Menu

Premium

Vrouw

Wie de bijbel ter hand neemt, dient zich te realiseren dat hij/zij leest in een boek dat in een ver verleden werd geschreven. Mensen blijven weliswaar mensen. Zij worden geboren, groeien op, worden verliefd, delen hun leven met anderen, worden ouder en sterven. Het mensenleven kent vreugde en verdriet, successen en tegenslagen, geluk en eenzaamheid. Zo is het altijd geweest en zo zal het ook blijven. Dat neemt echter niet weg dat de maatschappij voortdurend aan veranderingen onderhevig is. Veranderingen die hun invloed hebben op het gedrag van mensen en op hun visie op de wereld waarin zij leven. Dat geldt in bijzondere mate voor de plaats van de vrouw in de maatschappij. In onze hedendaagse, westerse wereld is de emancipatie van de vrouw feitelijk tot een einde gekomen. Man en vrouw zijn principieel gelijk. De bijbel brengt ons terug in een patriarchale maatschappij waarin het vanzelfsprekend was dat de vrouw aan de man ondergeschikt was.

Grondtekst

Het Hebreeuwse woord ‘isjsjah komt 775x in het Oude Testament voor. Het betekent ‘vrouw’ in de meest ruime zin van het woord, zonder een nadere toespitsing op haar leeftijd of op haar gehuwde of ongehuwde staat (o.a. Gen. 2:23; 18:11; 29:21; 1 Sam. 30:5; 2 Sam. 3:3). Veel minder vaak wordt de term neqebah in het Oude Testament aangetroffen. Het betekent eveneens ‘vrouw’ en ‘vrouwelijk’, maar legt bovendien nadruk op het eigene van het vrouwelijke geslacht tegenover het mannelijke (Lev. 12:5,7; 15:33; 24:4-7; Num. 5:3; 31:15; Deut. 4:16). In het Nieuwe Testament is het Griekse woord gynè op tal van plaatsen te vinden. Het heeft dezelfde brede betekenis als het Hebreeuwse ‘isjsjah: vrouw, zonder nadere aanduiding (Mat. 9:20; 13:33; 27:55; Luc. 1:42; Op. 12:1-17); gehuwde vrouw (Mat. 5:28,31-32; 18:25; Luc. 1:5; 1 Kor. 7:1-9); weduwe (Luc. 4:26). Met het woord gynai richtte men zich tot een vrouw (Joh. 2:4; 19:26; 20:13,15).

Letterlijk en concreet

a.In de bijbel klinken vrijwel altijd verschillende stemmen. Het is onmiskenbaar een patriarchaal boek. Dat betekent echter niet dat over de positie van de vrouw niet verschillend kan worden gedacht. Daarvan getuigen de twee scheppingsverhalen aan het begin van het bijbelboek Genesis (1:1-2:4 en 2:5-25). In het eerste scheppingsverhaal zijn man en vrouw principieel gelijk: ‘En God schiep de mens als zijn beeld; als het beeld van God schiep Hij hem; mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen’ (Gen. 1:27). In het tweede scheppingsverhaal vindt een ingrijpende verschuiving plaats. Man en vrouw worden niet tegelijkertijd geschapen. Adam, de man, is er eerst (Gen. 2:7). Hij is alleen en naar het oordeel van God is dat niet goed (Gen. 2:18). Uit een rib van Adam wordt vervolgens Eva, de vrouw geschapen (Gen. 2:22). Eva hoort bij Adam. Zij verdrijft zijn eenzaamheid en zij is er in de eerste plaats om hem terzijde te staan (Gen. 2:18).

b.Op dezelfde wijze interpreteerde Paulus bovenstaande tekst uit Genesis: ‘De man komt niet voort uit de vrouw, maar de vrouw uit de man; ook is de man niet geschapen omwille van de vrouw, maar de vrouw omwille van de man’ (1 Kor. 11:8-9). De conclusie is duidelijk en zij wordt dan ook onder meer getrokken in enkele geschriften die vermoedelijk afkomstig zijn uit de kring van leerlingen van de apostel. Zo roept de auteur van de brief aan Efeze de vrouwen op onderdanig te zijn aan hun man (Ef. 5:22-33). Hetzelfde wordt gezegd in de brief aan de gemeente te Kolosse (Kol. 3:18).

c.De rol die de vrouw in het oude Israël speelde, beperkte zich hoofdzakelijk tot het terrein van huis en haard, gezin en familie. De vrouw functioneerde in de allereerste plaats als moeder (Ex. 20:12; Deut. 5:16; 21:18-21). Binnen de wereld van gezin en familie genoot ze gewoonlijk gezag en was haar invloed groot (Gen. 16:5-6; 27:5-10). In het openbare leven waren vrouwen echter, gemeten naar huidige maatstaven, buitengewoon slecht vertegenwoordigd. In de tempel te Jeruzalem traden bijvoorbeeld uitsluitend priesters op. Uitzonderingen op de regel waren er ook. De bijbel vertelt over Deborah, die samen met Barak het volk leidde (Richt. 4:1-24; 5:1-31), over de profetes Chulda (2 Kon. 22:14-20) en over konin gin Ester (zie het gelijknamige bijbelboek).

d.In het Nieuwe Testament is het beeld nauwelijks anders. Men kan zich niet aan de indruk onttrekken dat apostelen en evangelisten zich inspannen de rol van de vrouwen naar de achtergrond te schuiven. De evangeliën bieden een verrassend gecompliceerd beeld. Hoofdstukken lang krijgt de lezer(es) de indruk dat Jezus tijdens zijn tochten door Galilea en zijn reis naar Jeruzalem alleen vergezeld werd door twaalf leerlingen, mannen die bij naam en soms toenaam worden genoemd (Mar. 3:13-19). Pas aan het einde van het verhaal, na de dood van Jezus aan het kruis, wordt de lezer(es) verrast door de volgende mededeling: ‘Op een afstand stonden er ook vrouwen toe te kijken, onder wie ook Maria van Magdala, Maria, de moeder van Jakobus de jongere en Joses, en Salome, die Hem waren gevolgd toen Hij in Galilea was en Hem onderhouden hadden, en nog veel andere vrouwen die met Hem naar Jeruzalem waren opgetrokken’ (Mar. 15:40-41). Na hiervan kennis te hebben genomen is men geneigd het voorafgaande met andere ogen te gaan lezen. Klopt de voorstelling wel die ons dankzij Leonardo Da Vinci zo vertrouwd is: Jezus viert het Avondmaal in de kring van zijn twaalf leerlingen? En die vrouwen dan, die met hem mee getrokken waren vanuit Galilea naar Jeruzalem? Mochten zij niet aanwezig zijn, terwijl de joodse sedermaaltijd gevierd wordt in de kring van de gehele familie: mannen, vrouwen en kinderen?

e.Uit de brieven van de apostel Paulus blijkt dat in de vroeg-christelijke gemeente vrouwen een belangrijke rol konden spelen: in het bijzonder geldt dat voor Prisca/Priscilla (Rom. 16:3; vgl. Hand. 16:1-3) en Febe, dienares van de gemeente te Kenchreeën (Rom. 16:1). Paulus’ visie op de positie van de vrouw wordt meestal afgemeten aan het ongelukkige gedeelte in de eerste brief aan de gemeente te Korinte waarin staat de vrouw dient te zwijgen in de gemeente (1 Kor. 14:34-36). Tragisch, want naar alle waarschijnlijkheid is dit gedeelte niet van de hand van Paulus, maar naderhand door een leerling of geestverwant toegevoegd (vgl. 1 Tim. 2:12). Uit een andere brief van de apostel blijkt daarentegen juist dat hij binnen de christelijke gemeente pleitte voor een gelijkwaardige plaats van man en vrouw (Gal. 3:28).

Beeldspraak en symboliek

a.In een door mannen beheerste wereld kent het beeld van de vrouw stereotiepe uitersten. Zij wordt op een voetstuk geplaatst, een hoog verheven ideaal, een heilige – zo functioneerde in de kerkgeschiedenis de heilige Maria, moeder Gods en altijd maagd. Er is echter ook een ander beeld van de vrouw: zij is de verleidster, die mannen het hoofd op hol brengt; de hoer die haar gunsten te koop aanbiedt.

b.In de bijbel komen die uitersten – heilige of hoer? – ook voor. De vrouw speelt de rol van moeder, binnen de veilige grenzen van de familie. Zodra zij die grenzen overschrijdt, dreigt het gevaar. Zij is kwetsbaar, ze is haar bescherming kwijt. Ze treedt buiten de gebaande paden. Ze wordt een onderwerp van roddel en achterklap. Het gaat misschien van kwaad tot erger – al of niet noodgedwongen. Ze wordt de verleidelijke vrouw, de hoer die het niet zo nauw neemt met de geboden van de Tora. In de profetische literatuur wordt van dit beeld gebruik gemaakt om de ontrouw van het volk Israël aan het licht te brengen (Jer. 3:1,3,20; Ez. 16:1-63; Ez. 23:1-49; Hos. 2:1-22).

c.Ook in de raadgevingen van de wijze Spreukendichter aan zijn zoon klinken bovenstaande beelden door: ‘Want de voorschriften zijn een lamp, de lering is een licht en aanmaningen tot lering zijn een weg naar het leven, om je te behoeden voor een verdorven vrouw, voor de gladde tong van een vreemde. Laat je hart haar schoonheid niet begeren en laat je niet lonken door haar ogen, want een hoer kost slechts een stuk brood, maar een getrouwde vrouw bedreigt je leven’ (Spr. 6:23-26; vgl. ook Spr. 7:1-27). De mens (in Spreuken: de man) zal onophoudelijk moeten kiezen. De verleidelijke vrouw lonkt, maar gelukkig is er ook de vrouw die de Wijsheid symboliseert: ‘Zie, de Wijsheid roept, het Inzicht laat zijn stem horen. Boven op de hoogten langs de weg, op het kruispunt van de paden, heeft zij postgevat. Naast de poorten roept zij luidkeels, bij de poortingangen verheft zij haar stem: “Ik roep jullie, mannen (Spr. 8:1-4). Dit beeld van vrouw Wijsheid vindt zijn apotheose in het laatste hoofdstuk van het boek Spreuken: ‘Een sterke vrouw, wie zal haar vinden? Haar waarde gaat die van koralen te boven! … Bevalligheid is bedrieglijk, schoonheid vluchtig, maar een vrouw die de Heer vreest, moet worden geroemd. Bejubel haar om de vrucht van haar handen en roem haar in de poorten om haar werken’ (Spr. 31:10-31).

d.Bovenstaand beeld van de sterke, wijze vrouw is overigens eerder uitzondering dan regel. In profetische geschriften worden zwakke, lafhartige mannen met vrouwen vergeleken: ‘Op die dag zullen de Egyptenaren als vrouwen zijn, en zij zullen sidderen en beven voor de hand die de Heer van de machten dreigend tegen hen opheft’ (Jes. 19:16); ‘De steden worden ingenomen, de vestingen overmeesterd. Op die dag wordt het hart van Moabs soldaten als het hart van een vrouw in haar weeën’ (Jer. 48:41; vgl. Jer. 49:22; 50:37; 51:30; Nah. 3:13).

e.Een bijzonder karakter dragen de waarschuwingen tegen de buitenlandse vrouwen. Aanvankelijk is er nauwelijks bezwaar tegen dergelijke huwelijken (Gen. 34:1-31; Ex. 2:21; 4:20 -zelfs Mozes trouwt met een buitenlandse; vgl. Deut. 21:11,13). Naderhand komt in die opinie een ingrijpende verandering. De ervaring leert dat vrouwen uit andere landen en volken hun goden en godinnen meebrengen en dientengevolge een concurrentie worden voor de God van Israël. Aan die verleiding kan zelfs de wijze koning Salomo op den duur geen weerstand meer bieden: ‘Koning Salomo had behalve de dochter van farao nog veel buitenlandse vrouwen: Moabitische, Ammonitische, Edomitische, Sidonische en Hethitische, uit volken waarover de Heer tegen de Israëlieten gezegd had: “U mag zich niet inlaten met hen, en zij mogen zich niet inlaten met u, anders zullen ze u verleiden tot het dienen van hun goden”. Salomo hechtte zich aan deze vrouwen en had ze lief. Hij had ook zevenhonderd prinsessen tot vrouw genomen en daarbij nog driehonderd bijvrouwen, en deze vrouwen maakten hem ontrouw: op zijn oude dag verleidden zij Salomo tot het dienen van andere goden; hij was de Heer zijn God niet meer zo met hart en ziel toegedaan als zijn vader David’ (1 Kon. 11:14). Na de Babylonische ballingschap werd de strijd tegen ‘gemengde huwelijken’ met grote kracht gevoerd (Ezra 9:1-10:44; Neh. 13:23-31; de weerklank is te vinden in passages die afkomstig zijn van de priestercodex Gen. 27:46; 28:1,2,6,9; vgl. Num. 25:6-15).

f.In het Oude Testament wordt zowel Israël als Jeruzalem uitgebeeld als een vrouw (Hos. 2:4; Jes. 54:6). In die traditie staan de teksten in het laatste bijbelboek waarin het nieuwe, hemelse Jeruzalem wordt uitgebeeld als een bruid: ‘Ik zag de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, vanuit God uit de hemel neerdalen, gereed als een bruid die zich voor haar man heeft getooid’ (Op. 21:2); ‘Kom, Ik zal u de bruid, de bruid van het Lam tonen’ (Op. 21:9; vgl. 22:17).

Praxis

a.Liederen:

Liedboek: Psalm 4; 113; 123; 128; Gezang 22; 178; 208; 303; 369; 409; 478; Bijbel II: 82; Eerste: 1; Eva I: 1; 2; 5; 9; 22; II: 1; 4; 11; 12; Evangelie I: 17; III: 39; Land: 11; 15; 36; Liederen: 9; Liefde: 55; Mond: 56; Zingend III: 56; V: 52.

b.Poëzie:

Gerrit Achterberg, Verzamelde gedichten, Amsterdam 19848, blz. 47: ‘Vrouw’; 172: ‘Vrouw’. Hans Bouma, Wat overbleef, Kampen 1973, blz. 48: ‘Vrouw’. H. Marsman, Verzamelde gedichten, Amsterdam 198810, blz. 38: ‘De blanke tuin’. Virginia Hamilton Adair, Gedichten, Baarn 1996, blz. 95: De man die het verhaal vertelde.’. Martinus Nijhoff, Verzamelde gedichten, Amsterdam 19755, blz. 212: ‘De moeder de vrouw’. A. Roland Holst, In ballingschap, Haarlem 1957, blz. 58: ‘Een vrouw’. Dorothee Sölle, De langste adem, Baarn 1975, blz. 18: ‘Vrouwenemancipatie’. M. Vasalis, Gedichten, Amsterdam 1997, blz. 111: ‘Scheepje varen’.

c.Verwerking:

Vergelijken we de thema’s die bij het begrip man opkomen met de thema’s die bij vrouw naar voren komen, dan zien we een groot verschil (zie bij ‘man’). Dat verschil wordt bepaald door het verschil tussen man en vrouw in de bijbel. Bij het begrip vrouw signaleren wij: wijsheid en inzicht, afvalligheid en ontrouw, schoonheid en verleiding, toekomst en vernieuwing. Bij de bespreking willen we rekening houden met die verschillen en vooral met de vrouw-symboliek die toegepast wordt op negatieve gebeurtenissen en met de secundaire plaats van de vrouw in de mannenwereld. Interessant en veelzeggend zijn daarom die bijbelverhalen waarin de vrouw – vaak op cruciale momenten – een duidelijk positieve wending aan de geschiedenis (in het klein en in het groot) geeft. Denk aan de aartsmoeders, aan Ruth, Debora, Hanna, Elisabet, Maria.

Verwijzing

Als verwante woorden komen allereerst in aanmerking de familiale duidingen: ‘moeder‘, ‘dochter‘broer en zuster’, ‘kind‘, ‘man‘ en ‘vader‘. Verder zijn er raakvlakken met ‘weduwe‘, ‘hoer‘, ‘huwelijk‘ (bruid) en ‘hoofd‘.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken