En Jezus schreef in het zand
Een overspelige vrouw betrapt
Het is een verhaal dat verreweg de meeste bijbellezers zeer vertrouwd is. Een groep schriftgeleerden en farizeeën komt bij Jezus met een vrouw die op overspel betrapt is. Ze werpen Jezus de vraag voor wat er volgens hem moet gebeuren. Daarbij verwijzen ze naar de wet van Mozes, waarin geschreven staat dat in een dergelijk geval de doodstraf door steniging moet worden toegepast. Jezus echter schrijft in het zand. Ze blijven aandringen en hij blijft schrijven. Dan kijkt hij op en zegt: wie van jullie zonder zonde is moet maar als eerste een steen gooien. En hij schrijft door in het zand. De aanklagers druipen af en Jezus kijkt de vrouw aan. ‘Heeft niemand je veroordeeld?’, vraagt hij. ‘Inderdaad’, is haar antwoord. ‘Dan doe ik dat ook niet. Ga weg en bega je fout niet nog een keer’.
Het verhaal roept tal van vragen op. Wat heeft de vrouw gedaan? Wat verstaat het evangelie onder de term ‘overspel’? Dat ze dat gepleegd heeft wordt in heel het verhaal niet betwist of bevraagd. Wat schrijft Jezus op de grond? Schrijft hij wel of zit hij te tekenen? Waarom komen de schriftgeleerden en farizeeën met deze casus ‘om hem op de proef te stellen’ (Johannes 8:6). En dan als laatste, maar misschien wel belangrijkste vraag: hoe zit het met de tekstuele status van dit verhaal? In de NBV21 is sprake van vierkante haken om het verhaal heen (waarvan overigens de eerste in de literaire uitgave en in de kunstuitgave ontbreekt), met als toelichting dat dit verhaal ‘een oude toevoeging aan de Griekse tekst’ is. Laten we met deze laatste vraag beginnen en dan achtereenvolgens de andere vragen ook belichten.
De overspelige vrouw in de handschriften
Er is met de tekstuele status van de perikoop van de overspelige vrouw inderdaad wel iets aan de hand. De tekst van het Nieuwe Testament is ons niet in één Grieks handschrift overgeleverd, maar in een enorme hoeveelheid. Op dit moment is het aantal Griekse handschriften dat gebruikt wordt om de tekst te reconstrueren ongeveer 5.700. Omdat er geen twee van deze handschriften identiek zijn, is een weging van lezingen overal nodig. Dat proces, het reconstrueren van de tekst van het Nieuwe Testament op basis van het wegen van de handschriften, is een eerbare academische discipline die ver teruggaat in tijd. De moderne tekstkritiek begint in 1516 met de eerste editie van het Griekse Nieuwe Testament door Desiderius Erasmus.
Intussen zijn we ruim vijf eeuwen verder en in het land van de tekstkritiek is intussen iedereen ervan overtuigd dat het verhaal van de overspelige vrouw van oorsprong niet tot het evangelie naar Johannes behoorde. Hoe zit dit?
In de oudste en belangrijkste handschriften van Johannes ontbreekt deze passage. Het is goed enkele van deze handschriften hier te noemen. De oudste is P66 (= papyrus 66), tegelijk het oudste beschikbare handschrift van Johannes. Deze papyrus wordt gedateerd omstreeks het jaar 200, net iets meer dan een eeuw dus nadat Johannes geschreven zal zijn. P66 behoort tot de Bodmer collectie en ligt grotendeels in Dublin, in de Chester Beatty Library. Een andere papyrus uit deze verzameling bevat de passage evenmin: P75. Deze papyrus ligt in Keulen en wordt gedateerd in de zevende eeuw. Dit handschrift bewijst dus dat ook in latere manuscripten de passage soms ontbreekt. De twee misschien wel belangrijkste getuigen voor de tekst van het Nieuwe Testament, codex Sinaiticus en codex Vaticanus – allebei uit de vierde eeuw – hebben onze passage ook niet en hetzelfde geldt voor tien andere majuskels (hoofdletter handschriften uit de periode van de vijfde tot de negende (!) eeuw. In tal van minuskels, cursieve handschriften uit de Middeleeuwen, ontbreekt zij ook en dit is eveneens het geval in Latijnse, Syrische en Koptische manuscripten. Bovendien leveren de kerkvaders Origenes en Hiëronymus ook bewijs voor het ontbreken van deze passage in het evangelie.
Voordat we nu de vraag kunnen stellen waar zij dan vandaan komt, moeten we eerst een ander opzienbarend feit onder ogen zien: de handschriften die deze passage wel hebben, voegen haar op vijf verschillende plekken in Johannes, maar ook in Lucas, in. Verreweg de meeste handschriften uit deze groep hebben onze passage op de plek waar zij traditioneel in bijbelvertalingen wordt afgedrukt: Johannes 7:53 – 8:11. Alleen heeft één minuskel de perikoop na Johannes 7:36 en zijn er twee handschriften die deze passage toevoegen na het slot van Johannes. Dan heeft een hele grote groep late, byzantijnse manuscripten dezelfde passage in Lucas, namelijk na Lucas 21:38. En één handschrift plaatst haar, en dan ook nog gedeeltelijk, na het slot van Lucas!
Op basis van bovenstaand overzicht is de conclusie helder. Het gaat bij dit verhaal om een tekst die op een later moment in de handschriftelijke overlevering van de evangeliën is binnengekomen. Een tekstuele zwerfkei dus, die met zekerheid niet tot het oorspronkelijke evangelie behoord heeft.
Hoewel onomstotelijk helder is dat het verhaal van de overspelige vrouw dus een latere toevoeging is, is dit misschien wel een van de meest aansprekende verhalen over Jezus die weigert een oordeel uit te spreken. Het lijkt erop dat het latere legendevorming is, eerder dan echt een moment uit het leven van Jezus. Niettemin wordt het verhaal tot op de dag van vandaag door veel mensen als typerend gezien voor het karakter van Jezus en dat is dan ook precies de reden waarom het in moderne edities en vertalingen wel degelijk nog altijd wordt afgedrukt. Tijd dus nu om onze blik te wenden naar de andere vragen die boven gesteld werden: wat heeft de vrouw gedaan, wat schrijft Jezus en in welk opzicht konden de schriftgeleerden en farizeeën hem met deze casus ‘beproeven’?
Overspel
De vrouw is betrapt op heterdaad op overspel, zo vertelt het verhaal. Vervolgens stellen de schriftgeleerden en de farizeeën dat zij de dood schuldig is. Wat is dan precies overspel en hoe zit het met die doodstraf?
Het patriarchale karakter van de Tora (en de rest van de Bijbel) wordt zichtbaar in de instructies rondom overspel. Deze term is namelijk van toepassing wanneer een getrouwde vrouw seks heeft met een andere man dan haar eigen echtgenoot. Een getrouwde man mocht buiten zijn huwelijk alleen geen seks hebben met getrouwde vrouwen, althans zo was het in het oude Israël. In Leviticus en Deutoronomium is vastgelegd dat in geval van overspel de dood moet volgen. Leviticus 20:10, deel van de lijst van instructies tegen foute vormen van seks, spreekt uit dat seks met een getrouwde vrouw met de dood bestraft moet worden en Deuteronomium 22:22 bekrachtigt dit.
Het Griekse woord dat onze perikoop gebruikt voor ‘overspel’ (moicheia) komt van het werkwoord moicheuō en wordt in de Septuaginta, de Griekse versie van de joodse Bijbel, uitsluitend gebruikt voor seksuele betrekkingen van getrouwden buiten hun huwelijk om. Derhalve lijkt de combinatie van precies dit woord en het feit dat de aanklagers inbrengen dat de vrouw met de dood bestraft moet worden erop te duiden dat het gaat om een getrouwde vrouw die het met een andere man gedaan heeft dan haar echtgenoot.
Terzijde: wellicht is de oude exegetische traditie dat het bij deze vrouw om een prostituee zou gaan net zo zeer geworteld in het patriarchaat als de wetgeving tegen overspel uit de Tora. De suggestie werd al opgeworpen door Augustinus in zijn Preek 16a.4 en op latere momenten in de geschiedenis is deze anonieme vrouw zelfs geïdentificeerd met Maria Magdalena.
Jezus schrijft in het zand
Een van de grote raadsels rondom het verhaal van de overspelige vrouw is wat Jezus nu precies in het zand schrijft. Het Grieks van de verzen 6 en 8 bevat een interessante verschuiving van het voorzetsel kata. In vers 6 luidt de beschrijving van wat Jezus doet kupsas … katégraphen en in vers 8 katakupsas … égraphen. In de NBV21 valt dit verschil weg: ‘Jezus bukte zich en schreef met zijn vinger op de grond. (…) Hij bukte zich weer en schreef op de grond.’ Ook idiolecte vertalingen als de (Herziene) Statenvertaling en de Naardense Bijbel doen dit detail niet oplichten. Een zo letterlijk mogelijke vertaling zou hier luiden: ‘Jezus bukte zich en schreef (iets) met zijn vinger op de grond neer’. Gevolgd door: ‘Jezus bukte zich neer en schreef (iets) op de grond’.
Het werkwoord in kwestie (graphō) kan ‘schrijven’ betekenen, maar ook ‘krassen’ of ‘tekenen’. Het kan dus zijn dat de scene Jezus neerzet als onverschillig. Hij zit te tekenen op de grond en slaat geen acht op zijn omstanders. Sterker nog: hij gaat daarmee door na zijn reactie. In dat geval lijkt de handeling bedoeld om de tegenstanders te negeren.
De meeste interpreten van deze tekst gaan er evenwel vanuit dat Jezus iets schrijft en dat roept dan wel de vraag op: wat? In de vroege kerk al werden er suggesties gedaan om deze vraag te beantwoorden. Zo betoogt de kerkvader Hiëronymus (347?-430) dat Jezus de zonden van de aanklagers in het zand opschrijft.
Uiteraard is hiervoor geen bewijs te vinden en dit geldt evenzeer voor alle andere pogingen te verklaren wat Jezus schreef. De verklaringen lopen erg uiteen, zoals duidelijk zal worden. Een aantal auteurs stelt voor Jezus’ schrijven te zien als een re-enactment van Jeremia 17:13: ‘Heer, bron van Israëls hoop, wie U verlaten, zullen te schande staan, wie van U weggaan, zullen in het stof worden geschreven, want ze hebben de Heer, de bron van levend water, verlaten’ (NBV21).
De vermelding van Jezus’ vinger brengt sommige exegeten ertoe een verwijzing te zien naar Daniël 5:24, hoewel daar sprake is van een ‘hand’ die op de muur schrijft en niet van een vinger: ‘Daarom heeft Hij die hand gezonden en de tekens laten opschrijven’ (NBV21). En een laatste voorstel om hier te noemen is de suggestie dat Jezus de woorden van Exodus 23:1 opschreef: ‘Onthoud je van lasterlijke aantijgingen. Maak geen gemene zaak met een misdadiger door iemand vals te beschuldigen’ (NBV21).
In de vorige eeuw deed T.W. Manson (1893-1958) op basis van de herhaling van het schrijven van Jezus. Hij verwijst naar een bestaande en betuigde praktijk in het Romeinse recht. Daar was het gebruik dat een rechter een vonnis uitschreef alvorens het uit te spreken. Manson komt aldus tot het voorstel dat Jezus, analoog aan deze praktijk, in vers 6 zijn uitspraak van vers 7 opschrijft en in vers 8 zijn woorden van vers 9.
Opnieuw een intelligent voorstel, maar hoe groot is de kans dat Jezus deze praktijk uit het Romeins recht kende? Zo goed als onvoorstelbaar. De exegetische creativiteit van uitleggers lijkt bij vragen die uiteindelijk niet beantwoord kunnen worden soms onbegrensd!
Het is goed om in gedachten te houden dat het bij dit verhaal precies daarom gaat: een verhaal. Het is een late toevoeging aan het evangelie en moet daarom vooral niet gelezen worden als een historisch verslag. Eerder dan dat is het een verhaal dat het karakter van zowel Jezus als zijn tegenstanders wil typeren. De schriftgeleerden en farizeeën brengen volgens dit verhaal de vrouw in kwestie bij Jezus om hem in de val te lokken. De vraag rijst daarom nu hoe die val eruit ziet.
Beproeving
Nergens in dit verhaal wordt betwist dat de vrouw overspel gepleegd heeft en op heterdaad betrapt is. Dit element staat narratief buiten kijf en daarmee is de verwijzing naar steniging als voorgeschreven straf ook begrijpelijk. Deuteronomium 22:22 schrijft voor, zo werd boven duidelijk, dat in geval van overspel de beide partners gedood moeten worden. Het voorgaande vers schrijft voor hoe een jong meisje dat voor haar huwelijk geen maagd meer blijkt te zijn moet worden gestenigd. Uit de combinatie van beide verzen wordt al sinds de oudheid de conclusie getrokken dat een overspelig stel dan dus ook door steniging moet worden gedood.
Met deze regel uit de Tora in het achterhoofd rijst dan ook de vraag waar het element van verzoeking of beproeving in dit verhaal uit bestaat. Er zijn twee mogelijke valkuilen voor Jezus te benoemen waardoor hij had kunnen uitglijden in zijn reactie op de vraag van zijn tegenstanders. De ene mogelijkheid zou zijn geweest dat hij onomwonden het doodvonnis zou overnemen en daarmee de omstanders een recht zou verschaffen tegen de juridische verhoudingen in hun tijd in te gaan. Immers, de lijdensverhalen in alle vier de canonieke evangeliën wijzen erop dat de joodse autoriteiten helemaal niet meer de bevoegdheid hadden om een doodstraf uit te spreken, laat staan deze uit te voeren.
Een positief antwoord van Jezus zou hem dus tot een opstandeling tegen de Romeinse bezetter gemaakt hebben, terwijl een negatief antwoord hem de Tora had doen ontkennen.
Er is evenwel een tweede optie. In Deuteronomium 22:22 (net als in het eveneens eerder genoemde Leviticus 20:10) is expliciet vastgelegd dat beide echtbrekers terechtgesteld moeten worden. De schriftgeleerden en farizeeën komen echter alleen met de vrouw aanzetten. Waar is de man? Ook dit lijkt een schaakzet: als Jezus aangeeft haar schuldig te verklaren en daarmee uitspreekt dat zij gedood moet worden, breekt hij de Tora doordat hij slechts een partieel oordeel velt, terwijl een ontkennende reactie opnieuw de wet zou ontkrachten.
Welke optie ook de juiste is, Jezus draait in dit verhaal de zaak meesterlijk om. Door zijn opmerking dat degene die geen zonden heeft als eerste maar een steen zou moeten gooien, slaat de aanklacht als een boemerang terug op de aanklagers. Jezus bagatelliseert het overspel niet, maar zijn vraag en de daarop volgende reactie van de schriftgeleerden en de farizeeën maakt duidelijk dat niet alleen deze vrouw gezondigd heeft, maar dat iedereen dat is.
Ten slotte
De kerkvader Augustinus was ervan op de hoogte dat deze passage in sommige geschriften ontbrak (Over overspelige huwelijken 2.7.6). Naar zijn oordeel kwam dat niet doordat zij op een later moment toegevoegd is, hij had een andere verklaring. Volgens hem is de perikoop in de handschriften die haar niet hebben weggelaten en hij geeft daarvoor ook een verklaring. Hij is ervan overtuigd dat deze weglating het gevolg is van de angst van scribenten dat het verhaal vrouwen zou aanzetten tot overspel. Het wordt immers zelfs door de Heer zelf niet bestraft?!
Boven werd betoogd dat het niet gaat om een weglating in de handschriften waarin deze passage ontbreekt, maar eerder om een toevoeging in de handschriften die haar wel hebben. Dat maakt deze tekstuele zwerfkei des te specialer: in een periode waarin de vroege kerk erg strikt was in het handhaven van de huwelijksregels komt een verhaal op waarin Jezus de aanklacht tegen een overspelige vrouw omdraait in het bewustzijn van de aanklagers dat ook zij zondig zijn. Hij stuurt haar weg met de eenvoudige woorden: ‘zondig niet meer’. Ook al is de kans klein dat er ook maar een element van dit verhaal teruggaat tot de historische Jezus, het is als typering van zijn optreden zó sterk, dat die kracht zowel de opname in de handschriften verklaart als de tot op vandaag voortdurende populariteit van het verhaal.
Gelezen binnen dit nummer van Schrift over foute seks kun je stellen dat in dit verhaal Jezus duidelijk maakt dat foute seks weliswaar fout is, maar op hetzelfde niveau staat als andere fouten. In een wereld vol foute seks én andere fouten is dat misschien ergens wel een opluchting.
Bert Jan Lietaert Peerbolte is hoogleraar Nieuwe Testament aan de Vrije Universiteit Amsterdam.
Literatuur
Chris Keith, The Pericope Adulterae, the Gospel of John, and the Literacy of Jesus (NTTSD 38; Leiden, etc: Brill, 2009).
Jennifer Knust, Tommy Wasserman, To Cast the First Stone: The Transmission of a Gospel Story (Princeton: Princeton University Press, 2019).