Menu

Premium

Ik ben de deur

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Bij Johannes 10, 1-10

Als je het evangelie van de deur van de schapen onder de loep houdt, valt het op dat er wat oneffenheden in voorkomen. Jezus begint met wat hij noemt een paroimia (Johannes 10,6), een soort raadselachtige gelijkenis, waarvan de toehoorders zelf de betekenis moeten zoeken.

Het gaat over een schaapsstal. De schapen kunnen de herder onderscheiden van een rover, want de herder komt binnen door de deur en niet via een sluipweg, en de herder heeft een bekende stem. De herder leidt de schapen naar buiten door hen voor te gaan en te roepen, maar een dief rooft ze. De toehoorders zeggen dat ze niet begrijpen waar Jezus naartoe wil. Tot zover is alles nog helder en duidelijk. Maar dan komt er een vreemde zwenking. Jezus maakt in zijn uitleg opeens de deur van de schaapsstal tot het centrum van de gelijkenis. ‘Ik ben de deur der schapen; als iemand door Mij binnenkomt, zal hij behouden worden’ (Johannes 10:8.9). 

Herder of deur 

Eerst ging het om de herder, nu om de deur. Eerst ging het om het naar buiten brengen van de schapen, nu om het binnenkomen. Tegelijk identificeert Jezus zich ook met de herder, als Hij zegt: ‘Wie vóór Mij kwamen, waren dieven en rovers, maar de schapen hebben niet naar hen geluisterd’ (Johannes 10,9). Dus Jezus is niet alleen deur, maar ook herder, wat Hij aansluitend aan onze lezing ook weer zegt: ‘Ik ben de goede herder’ (Johannes 10,11). 
Historisch-kritischen gaan ervan uit dat twee uitspraken van Jezus in elkaar zijn geschoven: de gelijkenis van de schaapsstal, de herder en de rovers én de uitspraak: ‘Ik ben de deur der schapen, als iemand door Mij binnenkomt, zal hij behouden worden.’ Als je de verzen 7 en 9 uit de tekst knipt en bij elkaar legt, en wat er overblijft tegen elkaar schuift, houd je twee volmaakt heldere teksten over. Zo kan het geweest zijn. 
Als dat zo is, dan heeft de redacteur waarschijnlijk wel gemerkt dat het bij de gelijkenis gaat om het naar buiten gaan van de schapen en bij de deur-spreuk om het naar binnen gaan. Dan kan ik me goed voorstellen dat hij – de beelden samenvattend – heeft toegevoegd: ‘Hij (d.w.z. het schaap dat binnengaat) zal in en uit lopen, en hij zal weidegrond vinden’ (Johannes 10,9).

Herder is deur 

Niet iedereen is tevreden met dit soort diachrone tekstanalyse. Sommige uitleggers wijzen op de manier waarop ten tijde van Jezus schapen in Palestina werden gehouden, vaak in niet meer dan een stenen omheining met een opening erin. Een deur was er vaak helemaal niet. ’s Nachts sliep de herder zelf in de deuropening en als hij de schapen naar buiten leidde, stond hij met gespreide benen in de opening en telde de schapen door ze één voor één tussen zijn benen door te laten lopen. Zo was de herder tegelijk ook de deur. Toch klopt het dan nog niet. De gelijkenis spreekt in de tweede zin al over een deurwachter, die de deur voor de herder opendoet. En dat past nou weer helemaal niet in dat levende-deur-verhaal. 

Wie is Jezus? 

Vóór dit evangeliegedeelte gaat het over de blindgeborene die genezen wordt. Het gaat om blind zijn en zien, ook blind zijn voor wie Jezus is en zien wie Hij is. De blinde noemt Jezus een profeet, Jezus noemt zichzelf de Mensenzoon. 
Johannes, of welke redacteur dan ook, kende de reeks woorden van Jezus, die begonnen met egoo eimi: ‘Ik ben de goede herder, Ik ben de ware wijnstok, Ik ben het brood des levens.’ Maar waar moest hij beginnen? Er bestonden grote verschillen in beleving in de vroege christelijke gemeenschap. Voor de één was Jezus een profeet, voor een ander een wijsheidsleraar, voor een derde de Zoon van God of het Woord van de Eeuwige. Voor de één was hij de deur, voor een ander de herder. Blijkbaar kiest de evangelist/redacteur ervoor om er geen systeem, geen systematische theologie, van te maken, maar een veelheid van benaderingen naast elkaar. In die tijd bestonden er nog geen systematische handboeken over de christelijke leer en vormden christenen van uiteenlopende culturele en godsdienstige achtergronden samen de gemeenten. 

Diversiteit in benadering 

De uitleg moet misschien die kant op. Christenen vormden altijd al een diverse gemeenschap. Voor de één is Jezus een deur, voor de ander een herder. Daar zitten verschillende belevingen achter. Als Jezus een deur is, is Hij een weg om te gaan. Dan gaat het niet om zijn persoon, maar om de toegang tot God die Hij geopend heeft voor alle volkeren. Als Jezus een goede herder voor je is, is Hij jouw persoonlijk leidsman wiens stem je kent, met wie je een persoonlijke relatie hebt. Johannes voegt die twee samen in één verhaal. Het is alsof hij wil zeggen: hoe verschillend we ook zijn, of we nu Jezus zien als profeet, als leraar, of als Zoon van God, laten we in ieder geval in zijn naam bij elkaar blijven en ons niet laten verwarren door allerlei andere mogelijke deuren en herders, want die drijven ons alleen maar uit elkaar. 
Misschien is het een wat pragmatische, ontnuchterende exegese. Johannes wil de gemeente bijeenhouden, vandaar dat hij Jezus de herder en Jezus de deur in één verhaal combineert. Wel past Johannes daarmee goed in onze tijd, denkend aan het bricolerende gedrag van de moderne gelovigen. Deuren en herders genoeg in de aanbieding. Hoe blijf je samen in de naam van die ene Herder? 

Johannes laat zien dat Jezus’ boodschap niet voor één soort mensen is. Ook niet alleen voor die ene kudde van zijn leerlingen, dus ook niet alleen voor die ene kerkgemeenschap. Want enkele verzen later haalt Johannes nóg een uitspraak van Jezus aan: ‘Nog andere schapen heb Ik, die niet van deze stal zijn; ook die moet Ik leiden en zij zullen naar mijn stem horen, en het zal worden één kudde, één herder’ (Johannes 10,16). 

Bij Johannes 10: 1-10

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken