijn mensen.

De vertelling over Natanaël biedt goede aanknopingspunten voor identificatie, en laat de stappen zien op de weg van erkenning en aanvaarding van Jezus als Messias. Van de sceptische vraag Kan uit Nazaret iets goeds komen? komt Natanaël tot de uitbundige belijdenis van Jezus als Gods Zoon gebracht. Zitten wij vaak niet daar ergens tussenin? Moet je om te geloven een soort ‘dromer’ worden die tegen beter weten in vasthoudt aan een God die je niet kunt zien? Of mogen we met de ogen open, in alle nuchterheid, de realiteit van Gods aanwezigheid in Jezus Christus ontdekken?

Een moeilijkheid kan zijn, dat het “zien” van Jezus als doel van deze tekst voor de hoorders te abstract blijft. Inderdaad heeft het Johannesevangelie iets beschouwends. Tegelijk is dit in een ‘mystagogische beweging’ opgenomen, die de lezer/hoorder van toeschouwer tot volgeling wil maken. De vorm en de spanningsboog van de preek zullen zo moeten zijn, dat deze beweging wordt opgeroepen. Anders dan de directe eerste leerlingen van Jezus, zijn wij op het getuigenis van het evangelie en op de verkondiging aangewezen om te ‘zien’ wie Hij is. Maakt dit het voor ons minder reëel, of kun je situaties schetsen waarin het gehoorde Woord je de ogen opent voor Gods werkelijke aanwezigheid in je leven?

Wat de structuur van de preek betreft, ligt het voor de hand om iets te zeggen over Natanaël: dromer of realist; over de ware Jakob; over het zien van Jezus; over leven bij een geopende hemel. Het taalkleed zal iets meditatiefs-evocatiefs krijgen, spelen met beelden om de rijke associaties en suggesties van de tekst te vertolken.

Liturgische aanwijzingen

De oudtestamentische lezing uit Genesis 28:10-22 ligt voor de hand, en geeft narratief materiaal om de preek in te vullen. Eventueel kan het verhaal over Jakob ook gebruikt worden voor een kindermoment over engelen en een ladder tussen hemel en aarde.

Liedkeuze

  • Psalm 146 over Jakobs God tot helper” hebben

  • Gezang 316 (LvdK)

  • in Zing met de hemelboden (uitverkocht) geeft Ria Borkent liedbewerkingen van passages uit het Johannesevangelie, hiervan zijn de liederen Jezus zegt: blijf niet alleen en Ik ben de weg, zo zegt de Heer bruikbaar bij deze tekst.

Geraadpleegd

Commentaren

  • J.A. Bengel (Gnomon, 1773)

  • Friedrich Lücke (KEH, 1833)

  • Rudolf Bultmann (KEK, 1950)

  • E.L. Smelik (PNT, 1965)

  • Herman Ridderbos (1992)

  • P.H.R. van Houwelingen (CNT, 1997)

Overig

  • Lambert Wierenga, Verhalen als bewijzen: strategieën van narratieve retoriek in Johannes: verslag van een cursorische lectuur van het Johannes-evangelie (Kampen: Kok, 2001)

  • O. Noordmans, preek “De ladder Jakobs” in Verzamelde werken deel VII (Kampen: Kok, 1990), 17-23.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken