Menu

Basis

Voltooid leven in het pastoraat van de kerk

Wat kom je als dominee zoal tegen wanneer mensen geconfronteerd worden met vragen over hun al of niet voltooide leven?
Wat gebeurt er als mensen voor keuzes komen te staan die ze eigenlijk niet willen maken?

Een vreemde vraag

Het is februari 2017. Een dochter mailt me: ‘Kunt u binnenkort nog een keer tijd vrijmaken voor mijn moeder? Ze wil graag het een en ander met u bespreken.’ Bij deze mevrouw van 81 kom ik regelmatig. Ik heb goed contact met haar, ze is open in haar spreken, ze belt of mailt mij altijd zelf als ze naar het ziekenhuis moet of als er iets anders is. Daarom ben ik verrast over deze omweg via haar dochter, die ik overigens ook ken. Er is wat aan de hand.

‘Natuurlijk, dat wil ik graag. Zal ik haar zelf bellen voor een afspraak of wil je dat ik het via jou doe?’
‘Nee, hoor. U mag haar zelf bellen. Heel fijn, en bedankt alvast.’

Deze mevrouw – laten we haar mevrouw Broekhuis noemen – is al jaren bij tijden benauwd vanwege hartfalen. In 2014 hebben we het, tijdens een mooi gesprek, daarom al een keer over haar afscheidsdienst gehad. Eind 2015 heeft ze nog een nieuwe knie gekregen. Sinds haar revalidatie is ze weer redelijk ter been. In 2016 is ze een keer geveld door bronchitis, wat niet bevorderlijk is geweest voor de zuurstoftoevoer. Maar daar is ze ook weer aardig van opgeknapt. Eigenlijk zou ze een nieuwe hartklep moeten krijgen, maar die operatie is te zwaar. Een nieuw hoornvlies kan wel. Ze handwerkt nog, maakt figuurtjes voor kerststallen en kan genieten van de mooie schepping. Om even een indruk van haar te schetsen.

Ik bel haar meteen op: ‘Ja, ik ben zo moe. Het hb is te laag. Ze zouden bloedtransfusie kunnen geven, maar moet ik dat nog willen?’ ‘Waarom zou u dat niet willen?’ vraag ik. ‘Ja, de huisarts is geweest. Ik heb met hem gesproken.’ ‘Wilt u nog wel een behandeling?’ vroeg hij, ‘maar ja, dat weet ik niet.’ ‘“Of wilt u euthanasie? Ik wil u wel helpen.” Ja, en nu weet ik het niet meer. Wat moet ik nu? Ik heb een heel mooi leven gehad.’ Uit haar woorden proef ik dat ze hiermee zit en ik reageer met: ‘Ik vind dat wel een beetje een vreemde vraag van de huisarts. Van een bloedtransfusie kun je ook nog weleens opknappen.’ Het is even stil aan de andere kant van de lijn. ‘Ja, ik vind het leven nog erg mooi. Maar de huisarts bedoelt het wel goed, geloof ik.’ ‘Mevrouw Broekhuis, ik kom morgenmiddag bij u, is dat goed?’ Zo maken we een afspraak.

Een ‘simpel mens’

Anderhalf uur later gaat de telefoon. Mevrouw Broekhuis: ‘De internist belde net. Morgen zou kunnen, de bloedtransfusie. De huisarts bedoelde dat ook alleen als vraag hoor, want ja, ik vind het leven nog erg mooi.’
‘Dat is fijn voor u, dat dat morgen al kan,’ reageer ik. ‘Zal ik dan vrijdagmiddag komen?’
‘O, dan komt mijn dochter altijd.’
‘Goed, dan kom ik maandag.’
‘Dat is goed.’

Maandag ga ik op de afgesproken tijd naar haar toe. Ze doet zelf de deur open, staande achter de rollator. Ze vraagt of ik koffie of thee wil. Het handwerkje ligt bij haar stoel. Van de bloedtransfusie is ze opgeknapt. Ze spreekt over de komende hoornvliestransplantatie, is blij dat de natuur weer ontkiemt en zegt dat ze zo geniet van Gods schepping.

Ik kom nog even terug op de vraag van de huisarts. ‘Ja, je hebt nu de keuze, hè?’
‘En wil u dat?’
‘Ja, nee, maar je moet er wel over nadenken, toch?’
‘Wie zegt dat?’
‘Nou, toen de internist me belde voor de bloedtransfusie, vroeg hij ook al: “Hebt u nog plezier in het leven?” “Jazeker,” zei ik. “Nou dan moet u het doen”.’

Het gesprek gaat verder en we komen op de mail van haar dochter aan mij. ‘U wilde nog wat met me bespreken?’
‘Ja, mijn afscheidsdienst. Daarin moet u zeggen dat ik rijk door God gezegend ben. Zo vaak in het ziekenhuis geweest en er altijd weer uit gekomen. En het moet over de schepping gaan. Die mooie natuur. Daar kan ik zo van genieten, hè? Laat dat lied zingen, “Op bergen en in dalen en overal is God” en Psalm 8. En ze mogen niet over me gaan opscheppen, hoor. Ik ben een simpel mens. U moet ook zeggen dat ik geweldige ouders heb gehad. En schoonouders.’

We hebben het allemaal opgeschreven. Zij bewaart de liederen en ik bewaar mijn aantekeningen. Ik zeg nog tegen haar: ‘Vertelt u ook even aan uw kinderen dat wij dit gesprek hebben gehad?’ Ze belooft dat te doen. We lezen Psalm 8, danken God en bidden om een voorspoedige oogoperatie. Ze bedankt me voor het fijne gesprek. Het is inmiddels 2020. Mevrouw Broekhuis leeft nog steeds.

Zelfbeschikking als een last

Zo ineens worden mensen voor keuzes geplaatst. Naar mijn mening gaan de artsen in het genoemde voorbeeld uit de pastorale praktijk over de schreef. Het was nog niet zover, maar toch: ze gaven het gevoel dat er een keuze gemaakt moet worden, dat er keuzemogelijkheden zijn. Daar raken mensen door in verwarring, ze worden onzeker. Dat geldt vooral voor mensen die met een dienende houding zijn opgevoed. Hun onzekerheid wordt versterkt door de maatschappelijke discussie over voltooid leven. Ik vind dat die discussie zich in een bedenkelijke richting ontwikkelt.

José Sanders, hoogleraar communicatie aan de Radboud Universiteit in Nijmegen, schreef over zelfbeschikking als een last. Leven is niet meer vanzelfsprekend. Stoppen met leven wordt een keuze. En verdergaan met leven ook. Als ik wil, kan ik sterven. Dus? Vandaag bellen of volgende week? Die pil morgen nemen of over een maand? Als je zo moet leven, hangt die pil of zelfs die wet als een molensteen om je nek. Je staat voor keuzes die je ineens moet maken. En… die je moet bespreken met je partner, je kinderen: man wil sterven, maar vrouw weet niet of ze nu al wil meegaan. Ja, ze is ook 86, maar… Kinderen ondersteunen de wens van vader of staan er verdeeld in. Zo worden we geconfronteerd met opties die we anders niet bedacht zouden hebben. Mevrouw Broekhuis in mijn gemeente is daarvan het levende voorbeeld – nog levend, dat gelukkig wel.

De mogelijkheid van een keuze kan als een vergroting van de vrijheid gezien worden, en daarom als winst voor iedereen. Maar in de praktijk wordt die keuze een last die velen helemaal niet gezocht hebben en die toch wordt opgelegd. Leven tot het leven ophoudt wordt iets waar je bewust voor kiest, voor kiezen moet. Die keuze is een kiezen voor jezelf. Dat geeft bij veel ouderen het gevoel van egoïsme. De voltooidlevendiscussie is niet eenvoudig af te doen met: ‘We verplichten niemand, geef iedereen zijn vrijheid, daar heeft een ander toch niets mee te maken?’ Ik vraag mij af of dit werkelijk zo is. En ik denk het niet. Als er een voltooidlevenwet komt, raakt dat iedereen. Diverse politieke partijen geloven heilig in het zelfbeschikkingsrecht. Hun overtuiging lijkt leidend te worden, maar is misleidend. Zelfbeschikking wordt een last. Voor velen.

‘Heeft ze het zelf gedaan?’

Uit mijn pastorale praktijk herinner ik mij ook Karin, zo zal ik deze vrouw maar noemen. Ze kampt sinds haar dertigste met een bipolaire stoornis. Ze is 63 jaar. Ze heeft het netjes in huis, rookt alleen een beetje veel. Ze wil graag ander behang en ze is aan een nieuw bankstel toe. Elke week krijgt ze bezoek vanuit onze kerk, daar is ze blij mee. En er zijn nog meer mensen die om haar geven en naar haar omzien. Ze is vriendelijk. De bezoekers komen er graag. Ik ook. Soms zit ze enorm in de put, ze heeft zelfs verschillende pogingen gedaan zich van het leven te beroven. Maar als ze er weer bovenop is, kan het zo weer een hele tijd prima gaan.

Op een dag belt ze mij. Ze heeft de levenseindekliniek gebeld. En ook nog een adres in Duitsland. Die willen wel pillen opsturen, maar ze mag niet zeggen waar die pillen vandaan zijn. Ik ga op bezoek. De pillen zijn niet gekomen, er is wat mis gegaan met de adressering. Vanuit de kerk blijven we haar bezoeken. De gesprekken zijn soms niet gemakkelijk. Maar we zijn haar nabij. En we helpen haar. Twee maanden later is haar huisje opgeknapt, zoals ze graag wilde. Er is behangen, nieuwe vloerbedekking gelegd en ze heeft een nieuw bankstel. ‘Wat heb je het mooi, Karin!’ Ze geniet ervan.

Onlangs is ze overleden. ‘Heeft ze het zelf gedaan?’ zo ging de vraag rond. Nee, gelukkig niet. Hartaanval. We hebben afscheid van haar genomen, met de velen die haar bezochten, thuishulp, psychiatrische begeleiding, familie, mensen van de Nederlandse Patiënten Vereniging, bezoekteam van de kerk, ouderling. We hebben verhalen gedeeld. Een paar van de gedichten gelezen die ze heeft geschreven. Wat fijn dat we haar hebben gekend.

Een bedrieglijk rustgevende klank

De kerk van de toekomst. We kunnen er veel over zeggen. Over de organisatie, over structuren, de grootte van de classis. Maar hoe is de kerk een schuilplaats voor mensen, kostbare, soms heel kwetsbare mensen? Vaak niet van die sterke zelfstandige beslissers. Hoe is de kerk een schuilplaats in de wildernis die het leven soms kan zijn? Laat het duidelijk zijn dat ik niet voor een wet op voltooid leven ben. Maar de kerk is niet geroepen tot wetgeving hierover. De kerk is wel geroepen zich te verhouden tot mensen die met de vraag van voltooid leven zitten.

Uit onderzoeken (zoals dat van Els van Wijngaarden, zie voor de resultaten haar boek Voltooid leven. Over leven en willen sterven) blijkt de doodswens veel meer een worsteling te zijn dan een rationeel besluit. Want zo’n beslissing moet je zorgvuldig nemen, heet het dan. En zorgvuldig is dat je er goed over nadenkt, toch? Rationeel dus. Maar mensen drukken hun emoties weg. Voltooid leven klinkt zo mooi, maar verdoezelt de worsteling.

De worsteling begrijpen

Eén meneer zegt: ‘Er komt bij mij geen God aan te pas. Mijn leven is mijn eigen verantwoordelijkheid. En dat klinkt wel heel stoer, maar uiteindelijk sta ik er alleen voor. Ik heb geen dekking op mijn voorman, ik heb helemaal geen voorman.’ Wat hij zegt, illustreert hoe ontstellend alleen veel mensen zich voelen in hun worsteling. ‘Ben ik klaar met mijn leven? Wil ik sterven? Dan moet ik een datum kiezen. Wie vindt me? Wat zeggen de kinderen?’ Een reactie als: ‘Nou, mam, ik begrijp het wel, prima hoor!’ wil je niet meemaken. Hoe het ook zij, het huidige wetsvoorstel is veel te eenzijdig gericht op hulp bij zelfdoding. Er is zo veel meer wat speelt en besproken zou kunnen worden. Als kerk moeten we ons realiseren dat de worsteling rond het levenseinde overal in de samenleving aanwezig is. In elke kerkelijke gemeente zijn er mensen die ermee rondlopen, of tenminste ermee worden geconfronteerd. Wat staat ons als kerk te doen?

Els van Wijngaarden verwijst in haar boek naar de dichter Thomas S. Elliot, die heeft gezegd dat er twee soorten problemen in het leven zijn. Het ene soort vraagt: ‘Hoe lossen we dit op?’, het andere: ‘Hoe verhoud jij je ertoe?’ Als iemand zegt dat zij of hij klaar is met het leven, kun je denken: ‘Hoe lossen we dit op?’ We proberen mensen weer zin in het leven te laten krijgen, of anders gaan we de weg op van de euthanasieverklaring en die van een wet voltooid leven. In de huidige politieke setting kom je al gauw op die laatste weg. Misschien móet de politiek ook wel oplossingsgericht zijn. Hoewel het de vraag blijft of zo’n wet de oplossing is. Het oplossingsgerichte doet ten diepste tekort aan de worsteling van de mensen om wie het gaat. Beter is het die worsteling mee te beleven. Het erkennen van het lijden van de ander is de kern van troosten, denkt ook Van Wijngaarden. Net zoals we in de palliatieve zorg zien hoe ongelooflijk belangrijk goed luisteren is, om te begrijpen en mee te leven. Je helpt niet door bijvoorbeeld snel te reageren met: ‘Ja, maar u hebt toch nog kleinkinderen?’ Beter is het om door te vragen: ‘Hoe is het om dood te willen? Denkt u daar vaak over na?’

Als kerk het verschil maken

Als kerk bedrijven we geen politiek. Het is trouwens niet eens de vraag of we legalisering van hulp bij levensbeëindiging kunnen tegenhouden. Want als christenen zijn we in de minderheid. In het pastoraat hoeven we ons niet af te vragen: ‘Hoe lossen we dit op?’ Maar als kerk moeten we ons wel verhouden tot de vragen over voltooid leven.

Je macht laten gelden is bij dit soort levensvragen nooit goed. Maar als kerk doen we er beter aan een contrastgemeenschap te zijn in onze samenleving. De Amerikaanse theoloog Stanley Hauerwas heeft erover nagedacht hoe je zo’n gemeenschap kunt zijn als christelijke gemeente in een postchristelijke tijd. Hij noemt abortus als voorbeeld. Daar kun je wel tegen zijn, maar je kunt als kerk beter ongewenst zwangere meisjes en vrouwen opvangen, en voor hen een programma ontwikkelen. Neem ze liefdevol op, zorg voor hen en hun kinderen. Zo zouden we ook als het gaat om voltooid leven een contrastgemeenschap kunnen zijn, die om mensen heen staat, meeleeft in hun worsteling en hen bijstaat. Zo kunnen we als kerk het verschil maken in de samenleving, het contrast vormen. Als dat de toekomst van een kleiner wordende kerk is, kan dat zeer zegenrijk zijn. Dan gaan we weer meer lijken op de eerste christengemeenten.


Dr. A.H. van Veluw is predikant te IJsselmuiden-Grafhorst.

Dit is hoofdstuk 2 uit 12 artikelen over voltooid leven
Redactie: Henk Post en Bert van Veluw
Uitgeverij KokBoekencentrum (i.s.m. Stichting Schrift en Belijden), Utrecht, 2020.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken