Menu

None

Elk jaargetijde een eigen sfeer

Interview met René van Loon naar aanleiding van zijn boek Geloven in seizoenen.

Vertel eens iets over jezelf: wie ben je? Wat doe je naast het schrijven van boeken? Wat inspireert jou in het leven?

Mijn naam is René van Loon, geboren in 1966 als jongste in een schippersgezin. Ik ben predikant binnen de Protestantse Kerk en ben sinds negen jaar verbonden aan wijkgemeente De Samaritaan in Rotterdam-Centrum. Ik ben getrouwd met Annette, we hebben vier volwassen kinderen, ieder met een relatie en deze zomer hopen we een kleinkind te krijgen. Naast het werk als predikant leid ik van tijd tot tijd groepsreizen naar Israël, dat vind ik geweldig om te doen omdat daar de Bijbel voor veel mensen tot leven komt. Dat geldt ook voor mijzelf. De Bijbel is een onvoorstelbare bron van inspiratie, altijd zijn er weer nieuwe dingen te ontdekken.

Eerder schreef je Lente in de kerk. Wat bracht je ertoe om nu over alle seizoenen te schrijven?

In onze gemeente wilden we met het boek Lente in de kerk aan de slag. We zochten naar een jaarthema, maar vonden het wat beperkt om een jaar lang alleen met de lente in de kerk bezig te zijn. Er zijn ook andere seizoenen. Dat geldt in het kerkelijk leven: er is zeker sprake van lente, maar vaker van herfst en winter in de kerk. Het geldt ook voor het geloofsleven: in je persoonlijke geloof kan het winter zijn terwijl buiten de lente bloeit, of hoogzomer terwijl het buiten vriest dat het kraakt. Uit dat jaarthema is dit boek voortgekomen.

In de inleiding schrijf je:

“De eigenschappen en de sfeer van de vier jaargetijden zijn namelijk terug te vinden in het geloof.”

Wat spreekt je zo aan, aan geloof en seizoenen? Welke rol spelen de seizoenen in je eigen geloof?

De seizoenen zijn door God zelf bedacht en daarom ook veelzeggend als beelden. Het mooie van seizoenen is dat elk jaargetijde een eigen sfeer heeft. Elk seizoen heeft weer mooie kanten, maar het zijn wel verschillende kanten. Seizoenen zijn een mooi beeld van het geloofsleven, omdat ook in je geloof vaak een afwisseling merkbaar is: er zijn tijden waarin je meer moeite moet doen om je geloof vast te houden, er zijn ook tijden dat God zo dichtbij is dat je bijna je hand uit kunt strekken en Hem aan kunt raken. Althans, zo kán het zijn. De één heeft meer een op- en neergaande beweging in het geloofsleven dan de ander. Bij mijzelf merk ik wel seizoenen, maar de pieken omlaag vallen gelukkig erg mee, de pieken omhoog zijn groter.

Welk soort lezer had je voor ogen bij het schrijven van Geloven in seizoenen? En wat kan deze lezer van het boek verwachten?

Ik denk aan mensen die ervan houden om hun geloofsleven in een wat breder kader te zien, en erop te kunnen reflecteren: waar sta ik, en wat is dan in deze fase van belang? Wat geeft mij hoop en uitzicht? En hoe is dat in de kerk? Waar bevindt onze gemeente zich in de cyclus van de seizoenen en wat is dan voor de gemeente belangrijk?

Wat voor toegevoegde waarde heeft Geloven in seizoenen voor haar lezers?

De invalshoek van de seizoenen kan de nodige creativiteit opleveren. Zo was dat in ieder geval bij mij wel. Als je bijvoorbeeld denkt aan de herfst, dan kun je je richten op de weemoed van de vallende bladeren, de dagen die korter worden en de winter die eraan komt. Maar je kunt ook kijken naar de prachtige kleuren en naar de oogst van appels, peren en noten. Zo kun je ook bij een kerk die kleiner wordt en leden verliest een somber en verdrietig gevoel hebben. Maar het beeld van de mooie herfstkleuren en van de oogst kan je dan tot de vraag brengen, of ook een kerk in de herfst zulke mooie kanten heeft. En die mooie kanten zijn er inderdaad: een kleinere kerk is vaak ook een bewustere kerk. Juist doordat er geen sprake meer is van macht en status, wordt een kleinere kerk vaak ook authentieker, échter, en gaat het meer om de kern.

Je schrijft dat het boek Overvloed en overgave een inspiratiebron voor je was. Wat zien we van dat boek terug in Geloven in seizoenen?

Arjan Plaisier, de schrijver van Overvloed en overgave, heeft een talent om schitterend een sfeertekening te geven waardoor de beelden van de seizoenen tot leven komen en je daarvan ook de betekenis voor je geloof gaat zien. Het zijn met name die gedachtenlijnen van de seizoenen naar het geloofsleven die me inzichten bezorgden voor dit boek. Toch heb ik niet de indruk dat we veel overlappen. Misschien dat ik wat concreter ben en vaker verhalen uit de praktijk van het leven aanhaal. 

Je schrijft het volgende:

“Als jij soms dat gevoel hebt dat je geloof je ontglipt, dat je twijfelt aan al die dingen waar je altijd klakkeloos van uitging, als je het gevoel hebt dat er een storm gaat over je geloofsleven, wees dan niet bang. Schrik er niet van, maar zoek wel je hulp op de goede plaatsen.”

“Ongetwijfeld verlies je heel wat van het oude, vertrouwde, misschien ook wel in je geloofsleven. Maar wees niet bang: als God ons leven loutert, maakt Hij plaats voor iets nieuws. Als we maar geworteld blijven in Hem.”

“Geef niet op. Ook al ervaar je God niet, laat Hem niet in de steek. Want de winter is tijdelijk.”

Sommige mensen verliezen in de herfst en winter van hun geloof het vertrouwen. Geworteld blijven in God is dan niet makkelijk. Waar kunnen mensen uit putten in deze periode van hun geloofsleven?

Er zijn verschillende bronnen. Het lijkt me heel belangrijk om kerkdiensten te blijven meemaken. De liturgie kan je meenemen, er wordt je in de lezingen, de liederen en de gebeden iets aangereikt dat je niet bewust hebt gezocht. Juist dat is van belang: dat je uit je eigen denksporen wordt geroepen en zicht krijgt op God zoals je Hem misschien nog niet kende.  Een andere inspiratiebron vormen levensverhalen. Je doet er goed aan biografieën te lezen en ook met mensen te praten. Anderen hebben soms vergelijkbare ervaringen meegemaakt en kunnen je deelgenoot maken van wat hen dat leerde. En blijf in ieder geval bidden, zelfs als de woorden je ontbreken. Je kunt altijd in stilte de nabijheid zoeken van God, verwijlen in Zijn aanwezigheid, en het Onze Vader bidden. Soms helpt een gebedenboekje waarin iemand anders je de woorden aanreikt.

Je schrijft het volgende:

“Vooral voor ons in het Westen is dat gewoon heel moeilijk: het roer van je leven uit handen geven, leren loslaten, vertrouwen dat God het beter weet dan jij.”

Waarom is het voor ons in het Westen zo lastig om een band met God op te bouwen? Waar komt die afkeer richting het geloof vandaan? Ervaren mensen in het Westen een soort langdurige herfst en winter in hun geloof?

In het Westen zijn we zozeer gewend dat ons leven maakbaar is en dat we alles zelf kunnen organiseren en regelen. Het gevoel van afhankelijkheid is erg naar de achtergrond gedrongen. In landen waar het leven veel minder beheersbaar is, is er ook een ander levensgevoel. Natuurlijk spelen er nog veel meer factoren een rol in de secularisatie van het Westen, maar dit lijkt me wel een heel belangrijke factor. Of er veel sprake is van een afkeer van geloof, durf ik niet zo te zeggen. Het is vooral bevreemding: hoe je ertoe komt om in iets bovennatuurlijks te geloven. Je zou dit inderdaad een langdurige winter kunnen noemen. Wat ik heel bijzonder vind, is de lente die op heel wat plaatsen doorbreekt. Jonge mensen die niet zijn opgegroeid met geloof en kerk, kijken daar vaak onbevangen naar en meer dan voorheen zoeken jonge mensen het christelijk geloof op, getuige de Alpha-cursussen, pioniersplekken en nieuwe gemeenten. Voorlopig is kerktoetreding een klein tegenstroompje tegen de hoofdstroom van kerkverlating, maar het tegenstroompje is aanmerkelijk krachtiger dan twintig, dertig jaar geleden.

Je schrijft het volgende:

“Leef in verbondenheid met Jezus. Vraag God steeds weer om zijn Heilige Geest. Dan groeien die vruchten in je leven echt vanzelf. En natuurlijk: de één heeft meer een zomergeloof dan de ander.”

Het zomergeloof klinkt als de ultieme droom voor iedere gelovige. Schrikt deze term bepaalde mensen daarom niet af? Iedereen streeft naar het zomergeloof, niet-wetend of je dat ooit zult bereiken.

Van de zomer weet je dat hij sowieso zal aanbreken, is dat bij het geloof ook zo zeker?

Uiteindelijk zal de grote zomer zeker aanbreken voor iedereen die gelooft: als Jezus terugkomt op aarde. Tot die tijd zal het altijd anders blijven voor de één dan voor de ander. Niet iedereen zal lange tijden van zomergeloof meemaken, maar voor veel mensen zijn er toch wel vreugdevolle momenten van intens zomergeloof, zoals buiten de zomer soms ook voelbaar is als het pas eind maart is, of als het al ver in oktober is. De zomer is ook iets om naar te verlangen, en alleen al dat verlangen geeft ook vreugde. Over de mensen die leven uit geloof zegt de schrijver van Hebreeën 11: ‘Nu verlangen zij naar een beter vaderland’. Ook verlangen kan je gaande houden, al is het verlangen naar een zomer waarvan je nu alleen maar af en toe een voorproefje ervaart.


René van Loon. Geloven in seizoenen. Over herfst, winter, lente en zomer in geloof en kerk. Utrecht: KokBoekencentrum, 2022. 96 pp. €12,99. ISBN 9789043537544.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken