Menu

Premium

Vervulling

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Geloofstaal & cultuurtaal

Het woord ‘vervulling’ roept op zich niet zo veel op, omdat de betekenis ervan afhankelijk is van dat waarmee een mens of een zaak vervuld/gevuld wordt. ‘Vol’ kan geassocieerd worden met overvloed. Een voorbeeld uit de taal van de Bijbel: een beek vol water (Ps. 65:10) is het beeld van overvloed en vreugde. In de geloofstaal wordt gesproken over de vervulling van de beloften van God en is vooral ‘het vervuld worden met de Heilige Geest’ een veelbesproken thema. Deze uitdrukking kan soms echter vreemde of zelfs angstaanjagende associaties oproepen. Kenmerkend is de reactie van een kind dat op school het verhaal van de uitstorting van de Heilige Geest had gehoord en de nacht daarna niet slapen kon. De reden: ‘Ik ben zo bang dat de Heilige Geest komt’. Voor anderen is de vervulling met de Geest juist een hoog en heilig gebeuren dat alleen bestemd is voor vergevorderde gelovigen. Niet-christenen zullen de uitdrukking in verband brengen met een geloof in geesten, zoals dat in moderne films en romans een rol speelt, en concluderen dat het christelijk geloof maar een vaag iets is. Voor velen in onze samenleving is het niet duidelijk waar Pinksteren over gaat, terwijl het Kerstfeest voor hun gevoel veel concreter is. Wellicht is het mogelijk om de betekenis van ‘vervulling met de Geest’ beter te verstaan wanneer we letten op tegenovergestelde begrippen als ‘leegte’ en ‘onvervuldheid’. Onze cultuur biedt een veelheid van verstrooiing en amusement aan en dat kan tijdelijk wat ‘opvullen’. Maar dit is iets anders dan een ‘vervuld leven’.

Woorden

Ons begrip ‘vervullen’ is in het Oude Testament vaak de vertaling van het werkwoordmalee en de afleidingen daarvan. De hemel en de aarde kunnen ‘vervuld’ worden, de tabernakel en de tempel eveneens, maar ook kan een woord ‘vervuld’ worden. Ook kunnen de dagen van iemand, of de dagen van een bepaalde periode ‘vervuld’ worden. Als een mens ‘vervuld’ wordt met de Geest van God (Ri. 6:34; 1 Kron. 12:18; 2 Kron. 24:20), gebruikt het Hebreeuws veelal het woord laveesj, ‘bekleden’.

Voor de notie ‘vervullen/vol’ gebruikt het Nieuwe Testament de woorden pltroun/pltrls en pimplanai. De GNB en de Willibrord hanteren voor een uitdrukking als ‘het vervullen van de wet’ (Gal. 5:14) meestal een omschrijving (vgl. Rom. 8:4). Ten aanzien van de ‘vervulling’ van de Schriften wordt meestal dit werkwoord (SV, NBG-51, Willibrord) of het zelfstandig naamwoord ‘vervulling’ gebruikt (GNB).

Betekenis in context

Oude Testament

De tijd wordt vervuld

In het Oude en Nieuwe Testament vinden we de opvallende uitdrukking dat ‘de dagen vervuld worden’. De achterliggende gedachte is dat een gebeuren of proces een bepaalde tijd nodig heeft: ‘Toen nu haar dagen vervuld waren, dat zij baren zou… ‘ (Gen. 25:24; vgl. Luc. 2:6; 9:51; Hand. 2:1). De zwangerschap is een periode die voldragen moet worden. Dat geldt ook voor de periode dat een lijk gebalsemd moet worden (Gen. 50:3, SV) of een meisje in de harem met schoonheidsmiddelen verzorgd wordt (Est. 2:12, SV).

Zo geldt het ook voor een mensenleven. Als een mens oud is, zijn zijn dagen vervuld (2 Sam. 7:12; Ex. 23:26). Dit veronderstelt niet de deterministische opvatting dat de jaren van een mens van te voren vaststaan. De psalmist kan immers ook bidden: ‘… neem mij niet weg op de helft mijner dagen’ (Ps. 102:25). Een mens kan ook vóór zijn tijd gaan (Job 15:32; Jes. 65:20).

In de heilsgeschiedenis van Israël komen ook perioden voor die ‘vervuld’ worden, dat wil zeggen: tot hun einde komen. In Jeremia 25:12 en 29:10 en Daniël 9:2 is sprake van de 70 jaar van de ballingschap die vervuld moeten worden. Dat het ook hier niet gaat om een draaiboek dat bij God klaarligt en onveranderlijk als een wet van Meden en Perzen uitgevoerd wordt, blijkt uit het vervolg. Daniël ontdekt in de boeken van Jeremia dat de 70 jaar van de ballingschap en de verwoesting van Jeruzalem vervuld zijn. Voor hem is dit geen reden om nu te wachten tot de toestand verandert, maar om een appèl te doen op God en zijn barmhartigheid fevv). Blijkbaar behoudt God de vrijheid om al dan niet de ballingschap te beëindigen.

Gods woorden worden vervuld

Ook van een woord kan gezegd worden dat het ‘vervuld’, gerealiseerd wordt. Een staande uitdrukking is, dat God met zijn hand vervult (= volbrengt) wat Hij met zijn mond heeft gesproken (1 Kon. 8:15, 24; Jer. 44:25vv). Als God zijn woord vervult, dan doet Hij wat Hij heeft beloofd. Het woord van de Here is niet leeg, krachteloos, maar werkt iets uit (Jes. 55:11). Het is volgens Deuteronomium 18:22 een kenmerk van de ware profeet dat zijn woorden in vervulling gaan. Dat betekent dat de profetie een voorzeggend karakter kan hebben. Zie bijvoorbeeld het profetenwoord van Natan na Davids overspel met Batseba (2 Sam. 12:1-25). Het Oude Testament kan trouwens ook nog andere criteria aanleggen voor een ware profeet.Van de profetische woorden uit het Oude Testament wordt in het Nieuwe Testament soms gezegd dat ze vervuld worden in Jezus Christus (zie onder).

God vervult…

In het Oude Testament lezen we vaak dat de ‘heerlijkheid des Heren’ de tempel vervult (1 Kon. 8:11; 2 Kron. 7:1, 2; Ez. 10:4; 43:5). Daarbij had men een heel concrete voorstelling; zo ziet Ezechiël dat de heerlijkheid des Heren de tempel verlaat (Ez. 10:4, 18, 19; 11:23) en ook weer daarnaar terugkeert (43:2vv). De uitdrukking ‘heerlijkheid des Heren’ is een aanduiding van God Zelf in zijn openbaring. In het visioen van Jesaja wordt Gods aanwezigheid als volgt aangeduid: ‘zijn zomen vulden de tempel’. Dat de ‘heerlijkheid des Heren’ de aarde vervult, wordt niet gezegd, wel dat de kennis (= erkenning) van deze heerlijkheid de aarde zal vullen (Hab. 2:14). Habakuk 3:3 zegt dat de aarde vol is van Gods lof. Ook van de goedertierenheid (= liefde, verbondstrouw) van God kan gezegd worden dat ze de aarde vervult (Ps. 33:5; 119:64). In Jeremia 23:24 zegt God van Zichzelf dat Hij de hemel en de aarde vervult; Hij beheerst ze met zijn macht.

Nieuwe Testament

De Schriften worden vervuld (Matteüs)

Dit is een uitdrukking die we vaak, in verschillende zinswendingen, in het Nieuwe Testament tegenkomen, met name bij Lucas (bijv. Luc. 24:44; Hand. 1:16) en ook bij Mat-teüs. Matteüs heeft regelmatig de formule: ‘opdat vervuld zou worden hetgeen de Here door de profeet gesproken heeft…’ of iets dergelijks (1:22; 2:23vv). Deze aanhalingen zijn vaak zó uitgelegd dat het Oude Testament een voorspelling doet van een gebeurtenis die eindelijk, na zoveel eeuwen, met de komst van Christus uitkomt. Hiermee doen we de teksten van Oude en Nieuwe Testament dan geen recht. Het voorbeeld van de Immanu-elsprofetie (Jes. 7:14) maakt dit duidelijk. Jesa-ja moet tegen de koning zeggen: ‘Zie, de jonge vrouw is zwanger, en zal een zoon ter wereld brengen, en u zult hem de naam Immanuël geven’ (Willibrord). We mogen dit niet zo uitleggen, alsof de profeet over de hoofden van zijn hoorders heen verwijst naar de komende Messias Jezus. Hij staat in een concrete situatie en het beloofde kind wordt ook in die concrete situatie geboren als bemoediging voor de mensen van toen. Het is een teken dat zij in hun leven zullen meemaken. In vers 16 lezen we dan ook, dat nog vóór de jongen volwassen is, het land van de aanvallende koningen verwoest zal zijn. Als Matteüs deze tekst aanhaalt en betrekt op Jezus (1:22vv), betekent dat dat dit profetenwoord op een alles beslissende manier tot vervulling is gekomen in Jezus Christus. Gods beloften zijn in het Oude Testament blijkbaar nog niet uitgewerkt en houden een tegoed. Dezelfde trouw van God die bleek in het Oude Testament bewijst zich in het Nieuwe Testament in een nieuwe heilsdaad. Opnieuw wordt er een koningskind geboren in wie God zijn heil toont.

De wet wordt vervuld

Hier wijzen we vooral op het paulinisch spraakgebruik. Het is opvallend dat Paulus nergens zegt dat Christus de wet vervult (zoals de evangelist in Mat. 5:17), maar wel stelt dat wij door Christus de wet kunnen vervullen. In een moeilijke zin zegt hij: ‘Want wat de wet niet vermocht, omdat zij zwak was door het vlees – God heeft, door zijn eigen Zoon te zenden in een vlees, aan dat der zonde gelijk, en wel om de zonde, de zonde veroordeeld in het vlees, opdat de eis der wet vervuld zou worden in ons, die niet naar het vlees wandelen, doch naar de Geest’ (Rom. 8:3-4). Hier wordt over een onmogelijkheid van de wet gesproken die veroorzaakt wordt door de zwakheid van het vlees. Het vlees is hier onze beperkte, zondige natuur. De wet is wel goed (Rom. 7:12), maar bereikt met déze mensen niet wat ze bereiken wil: gehoor-zaamheid tegenover God. In één woord: onmogelijk! Op deze lijn wordt het nooit wat tussen God en mens. God is een andere weg gegaan met mensen. Hij heeft zijn Zoon gezonden. Paulus geeft dan de relatie van Jezus Christus tot de zonde op drie punten weer: 1. Hij is gekomen ‘in een vlees, aan dat der zonde gelijk’ (Rom. 8:3, Willibrord: ‘ons zondige bestaan’), dat wil zeggen: Hij kwam in ons bestaan dat door de zonde beheerst wordt (denk aan de beschuldiging aan Jezus’ adres: ‘Deze ontvangt zondaars en eet met hen’, Luc. 15:2). 2. Jezus kwam ‘om de zonde’, ‘ter wille van de zonde’, namelijk om haar door zijn offer te verzoenen en te overwinnen. 3. Door Jezus’ dood werd de zonde veroordeeld. De dood van Hem die alle schuld op Zich geladen had, maakte duidelijk dat God zo’n goddeloos bestaan afwijst en de dood in laat gaan. Maar dit alles maakt een nieuw bestaan mogelijk.

Vaak wijst Paulus bij dat nieuwe bestaan op de nieuwe verhouding tot God (‘Wij (…) hebben vrede met God’, Rom. 5:1) en Christus (‘in Christus’). Hier zet hij een andere lijn uit. Wie dit nieuwe bestaan heeft ontvangen, is in staat om de geboden van God te doen: ‘… opdat de eis der wet vervuld zou worden in ons…’. In dit verband kunnen we ook denken aan teksten die spreken over de vervulling van de wet door de liefde (Rom. 13:9; Gal. 5:14). Zo komt de wet pas werkelijk tot zijn recht.

