Menu

None

Preekschets 1 Korintiërs 10:29b – Hervormingsdag

Preekschets bij 1 Korintiërs 10, 29b – Hervomingsdag

1 Korintiërs 10:29b

‘… waarom zou mijn vrijheid onder het oordeel vallen van het geweten van een ander?’

Schriftlezingen

  • Jesaja 2:2-3

  • Matteüs 12:1-14

  • 1 Korintiërs 10:14 – 11:1

Het eigene van de zondag

De tekst uit de eerste brief aan de gemeente van Korinte geeft te denken over hoe Luthers grote ontdekking van de vrijheid van een christenmens zich verhoudt tot de vrijheid van het geweten van een ander. De communio van de Maaltijd van Christus is een geschonken oefenplek voor onze omgang met die vrijheid.

Uitleg

Hoe bewaren gelovigen hun vrijheid in Christus? Dat is de focus van de eerste Korintebrief. Als apostel van Christus zorgt Paulus dat hij zijn vrijheid bewaart ten opzichte van alles en iedereen (9,1vv.). Het horen bij Christus relativeert alle andere verbanden: familiebanden van gehuwd en ongehuwd, weduwe of maagd (1 Korintiërs 7); religieuze voorschriften als besneden zijn of onbesneden, onder de wet of zonder de wet (hoofdstuk 7 en 9, 19-23); maatschappelijke gegevenheden als slaaf zijn of vrije burger (idem hoofdstuk 7). Hoe kun je met dat alles zo omgaan dat het je vrijheid niet ontneemt? Dat geldt ook voor bezit, loon, status en zelfs als het erop aankomt gezondheid, leven of dood. Christenen horen bij een nieuwe communio, de gemeenschap van het Lichaam van Christus. Die gemeenschap is principieel oecumenisch: Jood en heiden, barbaar en Skyth. Zij wordt gekenmerkt door de omkering van bestaande maatschappelijke conventies, en (hiërarchische) verhoudingen: man-vrouw, heer-slaaf, rijk-arm, begaafd-eenvoudig of arm van geest, en zelfs oud/volwassen-jong/kind. Hoe bevrijdend die nieuwe gemeenschap geweest moet zijn, laat zich moeilijk meer peilen. De snelle verbreiding van het christelijk geloof is in elk geval een signaal hoe spectaculair dit Goede Nieuws was.

Maar die gemeenschap van vrije kinderen van God is ook een kwetsbare werkelijkheid in deze wereld. Je kunt die vrijheid ook weer verliezen, weet Paulus (Galaten 5, 1vv). Het bewaren van die vrijheid vraagt dat wij principieel denken, oordelen en handelen vanuit de Ander/ander: Christus en de medemens, te beginnen bij de minst bedeelden. In de aanhef naar de bekende Christushymne in Filippenzen 2, 1-4 zegt Paulus dat met zoveel woorden. Maar denken vanuit de optiek van de A/ander is niet de natuurlijke beweging van ons menselijk bestaan. Wij zitten heel gauw weer op het bekende ‘natuurlijke’, hiërarchische spoor. Dat heeft de kerkgeschiedenis wel bewezen. Elke reformatie van de kerk, en zeker die van 1517, draait dan ook op een of andere manier om dat punt: het herontdekken van het anti-hiërarchische van het Evangelie. Opnieuw leren om anders te denken en te oordelen: vanuit de Ander/ander. Daarbij zet de Geest ons op spanning met onze (oude) natuur. In de Romeinenbrief vliegt Paulus dat aan via de liefde als de richtingwijzer voor de nieuwe gemeenschap in concrete kwesties (hoofdstuk 12 en 13, 8vv.). In de Galatenbrief zet de apostel de vrucht van de Geest – waarbij we kijken, spreken, handelen, luisteren en oordelen vanuit de optiek van de andere mens en diens bezit, goede naam, nood en vreugde – tegenover de werken van het vlees die allemaal voortkomen uit de gedachte dat de wereld om jou alleen draait. Zo denken maakt een mens onvrij.

In de eerste Korintebrief snijdt Paulus een aantal knellende kwesties rond de vrijheid van de christenmens aan vanuit de viering van de Maaltijd van de Heer. Aan de Maaltijd komen dingen die niet deugen aan het licht (11, 17vv). En bij het Avondmaal wordt ook helder wat het betekent te leren denken, oordelen en handelen vanuit Christus en vanuit de broeder of zuster. De beker van de dankzegging of zegening drinken en de ander aanreiken is de koinoonia met het bloed van Christus. Daarin komt alles samen: wat het betekent gedoopt te zijn in Christus, met Hem gestorven aan het oude leven en met Hem opgestaan in het nieuwe leven van verzoening en van plaatsbekleding, van overwinning van het kwade door het goede. Voor die grote woorden staat Christus borg en staat Hij model. En gemeenschap met Hem verdraagt zich niet met deelname aan een offermaaltijd in een heidense tempel. Dat was het concrete punt in 1 Korintiërs 10. Dat snapt ieder weldenkend christen, zo poneert Paulus (vers 15). Het brood breken – dat wil zeggen tafelgemeenschap hebben – betekent gemeenschap oefenen met het Lichaam van Christus, de gemeente (vers 16b en 17). Je eet je als het ware samen die gemeenschap in: één brood, één lichaam, allen één. Jood, heiden, slaaf, heer, man, vrouw, rijk en arm aan één Tafel: dat is zo kostbaar, dat moet je niet frustreren. En dat gebeurt wanneer je tegelijk tafelgemeenschap hebt in een tempel van het heidendom, in het Oude Testament van Baäl en Astarte, in Efeze de tempel van Artemis. Dat kan dus niet: gij kunt niet God dienen én de afgoden. Dat, en niet minder, staat dan op het spel. En je frustreert die gemeenschap en die eenheid wanneer je bijvoorbeeld het bed deelt met de vrouw van een ander. Dan denken en kijken we niet meer met de ogen van de ander, maar zoeken we alleen het eigen belang en maken daarmee meer kapot dan ons wellicht lief is. Die vrijheid moet je dus heel goed bewaken. Dat is de achtergrond van die scherpe passages in diezelfde brief van de vrijheid van een christenmens: zie vooral daarvoor hoofdstuk 6.

Vaak liggen de dingen in het concrete gemeenteleven niet zo scherp of zijn dingen niet zo direct helder. En ook dan kan het zomaar mis gaan met de christelijke vrijheid. Vlees kopen bij de slagerij waar ook de offerdieren voor de heidense tempels worden geslacht. Kan dat wel? Als je dan gewijd vlees op je bord krijgt, wat dan? Of je bent te gast aan tafel bij een niet-christen en de maaltijd wordt opgediend, en iemand zegt dat het een afgodenoffer is. Wat dan? Voor je het doorhebt kan de bevangenheid toeslaan, gaan we elkaar de maat nemen, of worden we zelf onvrij. Daar wil Paulus ons voor behoeden. Tot in de toon van deze passage is dat te horen. Die is niet streng, in zekere zin juist licht. De apostel relativeert zelfs met enig understatement: soms is het handig om geen navraag te doen – wat niet weet wat niet deert (vers 25). Paulus geeft vier handreikingen voor de vrijheid van een christenmens in de omgang met waar het leven en samenleven ons voor stelt:

– Denk vanuit het belang van de ander en van de gemeenschap. Wat bouwt op en wat dient de ander in de gemeenschap? (vers 23: oikodomeo – woordbetekenis belangrijk)

– Alles wat geschapen is, is goed om van te genieten, met dankbaarheid. Dat is inhoudelijk leidend bij zulk soort vragen. Die basale overtuiging klinkt ook hier door (vers 26 baseert vers 25, en vers 31 onderstreept het nog eens: dankzegging en gerichtheid op God zijn de zaken waar het om gaat).

– Geen aanstoot geven is een motief dat ook hier weer terugkomt (zie ook: Romeinen 14). Dat is eigenlijk de missionaire vertaling van het denken vanuit het ‘belang’, het heil van de ander. Daarin moet je ook ver durven en willen gaan. Dat heb ik ook gedaan, vult Paulus aan. Je merkt vanzelf wel waar de grens ligt van de Joden een Jood zijn en de Grieken een Griek. Die grens komt meestal in beeld waar je de Griek niet meer kunt uitleggen, waarom je op dit punt in deze situatie de Jood een Jood meende te moeten zijn. Niet dat dat in de praktijk altijd gemakkelijk is. Echte oecumene is niet makkelijk. Dat vraagt wat, over en weer.

– De vierde is de lastigste en meest ambigue: vers 28-29. Het gaat hier om de radicalisering van de keuze om in vrijheid iets te laten omwille van het geweten van de ander. De innerlijke verwarring van de ander is de reden dat ik in vrijheid beslis om niet te eten. Het kan goed zijn om jezelf niet tot middelpunt van de discussie te maken wanneer dat de gemeenschap of de dienst van het Evangelie niet dient. Dat laatste is ook hier het doorslaggevende motief (vers 32-33).

Aanwijzingen voor de prediking

De actualiteit van de thematiek is evident. De wereld is een dorp geworden. En – belangrijker – het dorp kan ineens wereld worden, internationale gemeenschap. Mensen met een andere religie, met andere mores, riten en opvattingen wonen in ons midden. Het is een vraag voor ons – en voor hen ook natuurlijk – wat het nu betekent om te kunnen gaan met verschil. Spannend wordt die vraag pas echt wanneer we ontdekken dat ‘zij niet zo worden als wij’. Samenleven vraagt erom elkaar te ontmoeten, en echte ontmoeting vraagt oprechte belangstelling. En echte belangstelling vereist dat we niet weglopen voor de verschillen.

Het is evident dat de vroegchristelijke gemeente in een zeer multireligieuze samenleving ontstond en opbloeide. Het lijkt of wij in onze context toch nog echt moeten leren hoe oecumenisch leven echt werkt. Bij uitstek perikopen uit de brieven van Paulus, zoals deze uit 1 Korintiërs 10, lenen zich voor inkeer tot onszelf met dit soort vragen.

Voor de preek lijken mij een paar dingen van belang:

  • Thematiek en perikoop lenen zich voor een thematische preek. Van groot belang is dat we komen tot een duidelijke focus. Wat is het punt dat we met de preek willen maken, in de context van de kerk/gemeenschap/instelling waar wij werken? Wat moet gezegd worden? En met het oog waarop? Waarin roept het Evangelie vanuit deze perikoop op deze dag, Hervormingsdag 2016, tot bekering, verandering van christenzijn in de samenleving?

  • Om te komen tot die focus moeten we bij de voorbereiding en het schrijven wel ‘scherp aan de wind zeilen’. Het bovenstaande kan anders ook leiden tot een preek vol schijnbare vanzelfsprekendheden waarbij geloofskernen verworden tot algemene waarheden waar niemand iets tegen kan hebben.

  • Alles komt aan op het ‘schurende gesprek’ tussen wat uit de gedachtenontvouwing van de apostel oplicht en wat in loco speelt. Waar ‘schuurt’ het, waar raakt het aan vanzelfsprekende codes, scheidslijnen, hiërarchieën, machtsverhoudingen, gedeelde overtuigingen over ‘vrijheid’ in de eigen gemeente/context?

  • Wat licht op wanneer we de concrete eigen geloofsgemeenschap in de eigen culturele en maatschappelijke context tegen het licht houden? Wat gebeurt er wanneer de vrijheid van een christenmens echt iets anders is dan het vrijheidsideaal van de Verlichting dat uitgaat van de menselijke autonomie en individuele expressie en zelfbepaling?

  • Homiletisch is een drietal routes mogelijk:

  • Een goede mogelijkheid is in te zetten met een vertellende verbeelding van die wereld van de tekst. Dus een verdiepende parafrase van de perikoop. Met nadruk op ‘verdiepend’. Wat speelt? Waar wordt het een ‘status confessionis’ en waar is de focus om vrij en vrolijk te doen wat je hand vindt om te doen?

  • Vervolgens vertellend en duidend spanningsvelden, identificatiepunten vertolken in de concrete context, waar de essentie van de Maaltijd van de Heer, de blik vanuit de Ander/ander, en het heil van de ander in het geding zijn. Dat kan in loco zijn dat de aanwezigheid van christenen uit Syrië en de zorg vanuit de kerken voor asielzoekers onze eigen avondmaalspraktijk in een nieuw licht stellen. Hoezo gescheiden avondmaalstafels in verschillende kerken die Christus belijden in één dorp? Hoe komt het dat het wel erg wit is rond de tafel van de Heer?

  • In een andere context kan het in loco betekenen dat de vanzelfsprekendheid dat relaties van mensen van hetzelfde geslacht (moeten?!) kunnen, en gezegend worden, met de komst van moslims en christenen uit andere culturen minder duidelijk is, en in elk geval vraagt om wat de eenheid van het Lichaam van Christus nu impliceert.

  • Telkens anders horen we de vraag van de tekst: ‘… waarom zou mijn vrijheid onder het oordeel vallen van het geweten van een ander?’ En we lopen niet weg wanneer ‘ons vrijheidsideaal’ meer dat van de Verlichting is dan de vrijheid van een christenmens. Oecumene is niet gemakkelijk. Paulus wist daar alles van. Maar liep er niet voor weg.

Ideeën voor kinderen en jongeren

Identificatiepunten genoeg in hun leefwereld: hoe ga je om met diversiteit, met mensen(kinderen) die anders zijn, die uit andere landen komen? De uitdaging is dan wel om te helpen ontdekken of daar een eigen licht over valt vanuit de Bijbel, om verder te komen dan dat wij liefde hebben voor elkaar. Waar wordt het spannend wanneer je denkt vanuit de Ander/ander? Bij oudere groepen jongeren lijkt de ervaring van het doen de beste weg tot reflectie.

Suggesties voor de liturgie

Het karakter van de dag vraagt om een paar liederen van Luther: liederen 721, 722 en 723 uit Liedboek, Zingen en bidden in huis en kerk (NLB) passen uitstekend bij het thema.

Een verbinding met de viering van het Avondmaal en de verbinding met interkerkelijke, oecumenische aandacht, actie of zorgtaak kan een sterke verdieping geven aan focus en doel van de dienst.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken