Menu

Premium

Priester

Oorspronkelijk had een priester(es) een tempel nodig om zijn/haar ambt naar behoren te kunnen uitoefenen. In onze moderne wereld hebben tempels geen religieuze betekenis meer. Ruïnes van tempels uit een ver verleden zijn toeristische attracties geworden. Als onvermijdelijk gevolg van de kerstening van Europa verdwenen de heidense priesters en priesteressen die eeuwenlang een toonaangevende rol hadden gespeeld in de maatschappij van de oude wereld. Zij maakten plaats voor geestelijken – priesters – van de Rooms-Katholieke Kerk. De calvinistische kerken kennen alleen de ambten van predikant, ouderling en diaken.

Grondtekst

Het Hebreeuwse woord kohen, ‘priester’, komt niet minder dan 741x voor in het Oude Testament. De verdeling over de afzonderlijke geschriften is veelzeggend: 187x in Leviticus; 69x in Numeri; 44x in 2 Koningen; 89x in 2 Kronieken; 44x in Nehemia; 40x in Jeremia. In het Aramese deel van het Oude Testament treffen we kahen aan (Ezra 6:9,16,18; 7:12-16; 21:24). Over de etymologie van kohen is weinig met zekerheid te zeggen. In andere Semitische talen bestaan soortgelijke woorden. Het is mogelijk dat het zelfstandig naamwoord (kohen) is afgeleid van een werkwoord dat oorspronkelijk ‘staan’ betekende. Twee betekenissen zijn mogelijk: (a) de priester is iemand die voor God staat; (b) de priester stelt de offers voor Gods aangezicht. De Griekse termen hieron (tempel) en hiereus (priester) benadrukken de nauwe relatie die er was tussen degene die de heilige dingen doet (hiereus) en het gebouw (hieron) waar hij/zij die handelingen verricht. In het Nieuwe Testament is het woord hiereus enkele malen in de vier evangeliën te vinden (Mat. 8:4; 26:14; 27:9; Mar. 1:44; 2:26; Luc. 1:5; 5:14; 6:4; 10:31; 17:14; 20:1; Joh. 1:19); daarnaast driemaal in Handelingen (4:1; 6:7; 14:13) en driemaal in het laatste bijbelboek (Op. 1:6; 5:10; 20:6); als gevolg van de theologische interesse van de auteur van de brief aan de Hebreeën in het beeld van Christus als hogepriester is het woord hiereus in dat geschrift naar verhouding het meest populair – dat geldt in het bijzonder voor het zevende hoofdstuk (Hebr. 5:6; 7:1,3,11,14,15,17,20,21,23; 8:4; 9:6; 10:11,21).

Letterlijk en concreet

a.De gehele oud-oosterse wereld was rijk voorzien van tempels. Monotheïsme behoorde tot de uitzonderingen. De meeste godsdiensten in dietijd kenden een gecompliceerde godenwereld. Voorzichtigheid was geboden. Soms kon de verering van de ene godheid, de jaloezie van een ander veroorzaken. Het scheen wijs eerder te veel dan te weinig tempels te bouwen. In die religieuze context waren priesters vertrouwde verschijningen. Dat gold ook voor priesteressen. Zowel de mannelijke als de vrouwelijke dragers van het ambt waren bevoegd de heilige handelingen te verrichten. Dientengevolge speelden zij een essentiële rol in de maatschappij van die dagen. Zij legden contact tussen de wereld der goden en de mensenwereld. Zij traden op als bemiddelaars tussen hemel en aarde. De verantwoordelijkheid die zij droegen was groot. Zij dienden er op toe te zien dat de cultische handelingen op de juiste wijze werden verricht. Zij offerden en spraken namens het volk de gebeden uit. Hun positie bracht met zich mee dat zij de intellectuele elite vormden. Zij lazen de oude teksten en schreven nieuwe.

b.In het oude Israël speelden de priesters een min of meer vergelijkbare rol. Oude verhalen wijzen erop dat de grenzen aanvankelijk moeilijk precies getrokken kunnen worden en dat heidense invloeden niet uitgesloten mogen worden. Abraham erkent het gezag van de legendarische priester-koning Melchisedek uit Salem (Gen. 14:18-20). Mozes trouwt met een dochter van de priester der Midjanieten (Ex. 2:21). Toch behoren dergelijke verbintenissen tot de uitzonderingen. In verreweg de meeste teksten wordt kritisch geoordeeld over de priesters en priesteressen van heidense goden en godinnen. De naijver van de God van Israël maakt het in toenemende mate onmogelijk dat zijn priesters collegiale betrekkingen zouden onderhouden met heidenen die hetzelfde ambt bekleden. Terwijl in veel godsdiensten tempelprostitutie een essentieel onderdeel vormde, verzette Israël zich met kracht tegen deze vormen van religie waarin een grote nadruk op de vruchtbaarheid werd gelegd. Tegen die achtergrond is het verklaarbaar dat in de tempel van Jeruzalem geen priesteressen optraden.

c.De taken van de priesters in Israël waren veelzijdig. Zij verrichten de offers in de tempel, maar daarbij bleef het niet. Van de nakomelingen van Levi wordt gezegd: ‘Zij leren Jakob uw geboden en Israël uw wet; zij brengen u geurige gaven, op uw altaar branden zij offers’ (Deut. 33:10). Wie vreesde melaats te zijn, diende zich bij de priester te vervoegen. Hij onderzocht de ongelukkige en droeg de verantwoordelijkheid het fatale oordeel uit te spreken. Het was diezelfde priester die na zorgvuldig onderzoek een melaatse ook weer genezen en rein kon verklaren (Lev. 13-14; vgl. Mar. 1:40-45). Zo waakte de priester over de reinheid van het volk van God.

d.In het Nieuwe Testament krijgen de priesters te Jeruzalem geen speciale aandacht. Jezus trok lange tijd in het noorden van het joodse land rond, in Galilea ver verwijderd van de tempel te Jeruzalem. Jezus discussieerde met Farizeeën en niet met priesters. In de lijdensaankondigingen in de synoptische evangeliën behoren zij echter wel tot degenen die verantwoordelijk worden gesteld voor zijn arrestatie en executie: ‘Hij (Jezus) begon hun uit te leggen: de Mensenzoon moet veel lijden, Hij moet verworpen worden door de oudsten, hogepriesters en schriftgeleerden, ter dood gebracht worden…’ (Mar. 8:31).

Beeldspraak en symboliek

a.De priester is de bemiddelaar tussen God en mens. Hij slaat de brug tussen hemel en aarde. In Israël was het priesterschap een zaak van geboorte. Priesters waren nakomelingen van Aäron en hogepriesters dienden van Sadok, de priester van koning David af te stammen (1 Sam. 2:27-36). In de tijd van het Nieuwe Testament was het priesterschap nog altijd erfelijk. Over de vader van Johannes de Doper wordt verteld dat hij tot ‘de afdeling van Abia’ behoorde (Luc. 1:5; 1 Kron. 24:20); terwijl zijn vrouw ‘een dochter van Aäron’ wordt genoemd (Luc. 1:6).

b.De nieuwtestamentische gemeente heeft zich gaandeweg van de dienst in de tempel afgewend. Het werd een gemeenschap zonder tempel en derhalve ook zonder priesters. In de brief aan de Hebreeën wordt ‘de ordening van Aäron’ negatief geplaatst tegenover ‘de ordening van Melchisedek’ (Hebr. 7:14-25). Deze visie geeftruimte voor de veronderstelling dat het priesterschap nu een ambt is van alle gelovigen (Op. 1:6; 5:10; 20:6; 22:5).

Praxis

a.Liederen:

Liedboek: Psalm 95; 106; 110; 118; 132; 133; 135; Gezang 71; 97; 231; 317; 446; Bijbel II: 41; III: 67; Gezangen: 302; 505; Liederen: 29; Liturgie: 110; Verzamelde: 21; 22; 77 (= Liederen: 28); Zing: 32; Zingend VI: 80.

b.Poëzie:

Bertus Aafjes, Verzamelde gedichten, Amsterdam 1990, blz. 290: ‘Als een priester’. Hans Bouma, Mijn God, Kampen 1997, blz. 175: ‘Stem geven’. Pé Hawinkels, Verzamelde gedichten, Nijmegen 1988, blz. 318: ‘Op zoek naar U’. Jan Willem Schulte Nordholt, Verzamelde gedichten, Baarn 19962, blz. 142: ‘Tempel van Paestum; 150: ‘In de kathedraal van Amiens’. H.J. van Tienhoven, Verzamelde gedichten, Baarn 1998, blz. 321: ‘Theologie’. J.W. Vaske, Roos van ontsteltenis, Amsterdam 1994, blz. 23: ‘Golgotha’.

c.Verwerking:

Het priesterschap biedt ons tal van thema’s aan. Bijvoorbeeld deze: middelaarschap en bemiddeling, onderricht, eredienst en liturgie, rein en onrein, verzoening, institutie en ambt. Bij de behandeling van dit begrip dienen we ons ervan bewust te zijn dat ‘institutioneel geloven’ weinig in de belangstelling staat; de priester wordt snel vereenzelvigd met het instituut kerk, wat voor velen een min of meer negatieve klank heeft. Aan de andere kant zien we vandaag een toenemende belangstelling voor mystiek en mysterie waarbij enige ‘bemiddeling’ is gewenst. Een vraag waarbij we ervaringen kunnen delen, zou kunnen luiden: Wat roept het woord priester bij ons op? Welke beelden hebben we van priesters? Aan welke kwaliteiten zou volgens u een goede priester moeten voldoen? Vervolgens kunnen we de sprong naar het bijbelse priesterschap maken, en daarbij vooral de daar voorkomende priesters aan het woord laten, bijvoorbeeld Melchisedek, Aäron, Eli, Zacharias, Jezus (brief aan de Hebreeën).

Verwijzing

Tussen het woord priester en ‘tempel‘ en ‘hogepriester‘ bestaat uiteraard grote verwantschap. Zie voorts ‘tabernakel‘, ‘koning‘, ‘God‘ en ‘huis‘ (huis van God).

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken