Menu

Premium

Hongersnood

honger, dorst

De televisiebeelden staan bij ons in het geheugen gegrift: volksgroepen op de vlucht voor levensbedreigend gebrek. Thuis, in eigen land, slaan honger en dorst als een doodsmacht toe. Er blijft voor hen die nog kunnen slechts een ding over: wegtrekken naar vreemde oorden, de weg van de ballingschap.

Dezelfde beelden komen ons vanuit de bijbelse tijd tegemoet. Keer op keer lezen we van door honger getergde mensen. Maar de bijbelschrijvers zien in die ‘hongerverhalen’ nog meer dan mensen op de vlucht voor gebrek aan voedsel en water. Wie hongersnood zegt, zegt crisis. Wie crisis zegt, denkt aan de spanning in de relatie tussen God en mens.

Grondtekst

Ongeveer 100x heeft het Oude Testament het woord ra’av, dat zowel ‘honger’ als ‘hongersnood’ betekent. Daarvan komt het 70x voor in de boeken Genesis, Jeremia en Ezechiël. Driemaal treffen we re’avon, ‘honger’ aan (Gen. 42:19.33; Ps. 37:19). Het bijvoeglijke ra’ev (15x), ‘hongerig’, vaak in de zin van een substantief, namelijk ‘hongerige’; vooral in poëtische teksten met een wijsheidskarakter (Ps. 107:9,36; Job 5:5; Spr. 27:7). Zie ook het werkwoord r’v, ‘honger hebben’ (14x, waarvan 5x in Jesaja).

In het Nieuwe Testament ontmoeten we limos (9x), ‘honger’ of ‘hongersnood’, en driemaal de meervoudsvorm in de parallelle evangelieperikoop over de eindtijd (Mat. 24:7; Mar. 13:8; Luc. 21:11). Het werkwoord peinaoo, ‘honger hebben’, verschijnt ruim 20x. In Handelingen 10:10 zienwe nog prospeinos, ‘honger krijgen’ of ‘hongerig worden’.

In de meeste gevallen is het object van de honger voedsel. Maar ook kan het overdrachtelijk bedoeld zijn: honger als heftig verlangen naar iets. Bijvoorbeeld naar de woorden van de Heer (Am. 8:11) of naar spiritueel brood (Joh. 6:35) of naar gerechtigheid (Mat. 5:6). Honger wordt meer dan eens in een adem genoemd met dorst (tsama’; Grieks: dipsos), hetzij in letterlijke, hetzij in overdrachtelijke betekenis (o.a. Jes. 49:10; Ps. 107:5; Mat. 5:6; Op. 7:16).

Letterlijk en concreet

a.De landbouw en veeteelt in het oude Israël bestaan bij de gratie van regelmatige regenval (Deut. 11:12). Bij het uitblijven van regen treedt droogte op. Bij het te lang aanhouden van de droogte ontstaat er misoogst en daar vloeit catastrofale honger uit voort. Gebrek aan voedsel houdt ook gebrek aan water in. Hongersnood met watertekort is voor Israël een waar beeld van angst. Immers, voor zijn bestaan is het volk afhankelijk van goed groeiende gewassen. Wordt de fauna en flora getroffen, dan raakt dat het hart van Israëls bestaan. Juist vanwege de afhankelijkheid van regen, heeft Israël vaker te kampen met droogte en honger dan sommige van zijn buurlanden. De hongersnoden konden wel jaren aanhouden: zeven jaar in Egypte (Gen. 41:54-57); drie jaar in de dagen van David (2 Sam. 21:1); zeven jaar in tijd van Elisa (2 Kon. 8:2). Bij deze getallen moeten we wel bedenken, dat in de bijbelse verhalen de symbolische betekenis van het getal prevaleert boven die van de letterlijke betekenis.

b.Er bestaan in de bijbelse tijd verschillende oorzaken van hongersnood. De meest voorkomende oorzaak is die van droogte door gebrek aan regen en dauw. Daarnaast zien we oorlog als boosdoener, voornamelijk door het belegeren van steden, zoals de belegering van Samaria door Ben-Hadad van Aram (2 Kon. 6:24-29). Daardoor is er geen toevoer meer van voedsel en water en stijgen de prijzen van wat er nog is tot ongekende hoogte. Het omsingelen van een stad totdat honger en dorst toeslaan, is een beproefd militair wapen in die tijd (Judit 7:14; 1 Makk. 6:54; 13:49); het enige dat de vijand moest opbrengen, was geduld. Wie toch probeert voedsel de stad binnen te smokkelen, loopt het risico vermoord te worden (Klaagl. 5:9). De gevolgen van langdurige omsingeling zijn ronduit verschrikkelijk (vgl. 1 Makk. 6:48-54). Verder horen we van sprinkhanen, die weide en akker kaal vreten (Joël 1:4 en 10), en van ziekten die gewas en geboomte aantasten (Am. 4:9). Ten slotte kan honger ontstaan door te weinig inspanning en onverantwoordelijk gedrag van mensen; zij roepen de honger zelf op (Sir. 10:27; vgl. Pseudo-Meander 59-62).

c.Herhaaldelijk spreekt de bijbel over hongersnood. De Midrasj noemt er tien, zonder elke historiciteit ervan te willen ontkennen. Het getal tien is vooral symbolisch bedoeld; tien duidt op volheid, er kan niets meer bij (Rabbah Gen. XL,3; LXIV,2; Ruth 1,4). De gevolgen daarvan zijn echt afschuwelijk. De dichter van Klaagliederen (4:9) zegt dat degenen die door het zwaard sterven beter af zijn dan degenen die de hongerdood sterven; aan de laatste doodsoorzaak gaat immers een lang en afschuwelijk lijden vooraf.

Hoe erg honger wordt beleefd, blijkt onder meer uit de emotionele reacties van de bevolking: gehuil, rouwbeklag, ontmoediging, gejammer, verslagenheid, schaamte, de blijdschap vervlogen (Jer. 14:1-4; Joël 1:8-18). Emoties die we herkennen bij rouw om een dode. Hongersnood bedreigt het leven, hongersnood loopt uit op de dood.

Naast de emoties vallen de handelingen bij ernstige honger op: het zoeken naar water en gedierte dat het jong in de steek laat, verwildering (Jer. 14:3-5). Honger dwingt tot afstaan van bezit (Neh. 5:3). Job schetst hoe hongerigen opgejaagd worden in hun gevecht tegen het tekort (30:3-4). Op grond van Genesis 41:50 verboden de rabbijnen gedurende de jaren van hongersnood de voortplanting (Talmoed, Taäniet 11a). Er bestaat een joods verhaal over een van de rijkste vrouwen van Jeruzalem die, getergd door honger, tijdens de Romeinse oorlog het graan uit de mest van de dieren punnikt. Dit soort verhalen geeft scherp aan, hoe verschrikkelijk hongersnood was. De nood kon zelfs zo hoog oplopen dat men overging tot kannibalisme (2 Kon. 6:29; Klaagl. 4:10; let in beide teksten op de rol van de vrouw!). Ook is honger de achtergrond van het eten van mensen in teksten als Leviticus 26:29 en Jeremia 19:9. Honger maakt alle humaniteit stuk. Honger brengt chaos. Honger zet relaties tussen mensen en de relatie tussen de mens en God onder spanning, zoals Paulus veronderstelt in Romeinen 8:35.

d.In onze dagen zien we, bijvoorbeeld in Afrika, hoe hongerende mensen hun thuisland verlaten. Ook de bijbel kent zulke volksverhuizingen: joodse families en bevolkingsgroepen verlaten hun land, op zoek naar leefbare streken. Abram, Isaak, Jakob, Jakobs zonen, Elimelech, de Sunamietische vrouw en allen die bij hen horen – zij vluchten weg om aan de hongerdood te ontkomen. Hoe diep deze migraties hebben ingegrepen in personen, gezinnen en maatschappij laat zich raden. Denk aan de pijn van het los- en achterlaten en aan de strijd van het vreemdeling-zijn; en later na terugkeer de moeite om opnieuw te beginnen (zie 2 Kon. 8:3 en Ruth 1:20-21).

e.De hongerige mens is de getergde mens. Zijn leven balanceert op de rand van de afgrond. God is echter begaan met de hongerigen (Ps.146:7) en Hij roept zijn partners op aarde op de hongerigen niet te vergeten (Spr. 25:21; zie verder beneden).

Beeldspraak en symboliek

a.In de verhalen van de aartsvaders neemt hongersnood een opvallende plaats in. Abram, Isaak, Jakob en de zonen van Jakob worden er allemaal door bedreigd. Zie Genesis 12:10, 26:1 en 41-47. Het is niet overdreven om te stellen dat hongersnood in het plot van deze vertellingen een essentiële rol is toebedeeld. Honger lijkt hier meer te betekenen dan gebrek aan voedsel. En dat wekt onze nieuwsgierigheid.

Als de honger toeslaat trekt Abram weg naar Egypte; Isaak, die hetzelfde overkomt, zoekt onderdak in Filistea; Jakob, ook geteisterd door gebrek aan koren, stuurt zijn zonen naar Egypte, alwaar door wijs beleid van de doodgewaande Jozef voldoende graan is.

Van de vele prachtige motieven in deze verhalen, stippen we er slechts drie aan. In de eerste plaats: hongersnood drijft de aartsvaders uit het beloofde land; het bewonen en bezitten daarvan is duidelijk niet vanzelfsprekend. Het moet als het ware telkens bevochten worden. In de tweede plaats: hongersnood voert tot vreemdelingschap. Van alle aartsvaders en aartsmoeders geldt dat ze als vreemdeling hebben geleefd. Israël heeft er weet van dat zij ‘gered’ zijn door de gojiem, hoewel dat redden kan omslaan in verdrukking (Egypte). In de derde plaats: hongersnood stelt het thema leven en dood op intense en omvattende manier aan de orde. Het ‘leven’ in het beloofde land en de ‘dood’ in Egypte zijn minder absoluut dan we denken; leven en dood lopen soms bijna onontwarbaar door elkaar. Kortom: hongersnood lijkt de rode draad te zijn in de verhalen van de vaders en moeders van Israël, waarbij vervreemding van land en familie (wanhoop) en uiteindelijk eenheid met land en familie (hoop) de clou vormen. Hierbij sluit het verhaal van Ruth goed aan. Ook daar zien we een familie vluchten vanwege hongersnood, nota bene uit Betlehem, dat – o ironie! – volgens de volksetymologie ‘huis van brood’ betekent. Dezelfde motieven komen hier terug: verlaten van het beloofde land, leven als vreemdeling, de strijd tussen leven en dood, uiteindelijk samenvoeging van wie en wat bij elkaar hoort.

Op de achtergrond van al deze vertellingenstaan de grote thema’s verdrukking en uittocht, ballingschap en terugkeer.

b.Honger en dorst zijn primaire verlangens naar noodzakelijke levensbehoeften. Evenzo kan de mens hongeren en dorsten naar geestelijke behoeften. De hongerende mens is beeld voor sterk verlangen naar de diepere dingen van het leven. Met dit woordgebruik drukt men dan de heftige hunkering naar iets uit. Zonder dit hartstochtelijk verlangen valt er niet te leven. Als honger en dorst samen worden genoemd, is dat verlangen nog intenser. In de Bergrede prijst Jezus mensen die hongeren naar gerechtigheid gelukkig, dat wil zeggen, mensen voor wie gerechtigheid bovenaan staat (Mat. 5:6). Het verschil tussen fysieke honger en spirituele honger komt helder tot uiting in Amos 8:11 (vgl. Mat. 4:4): God zal, als daad van gericht, honger in het land zenden; geen gewone honger, maar honger en dorst naar woorden van de Heer.Er zullen dagen komen dat Israël wanhopig zal zoeken naar een goddelijke openbaring, naar woorden die echt troosten. De profeet beseft in zijn strijd tegen ongeoorloofde rijkdom, dat er meer is dan letterlijk brood. Johannes speelt op een bijzondere wijze met de begrippen honger en dorst, brood en water. Hij tilt de letterlijke betekenis op het niveau van het spirituele: verbondenheid met Jezus stilt alle verlangen, in Hem komt de mens tot volheid. Zie Johannes 4:14-15; 6:35 en 7:37-38. In Sirach 24:21 spreekt de gepersonificeerde wijsheid: wie mij eenmaal heeft geproefd, zal altijd naar mij hongeren.

c.De droom van Israël en de eerste volgelingen van Jezus was, dat er ooit aan alle honger en dorst een einde zou komen. In het Oude Testament staat die droom in de context van de ballingschap; in het Nieuwe Testament in de context van de verdrukte gemeente. De schrijvers van het laatste hebben zich duidelijk laten inspireren door die van het eerste. Honger en dorst worden in die droom, die tegelijk belofte is, als beeld gebruikt voor alle pijn en moeiten (Jes. 49:10; Op. 7:16; vgl. 21:4).

d.De hongerige is in enkele teksten synoniem voor de onderdrukte, naakte, bedrukte, gevangene, gebogene en arme (Jes. 58:6-10). Het gaat hier soms om meer dan materiële honger. De hongerige duidt de mens aan de rand van het leven, en degenen die met ellende zijn omgeven.

e.Van de onrechtvaardige mens wordt gezegd dat het onheil – overdrachtelijk – naar hem hongert (Job.18:12). Het onheil als personificatie van de ondergang. Hierin schuilt het ‘boemerang-motief’: het kwaad waaraan hij zich heeft uitgeleverd, dreigt nu hemzelf te gronde te richten.

f.Interessant is de rol van de honger in de parabel van de twee zonen (Luc. 15:11-32). De jongste zoon doet een schokkende honger-ervaring op in het verre land. ‘Ik kom hier om van de honger…’, roept hij uit. Honger is hier niet puur gebrek aan eten. Honger staat in dit verhaal voor leegte, vervreemding, dood. Hoedanigheden die kennelijk eigen zijn aan het verre land. Honger functioneert in dit verhaal als metafoor voor leven zonder God. En het thuisland, waar de vader is achtergebleven en wacht op de terugkeer? Welnu, daar is ‘brood in overvloed’. Het begin van de ommekeer breekt aan op het moment dat de zoon zich bewust wordt van de honger, de leegte. Uiteindelijk leidt dat tot de terugkeer in het land van de overvloed.

g.In een van zijn visioenen aanschouwt Johannes een lijkkleurig paard dat bereden wordt door de Dood (Op. 6:8). Deze Dood heeft de macht om te doden door het zwaard, met de honger, met de pest en door de wilde dieren. Waar deze vier middelen om te doden samen worden genoemd, brengt de auteur concentratie van onheil en verderf tot uitdrukking. Naast elkaar zijn deze middelen symbool van de dood in zijn meest bizarre vorm. Die apocalyptische wijze van spreken bedoelt dus niet zozeer een precieze aankondiging van concrete gebeurtenissen in de geschiedenis te zijn, maar zij vraagt om een symbolische interpretatie. Johannes heeft dit niet van zichzelf. Al eerder hadden Ezechiël en later de dichter van de Psalmen van Salomo zich op ongeveer dezelfde manier uitgedrukt (Ez. 5:17; 14:21; Ps. Sal. 13:2). Uiteindelijk, en dat tot troost voor allen die lijden, zal de doodsbeweging zelf te gronde gaan, en goeddeels door haar eigen ‘wapenarsenaal’ (Op. 18:8).

Honger en andere afschuwelijke massale doodsoorzaken treffen we herhaaldelijk aan in de profetische en apocalyptische vergezichten van het Oude en Nieuwe Testament (Deut. 28:48; Mar. 13:8). De hoorder begreep door dit krachtige en tegelijk angstwekkende spreken meteen de ernst van de boodschap. Met andere woorden: ook de compositie van de tekst heeft een verkondigend karakter, vaak juist vanwege de symboliek die daarin schuilgaat!

h.De houding van verzadigden tegenover hon-gerigen, is bepalend voor de kwaliteit van de geloofsgemeenschap en de samenleving. Op grond van Gods omzien naar hen (Ps. 146:7; Luc. 1:53; Barnabas 3:3) en op grond van de identificatie van Christus met hen (Mat. 25:37, 42), wordt de gemeenschap opgeroepen om te zien naar de hongerigen. Zij moet hen beschermen (Sir. 4:2), zij zal haar brood met hen delen (Tobit 4:16); zelfs de hongerige en dorstige vijand zal men eten en drinken geven (Spr. 25:2122; Rom. 12:20). Zo is de plaats van de hongeri-gen in Israël en de kerk de spiegel waarin zij zichzelf zien.

i.Hongersnood is in de meeste gevallen een theologisch begrip. Het verwijst naar de werkelijkheid achter onze zichtbare werkelijkheid. Het onthult de crisis in de relatie tussen de Heer en zijn volk. Nu eens bezigen de profeten hongersnood als een dreiging: ‘Als jullie niet terugkeren op de weg van het verbond, dan…'(Lev. 19:1920, 26; Deut. 11:17; Zach. 14:17). Dan weer geldt hongersnood als straf voor ontrouw aan het verbond (Am. 4:6-8; Bar. 4:2). Ontrouw roept door Gods hand verstoring van de natuurlijke trits zaaien-groeien-oogsten op (Hos. 2:1122). Maar het blijft niet bij bedreiging en straf. Hongersnood wil tot bezinning en uiteindelijke tot ommekeer brengen. Hongersnood zegt: het moet anders, en roept op: het roer moet om. Hongersnood is teken van grote crisis, crisis op het raakvlak van leven en dood.

j.Natuur en geschiedenis zijn in de visie van de bijbelschrijvers met elkaar verweven, zonder dat ze volledig in elkaar opgaan. Dat de Heer de hand heeft in het ontstaan en ophouden van hongersnood laat zien, dat zijn handelen geschiedt binnen de verstrengeling van natuur en geschiedenis. Binnen die samenhang heeft de vraag naar Israëls identiteit een plaats: Welke God aanbidden wij? Wie is de God die over leven en dood beschikt (1 Kon. 17-18).

Praxis

a.Liederen:

Liedboek: Psalm 32; 37; 105; 107; 132; 143; 146; Gezang 21; 31; 33; 48; 66; 69; 171; 172; 349-351; 354-355; 358; Droom: 19; 21; Evangelie I: 38; II: 33; 36; Gezegend: 28; Laat ons: 5; Liturgie: 476; Zingend IV: 34; V: 58.

b.Poëzie:

Hans Andreus, Gedichten 1948-1974, Haarlem 1975, blz. 266: ‘Gebed om regen’. Ida Gerhardt, Verzamelde gedichten, Amsterdam 1980, blz. 68: ‘Onheil’; 411: ‘De gestorvene’. Pé Hawinkels, Verzamelde gedichten, Nijmegen 1988, blz. 318: ‘Op zoek naar U’. Anton Korteweg, Eeuwig heimwee drijft hem voort, Amsterdam 1973, blz. 40: ‘De verloren zoon’.

c.Verwerking:

Bij dit woord gaan onze gedachten allereerst uit naar gebieden waar mensen vandaag honger lijden. In de bijbelse tijd voelde men zich bij het stillen van honger vooral afhankelijk van Gods genade. Maar nu? Zou Gods genade via verzadigde mensen kunnen stromen?

Juiste informatie over honger in onze wereld nu is van groot belang. De landelijke organisatiesvoor werelddiakonaat en ontwikkelingssamenwerking verschaffen die informatie graag. Over de volgende stellingen kan een gesprek of bezinning ontstaan: ‘Honger is onrecht’, ‘Honger is geen nieuws meer’, ‘Laten we God bidden om eten voor alle mensen’, ‘Hongersnoden hebben een bedoeling’.

De laatste jaren bestaat steeds meer belangstelling voor ‘hongerdoeken’, men name in de Veertigdagentijd. Bij de verwerking van het thema honger kan de hongerdoek betrokken worden.

Verwijzing

De boven besproken woorden hebben raakvlakken met ‘regen‘, ‘droogte‘, ‘brood‘, ‘hitte‘ en ‘dauw‘.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken