Hildegard verhief haar stem in de middeleeuwse mannenwereld
Spreken en zwijgen door Hildegard van Bingen
Middeleeuwse vrouwelijke mystici werden tot spreken geroepen door een stem uit de hemel, die hen opriep de goddelijke boodschap kenbaar te maken. Daardoor werd hun vermeende vrouwelijke zwakheid – die hen het zwijgen oplegde – omgebogen tot kracht. Hildegard van Bingen zwijgt niet langer, maar maakt haar visioenen openbaar.
De kern van de mystieke weg is de ervaring van het diepe zwijgen. Deze weg wordt gevonden als men zich losmaakt van al het zichtbare en hoorbare, waardoor men de weg naar de vereniging van de ziel met God kan gaan. Deze algemene visie op de geestelijke weg sluit niet aan op de mystieke weg van vrouwelijke mystici uit de Middeleeuwen. Zij werden tot spreken geroepen door een stem uit de hemel, die hen opriep de goddelijke boodschap kenbaar te maken. Daardoor werd hun vrouwelijke zwakheid omgebogen tot kracht.
Deze thematiek vinden we bij verschillende vrouwelijke mystici, zoals Hildegard van Bingen (1098-1179), Elisabeth van Schönau (1129-1164) en Mechtild van Maagdenburg (1207-1282).
Vrouwen konden met hun boodschap niet naar buiten treden
Zwakheid van vrouwen
In de Middeleeuwen werden vrouwen gezien als zwak. Men ging ervan uit dat God de man had geschapen naar zijn beeld en gelijkenis en vrouwen slechts een afgeleide waren van de man. Zij hadden geen toegang tot het onderwijs in de kloosterscholen en werden niet onderricht in filosofie en theologie, zoals de mannelijke geestelijken. Vrouwen konden met hun boodschap niet naar buiten treden. Daarom werden zij genoodzaakt andere wegen te zoeken om hun visie kenbaar te maken, bij te dragen aan discussies die in hun tijd werden gevoerd, en politieke invloed uit te oefenen.
Daarvoor maakten ze gebruik van visioenen, waarin God zich aan hen had geopenbaard. Visioenen gaven hen de legitimiteit om profetisch te spreken. Op deze wijze benadrukten vrouwen dat hun werk door God was geschreven. Zij waren het instrument waardoor God kon spreken.
Een van deze middeleeuwse vrouwen is Hildegard van Bingen. Zij beschrijft uitdrukkelijk dat God een beroep op haar deed om openlijk bekend te maken wat zij zag en hoorde in visioenen. Haar visioenen hebben een profetisch karakter.
Visioenen gaven de legitimiteit om profetisch te spreken
Geroepen in de moederschoot
In haar Vita, haar levensbeschrijving, vertelt Hildegard dat ze een visioen heeft ontvangen, al bij haar wording in de schoot van haar moeder:
‘In het allereerste begin van mijn vorming, toen God mij in de schoot van mijn moeder met zijn levensadem opwekte, heeft hij dit visioen in mijn ziel ingedrukt. Want in het jaar elf honderd na de menswording van Christus begon de leer van de apostelen en de brandende gerechtigheid te talmen, die hij in christenen en geestelijken had gesticht, en keerde om in twijfel.’ (Vita II, 2)
Aan haar vorming ligt een goddelijk initiatief ten grondslag. Op deze wijze plaatst Hildegard zichzelf in de traditie van de profeten, die al gekend werden door God nog vóór ze waren geboren. Het is mogelijk dat zij de beschrijving over haar vorming heeft overgenomen uit de liturgie waar de roeping van Jeremia toegepast wordt op Johannes de Doper: ‘Al voordat ik je in de moederschoot formeerde, leerde ik je kennen.’ (Jeremia 1:5)
Haar vorming had een bepaalde bestemming. Zij moest een profetische functie vervullen in een tijd die gekenmerkt werd door verval van het christelijke geloof. Deze profetische functie kon ze vervullen dankzij het visioen dat God haar had meegegeven bij haar vorming.
Onzegbare ervaring als kind
Hildegard was een bijzonder kind. Ze was heel gevoelig voor het wonder dat het leven overstijgt. Ze had een intuïtieve openheid voor het goddelijke en zag dingen die niet tot de waarneembare werkelijkheid behoorden. Als kind praatte ze daar gewoon over.
In haar Vita vertelt ze over een ervaring die haar als driejarig kind overkwam. Ze werd plotseling overweldigd door een groot licht: ‘In mijn derde levensjaar zag ik zo’n groot licht, dat mijn ziel hevig sidderde, maar, omdat ik nog een kind was, wist ik niets daarover uit te brengen.’ (Vita II, 2)
In dit fragment brengt Hildegard haar reactie op deze manifestatie van licht tot uiting: haar siddering. Ze sidderde vanwege het goddelijke karakter van deze ervaring. Als jong kind was ze niet in staat haar ervaring in woorden te vatten, omdat deze ervaring onzegbaar was en aan haar ‘de eerste woordjes’ voorbijging.
Goddelijke oproep
Haar leven krijgt een nieuwe richting als God haar persoonlijk aanspreekt en haar oproept openlijk bekend te maken wat ze ziet en hoort. Deze oproep is onontwijkbaar aan haar gericht. Hier volgt het eerste fragment uit de proloog van Scivias:
O breekbare mens, as van as, verrotting van verrotting, zeg en schrijf wat je ziet en hoort. Maar omdat je angstig bent om te spreken en te eenvoudig van geest om het te uiten, en te ongeletterd om het op te schrijven, zeg en schrijf het niet volgens de taal der mensen, noch volgens de vindingrijkheid van het menselijke denken, noch volgens de vereisten van de menselijke stijl. Zeg en schrijf het volgens de wijze waarop je het ziet en hoort in Gods hemelse wonderbaarlijkheden vanuit den hoge. (…) Zo dus moet ook jij, o mens, zeggen wat je ziet en hoort. En schrijf het op, niet volgens jezelf, noch volgens een ander mens, maar volgens de wil van hem die weet, ziet en alles beschikt in de verborgenheden van zijn mysteriën.
Opmerkelijk is de wijze waarop de goddelijke stem Hildegard aanspreekt: ‘As van as, verrotting van verrotting.’ Deze woorden sluiten aan op de aardsheid van haar bestaan, down to earth. Ook het Latijnse homo (mens) drukt het besef van aardsheid uit, want het is verwant met humus dat ‘grond’ of ‘aarde’ betekent. In het eerste bijbelboek staat opgetekend dat de mens uit aarde is gevormd (Genesis 2:7). De mens is aardewerk, fragiel en broos. Ondanks dat is de mens door en door bezield met levensadem, waardoor hij de stem van God herkent en zijn oproep kan beantwoorden.
In deze oproep van God aan Hildegard treedt een perspectiefwisseling op. Zij wordt opgeroepen niet langer te spreken en te schrijven vanuit haar eigen perspectief. In relatie tot God staat zij zelf niet langer in het centrum. Het perspectief ligt nu bij God, die spreekt waar zij luistert. Ze beseft nu dat God de eigenlijke Spreker en Schrijver is geworden. Zij is partner van God, die haar geestelijke weg in Scivias schrijft. Hij is de eigenlijke auteur van haar boek, en zij is zijn instrument.
Het perspectief ligt nu bij God, die spreekt waar zij luistert
Openbaring van licht
In het tweede fragment uit de proloog van Scivias beschrijft Hildegard haar visionaire ervaring, die ze nauwkeurig wist te dateren. In dit visioen wordt een vurig licht geopenbaard:
Het geschiedde in het jaar 1141 van de menswording van Gods Zoon, Jezus Christus, toen ik 42 jaar en 7 maanden was, dat een vurig licht van een geweldige schittering tot mij kwam vanuit de geopende hemel. Het doorstroomde mijn hersenen en ontvlamde heel mijn hart en heel mijn borst. Het was geen verterend vuur maar wel een verwarmend vuur, zoals de zon met zijn stralen iets verwarmt. En plotseling kon ik de diepere betekenis van de uitleg van de geschriften, namelijk het psalterium, het evangelie en andere geschriften van de katholieke kerk, en van het Oude en Nieuwe Testament ervaren, maar inzicht in de betekenis van de woorden van de tekst ervan, noch kennis van de indeling der lettergrepen of van naamvallen en tijden bezat ik.
Dit visioen was één geloofservaring van licht dat zich aan Hildegard openbaarde. Het vurige licht uit de hemel raakte haar hart aan, waardoor het werd geopend voor God. Op deze wijze schiep God communicatie met haar en ontsloot voor haar de heilige Schrift. De goddelijke presentie in dit visioen bewerkstelligde dat ze de heilige boeken van de Bijbel, van de heiligen en van de filosofen innerlijk kon verstaan. Dit inzicht verkreeg ze zonder dat ze hierover door mensen was onderwezen.
God onderrichtte haar innerlijk, in haar ziel, niet alleen via de heilige boeken, maar vooral door het levende Licht. Hildegard krijg de opdracht te getuigen van dit onuitsprekelijke licht door op te schrijven wat ze ziet en hoort.
Steun voor openbaarheid
Hildegard ontving de profetische opdracht instrument te zijn van God, die zich aan haar kenbaar maakte. Ze moest getuigen met het levende Licht. Maar als vrouw kon ze haar stem niet laten horen, noch in de kerk noch in de monastieke wereld. De enige mogelijkheid was om zich te beroepen op haar visioenen, die God aan haar geopenbaard had. In de twaalfde eeuw werden visioenen algemeen erkend als goddelijke mededelingen. Er werd geluisterd naar vrouwen met visioenen. Maar om daarmee naar buiten te kunnen treden, moesten haar visioenen eerst getoetst en erkend worden.
God is de eigenlijke Spreker en Schrijver geworden
Daarom nam Hildegard contact op met Bernardus van Clairvaux (1090-1153) aan wie ze een brief schreef over haar visionaire ervaring (1146-47). Hij was een cisterciënzer en had veel invloed in de monastieke en kerkelijke wereld. In haar brief prijst ze hem via het beeld van de adelaar die in de zon kan kijken. Daarmee geeft ze aan dat hij in staat is God te schouwen. Tegelijkertijd maakt ze aan hem haar eigen zienersgaven bekend. In deze brief vraagt ze hem om ondersteuning voor haar plan om haar visioenen in de openbaarheid te brengen:
O eerbiedwaardige vader, gij die zo hoog in aanzien staat en in goddelijke kracht (…), ik vraag u, vader, in naam van de levende God: hoor mij aan. Ik maak mij grote zorgen over het visioen, dat zich in mijn geest als een mysterie openbaarde. Want nooit zag ik dit visioen met de uiterlijke ogen van het lichaam.
Ik, ongelukkige en des te ongelukkiger nog in mijn bestaan als vrouw, heb al vanaf mijn kinderjaren grote wonderen aanschouwd. Wonderen die mijn tong niet zou durven spreken, als Gods Geest mij niet geleerd had te geloven.
Standvastige en zachtmoedige vader, antwoord mij in uw goedheid, mij, uw onwaardige dienares, die vanaf haar kindertijd nooit een uur in zekerheid geleefd heeft.
Onderzoek met uw liefde en wijsheid uw ziel, zoals u in de heilige Geest onderricht bent en schenk uw dienstmaagd troost vanuit uw hart.Want ik weet innerlijk betekenis van de uitleg van de Psalmen, de Evangeliën en de andere boeken, die mij getoond wordt in dit visioen. Als een verterende vlam raakt dit visioen mijn hart en mijn ziel, terwijl het mij de diepte van de uitleg leert. Maar toch onderricht dit visioen mij geen woorden in de Duitse taal, die ken ik niet. Ik versta slechts door eenvoudig lezen, niet door de tekst te ontleden (…).
Dilemma: spreken of zwijgen
Opvallend is de wijze waarop Hildegard over zichzelf spreekt in relatie tot Bernardus. Ze buigt zich als het ware in het stof om door hem erkend te worden. Op deze wijze richtte zij zich als middeleeuwse vrouw tot een man met autoriteit en gezag.
Deze brief gaat over het visioen dat ze heeft ontvangen (1141). Ze spreekt haar nood uit over wat haar is overkomen. Deze nood gaat niet over een probleem dat op te lossen is. Ze schrijft over een ervaring die haar is overkomen: ze is overvallen door de werkelijkheid van God. God heeft ingegrepen in haar leven en doet een appèl op haar. Deze ervaring werkt dieper door dan ze menselijkerwijze kan bevatten: haar ziel wordt door een goddelijke vlam bewogen. Deze vlam werkt in haar ziel en onderricht haar innerlijk.
Nadat ze Bernardus heeft meegedeeld wat haar is overkomen, legt ze hem haar dilemma voor: moet ze spreken over wat ze gezien en gehoord heeft of daarover zwijgen? Ze neemt niet zelf de vrijheid om deze keuze te maken en laat de beslissing over aan Bernardus:
‘Goede en zachtmoedige vader, ik richt mij tot uw ziel, opdat u mij door uw woord openbaart, of u wilt, dat ik hier openlijk over spreek of in stilte zal bewaren. Want ik heb grote moeilijkheden door dit visioen, in hoeverre ik zal zeggen wat ik gezien en gehoord heb. Soms word ik, omdat ik zwijg, door dit visioen met zware ziekten op bed neergeslagen zodat ik mij niet meer kan oprichten.’
God is de auteur van haar boek, zij is zijn instrument
Wanneer ze zwijgt over haar visionaire ervaring, ervaart ze dat de kracht die van haar visioen uitgaat zo sterk is, dat haar lichaam die niet aan kan. Daardoor wordt ze ziek. Deze kracht wordt teweeggebracht door God die aan de oorsprong staat van dit visioen. Pas wanneer ze zich daaraan toevertrouwt, geneest ze.
Van Bernardus ontvangt Hildegard een kort zakelijk briefje, waarin hij aangeeft dat hij nauwelijks iets voor haar kan doen, omdat ze al zoveel genade ontvangt.
Profetische opdracht
Hildegard beschrijft haar eigen zwakheid als vrouw en daarmee herhaalt ze de negatieve eigenschap die haar mannelijke tijdgenoten haar als vrouw oplegden. Volgens haar zelf heeft deze zwakheid te maken met het ongeleerd zijn. Haar mannelijke tijdgenoten konden theologie, filosofie en klassieke talen studeren, zij had die mogelijkheid niet. In haar eigen woorden: ‘in de naam van de vrouw ongeleerd’ (in nomine femineo indocta).
Als vrouw wordt ze innerlijk onderricht (indocta), zoals we al zagen. Het Latijnse indocta betekent ongeletterd, en wanneer we uitgaan van in – docta dan duidt dit begrip op het onderricht dat Hildegard innerlijk ontvangt. Dankzij dit goddelijke onderricht wordt het voor haar mogelijk de grenzen van haar religieus- en cultuurgebonden zwakheid als vrouw (gender) te overstijgen. Daarmee opent ze het tweede deel van haar boek Scivias:
En ik, mens, ben niet warmbloedig zoals krachtige leeuwen dat zijn en niet onderricht met hun uitademing. Ik verblijf in de weekheid van een breekbare rib, doordrongen van een mystieke ademtocht. (…) En ik hoorde vanuit het genoemde levende vuur een stem, die tot mij sprak: ‘O, jij, armzalige aarde, en als vrouw niet onderricht in enige lering van menselijke leermeesters, te weten: het lezen van de geschriften met het inzicht van de filosofen. Jij bent slechts aangeraakt door mijn licht, dat jou innerlijk raakt, zoals de gloeiende zon met een brandend vuur ontvlamt.
Roep, vertel en schrijf deze mysteriën van mij op, die je hoort en ziet in een mystiek visioen. Wees niet bevreesd, maar zeg dat wat je innerlijk in de geest verstaat, zoals ik dat door jou meedeel. Beschaamd zullen zij worden, die mijn volk de rechte weg zouden moeten tonen. (…) Zij willen zich niet losmaken van hun slechte begeerten, die hen zo aankleven alsof ze daarvan leermeesters zijn. Deze begeerten maken dat ze vluchten voor het aangezicht van de Heer, zodat ze zich schamen de waarheid te spreken. Daarom, o zwakke ziel, jij die vanbinnen bent onderricht door een mystieke ademtocht, ook al ben jij door mannen veracht vanwege de misstap van Eva, spreek toch over het vurige werk dat jou getoond wordt met het zekerste bewijs van de openbaring.’ (Sc. II, 1)
In dit fragment geeft de goddelijke stem aan dat de mannelijke geestelijken uit haar tijd haar identificeerden met Eva, die werd geschapen uit een rib van Adam (Genesis 2:22). Zij werd benaderd als een afgeleide van Adam. Daardoor was Hildegard niet gelijkwaardig aan haar mannelijke tijdgenoten. Dankzij het goddelijke onderricht werd zij ingewijd in het mysterie van God en kon zij haar profetische opdracht vervullen. Op deze wijze buigt ze haar zwakheid om naar gezagvol spreken. Deze inwijding wordt in dit fragment niet toegeschreven aan haar mannelijke tijdgenoten. Zij verkondigden immers niet de goddelijke boodschap omdat ze zich lieten bepalen door hun begeerte.
Paradox zwijgen en spreken doorbroken
Bij Hildegard vinden we een tegenstelling tussen spreken en zwijgen die te maken heeft met de toenmalige visie op vrouwen als zwak. Zij werden geacht in het openbare leven te zwijgen. Door het goddelijke appèl werd hun waardigheid in relatie tot God hersteld, en konden zij spreken en naar buiten treden als profetes.
Kitty Bouwman werkt aan een onderzoek naar het goddelijke Vrouwelijke bij Hildegard van Bingen aan het Titus Brandsma Instituut. Daarnaast werkt ze als geestelijk begeleider en verzorger, doceert ze mystiek en spiritualiteit aan verschillende opleidingen, en is ze hoofdredacteur van Herademing.
Literatuur
Hans Wilbrink (red.), Zicht op Hildegard, Leven, Visioenen, Geneeskunst, Muziek. Berne Media, 2020.
Hans Wilbrink, Leven en werk van Hildegard van Bingen, Berne Media, 2018.
De Vita van Hildegard, Ingeleid en vertaald door Tony Lindijer, Hilversum, 2000.
Hildegard van Bingen, Scivias, Ken de wegen, deel 1, vertaling en inleiding Mieke Kock-Rademakers, Hilversum, 2015.