Het is paradoxaal: wat via het directe appèl van de wet niet lukte, slaagt wel via deze omweg. Vergelijk de geschiedenis van Zacheüs. De geboden van God, die haaks stonden op de zondige levenspraktijk van deze tollenaar, hadden jarenlang bij hem geen enkel effect. De aanvaarding door Jezus bewerkte echter dat hij, overeenkomstig het gebod, het gedane onrecht wilde vergoeden

(Luc. 19:8).

Zij werden vervuld met de Heilige Geest

In Handelingen neemt het woord ‘vervullen’ een bijzondere plek in. Mensen worden met de Heilige Geest ‘vervuld’ of zijn er ‘vol’ van: de verzamelde gemeente (2:4; 4:31), Petrus (4:8), de ‘zeven’ (6:3, met name Stefanus in 6:5; 7:55), Saulus (9:17; 13:9), Barnabas (11:24) en de leerlingen te Antiochië in Pisidië (13:52). ‘Vol zijn’ van de Heilige Geest uit zich in enkele opvallende kenmerken: 1. het vrijmoedige getuigenis. Dit keert regelmatig terug als het om de vervulling met de Heilige Geest gaat. Soms wordt het expliciet zo genoemd (4:8, 13, 31), maar ook waar het woord vrijmoedig niet gebruikt wordt, is het duidelijk dat deze vervulling geschiedt met het oog op de missionaire dienst: bij Stefanus (6:3vv) en Saulus (9:17). Ook het spreken in tongen (2:4; 10:46; 19:6) en het profeteren (19:6) staat in dit kader. 2. de vreugde: ‘… en de discipelen werden vervuld met blijdschap en met de Heilige Geest’ (13:52, vgl. Ef. 5:18). Deze vreugde uit zich in Lucas 1 in het zingen van lofliederen (1:67; vgl. vs. 41). In Handelingen wordt de vervulling met de Geest niet als een eenmalig gebeuren gezien, wel als een nieuwe fase in de heilsgeschiedenis van God met een duidelijk aanwijsbaar beginpunt. In het boek Handelingen worden mensen steeds weer met de Geest vervuld. Dit stemt overeen met wat we in de brieven van het Nieuwe Testament vinden: na het heengaan van Jezus hebben mensen zijn inspirerende en vertroostende aanwezigheid ervaren, vooral in de maaltijd van de Heer, in het luisteren naar de Schriften en in het samen delen van het bezit. Deze ervaring heeft men genoemd: de vervulling met de Heilige Geest. Dit begrip krijgt nog meer profiel wanneer we het zetten tegenover de realiteit van Handelingen 5:3, waar de satan het hart van Ananias vervult. Mensen kunnen ook vervuld worden met toorn (5:17; 19:28 SV), met list en bedrog (13:10).

Kern

Het woord ‘vervullen’ heeft soms nauwelijks een specifieke lading, bijvoorbeeld in de uitdrukking ‘de dagen werden vervuld dat…’. Vaker heeft het woord een theologische betekenis, bijvoorbeeld als het met God of Gods heilsplan verbonden wordt. Dan betekent het dat God de mensen of de dingen met zijn heilvolle aanwezigheid wil bepalen en beheersen.

De woorden ‘vervuld worden met de Heilige Geest’ duiden in het boek Handelingen geen vaag en onbestemd iets aan, maar een concreet gebeuren met een duidelijke uitwerking. Het leidt tot de vreugde, die stem krijgt in de lofliederen voor God. De uitwerking van de vervulling met de Geest is het getuigenis. Pinksteren is niet het meest vage van de grote christelijke feesten, maar misschien wel het meest concrete. Het is het geboorteuur van de kerk, want de apostelen krijgen nu stem. Er zit iets eenmaligs in, zoals elk begin eenmalig is, maar de vreugde, het loflied en het vrijmoedige getuigenis willen meegaan de eeuwen door.

Verwijzing

Zie voor verwante en/of aanvullend te bestuderen woorden: blijdschap, getuigenis, Geest, profeet, Schrift, tijd, wet.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken