< Terug

Vasten

Geloofstaal & cultuurtaal

In een tijd van grote welvaart klinkt het woord ‘vasten’ menigeen positief in de oren. Het is goed te laten zien, dat een mens even afstand kan doen van zijn leven in welvaart, mede om hiervan te kunnen delen met anderen. Het is evenwel de vraag of het vasten evenredig vaak gepraktiseerd wordt als deze positieve stemming zou doen vermoeden. Juist de welvaart maakt het moeilijk om bewust afstand te doen van eten en drinken en andere vormen van genot. Een enkeling zal om puur medische redenen vasten, maar dat heeft niets te maken met het genoemde edele motief.

Het is bekend dat in delen van de christelijke kerk het vasten in bepaalde perioden verplicht is (geweest). Met name uit de rooms-katholieke traditie kennen wij het gebruik om te vasten op Aswoensdag en Goede Vrijdag, eventueel gedurende de hele tijd van veertig dagen daartussen en eventueel ook op elke vrijdag.

De islam kent een verplichte vastenmaand, de Ramadan.

Zodra vasten in verband wordt gebracht met verplichting en boetedoening, zal het voor velen een negatieve klank krijgen.

Woorden

Voor ‘vasten’ wordt in het Oude Testament het Hebreeuwse woord tsoem gebruikt, in het Nieuwe Testament het Griekse nèsteuein. Deze woorden met hun afgeleide vormen komen in totaal enkele tientallen keren voor. Soms wordt de zaak van het vasten wel aangeduid, door ‘niet eten en niet drinken’ of ‘niets nuttigen’, maar ook dat is maar een enkele keer het geval.

Betekenis in context

Oude Testament

Vasten en verdriet

Het is opmerkelijk dat in de Bijbel nergens een goddelijk gebod te vinden is om op bepaalde tijden te vasten. Wel blijkt hier en daar de gewoonte om in bepaalde situaties te vasten. Dat is met name het geval als uiting van verdriet en als teken van rouw. Het niet meer kunnen en niet meer willen eten laat verslagenheid zien aan de mensen, maar ook aan God. Zo kan vasten soms ook een plaats krijgen in het geloof: om niet alleen rouw, maar ook berouw te laten zien.

Dat is bijvoorbeeld het geval bij David, die door te vasten zijn verdriet en zijn berouw wil laten zien aan God, wanneer zijn kindje ernstig ziek is (2 Sam. 12:6). Een ander voorbeeld is dat van de inwoners van de grote heidense stad Ninevé. Na de oordeelsprediking van Jona tonen ze hun boetvaardigheid door zich in rouwgewaden te hullen en niets te nuttigen (Jona 3:7). Blijkbaar is vasten in die tijd een bekende uiting van berouw.

Naast deze uitzonderlijke situaties is het gebruik te vinden om op gezette tijden te vasten en om gedurende langere tijd verdriet te laten zien aan God door te vasten. Dit is een ontwikkeling van later datum in het Oude Testament, met name in de periode van de ballingschap en daarna (bijv. Dan. 9:3; 10:2vv; Ezra 8:21, 23; Joël 1:14; 2:12, 15). Vanaf deze periode wordt het gebruikelijk om te vasten op nationale rouwdagen, bijvoorbeeld ter herinnering aan de verwoesting van de tempel, of op de Grote Verzoendag, soms zelfs een paar dagen in elke week.

Geregeld vasten

Het vastleggen van een systeem om op gezette tijden te vasten, stamt uit de tijd na het Oude Testament. Maar in de profeten zijn al aanwijzingen voor dergelijke gewoonten. De profeten waarschuwen met name tegen een uiterlijke manier van vasten. Een voorbeeld daarvan is Jesaja 58:5: ‘Zou dit het vasten zijn, dat Ik verkies, een dag waarop de mens zichzelf verootmoedigt: dat hij zijn hoofd laat hangen als een bieze en zich rouwgewaad en as tot een leger spreidt? Noemt gij dat een vasten, een dag die de Here welgevallig is? Is dit niet het vasten, dat Ik verkies: de boeien der goddeloosheid los te maken… Is het niet, dat gij voor de hongerige uw brood breekt…’ Recht doen is belangrijker voor God dan een houding van vasten, die tot uiterlijk vertoon kan worden.

Daarbij geeft het Oude Testament duidelijk aan, dat vasten geen blijvend ideaal kan zijn. God geeft met name door de profeet Zacharia de belofte, dat er een tijd zal komen dat het vasten niet meer nodig is. Uit de manier waarop de profeet het zegt, blijkt dat er zich al een behoorlijk systeem van vasten heeft ontwikkeld op gezette maanden. ‘Het vasten van de vierde, vijfde, zevende en tiende maand zal voor het huis van Juda worden tot vrolijkheid en vreugde, ja tot blijde feesten’ (Zach. 8:19). God zorgt voor zoveel blijdschap, dat het vasten – als teken van verdriet – niet meer nodig is. Dat gebeurt als God zijn Koninkrijk doet komen en de volkeren bij het volk van God mogen horen.

Nieuwe Testament

Vasten en gebed

Ook het Nieuwe Testament bevat geen opdracht om te vasten. Er wordt wel gevast. Jezus gaat er zelfs vanuit, dat zijn discipelen in bepaalde omstandigheden zullen vasten. Hij waarschuwt hen echter, dat zij dat niet zullen tonen aan de mensen, maar alleen zullen doen voor God (Mat. 6:16).

Inderdaad wordt uit het boek Handelingen duidelijk, dat de gemeente van Christus onder bepaalde omstandigheden vast. Dat gebeurt om zich te concentreren op het gebed. Zo is het gebed een zaak van het hele lichaam. Bij het nemen van een belangrijke beslissing lijkt het vanzelfsprekend dat de gemeente bidt en vast (Hand. 13:3 en 14:23).

Door Christus veranderd

Het is van belang te zien, dat de betekenis van het vasten door de komst van Christus is veranderd. Jezus benadrukt dat in een gesprek met de discipelen van Johannes in Matteüs 9:14-17.

Uit dit gesprek blijkt dat mensen aanstoot nemen aan de houding van Jezus ten aanzien van het vasten. Hij en zijn discipelen eten en drinken, terwijl anderen vasten. In zijn optreden onder de mensen heeft Jezus kennelijk niet meegedaan met het vasten zoals veel gelovige joden dat gewend waren, op gedenkdagen en sommigen ook nog twee maal per week. Dat roept de vraag op, of men deze Jezus wel serieus kan nemen. Precies voor het gesprek met de discipelen van Johannes de Doper heeft Jezus de tollenaar Matteüs tot discipel geroepen en is uitgebreid met hem gaan dineren, terwijl anderen mogelijk aan het vasten waren. Het is begrijpelijk, dat Jezus tot verantwoording wordt geroepen: waarom doet U dat? (Mat. 9:14).

In het antwoord stelt Jezus een tegenvraag:

‘Kunnen bruiloftsgasten treuren, zolang de bruidegom bij hen is?’ Vasten staat weer gelijk aan treuren. Jezus is de bruidegom. Hij is gekomen om vreugde te brengen aan zijn bruid, zijn gemeente. Hij komt de band die door de zonde verbroken is, herstellen. Daarom geeft het geen pas om nu rouw te laten zien, zegt Jezus.

Door niet mee te doen met het gebruikelijke systeem van boetedoening maakt Jezus duidelijk, dat er een heel nieuwe fase gekomen is in de omgang van God met zijn volk. Jezus legt zijn houding ten aanzien van het vasten uit in twee korte gelijkenissen (Mat. 9:16, 17). Op een oud kledingstuk zul je geen nieuwe lap naaien, om dat kleed te repareren. Dan zal straks de nieuwe lap krimpen en de scheur in de oude lap nog groter maken. En – vergelijkbaar – jonge wijn doet men niet in oude leren zakken. Dat oude leer is niet soepel genoeg om het gistingsproces op te vangen. Jonge wijn hoort in nieuwe zakken van jong leer; dat kan mee uitzetten, als de wijn gaat gisten. Zo blijven de wijn en de zakken behouden.

Jezus zegt hiermee, dat Hij niet als een nieuwe stof gebruikt kan worden om het oude systeem van omgang met God, waarin tal van gewoonten van boetedoening enzovoort voorschrift waren geworden, op te lappen. Wat Jezus doet is zó nieuw, dat het vraagt om een geheel nieuwe manier van bidden en van leven met God. Er is een nieuwe toegang tot God, omdat Christus gekomen is om zijn bruid voor Zich te werven. Hij heeft de bruidsschat betaald. Dat is voldoende. Daar hoeft geen systeem van boetedoeningen aan toegevoegd te worden. Wie beseft wat dat nieuwe betekent en dit toch in de oude vormen wil gieten, zal niets overhouden. Dat heeft betekenis voor het vasten. Jezus heeft het vasten niet afgeschaft, maar een andere betekenis gegeven. Als de Bruidegom weg is, zal er wel plaats kunnen zijn voor het vasten (Mat. 9:15). Maar blijf dan beseffen, dat het nog steeds gaat om de nieuwe wijn: het gaat om de blijvende verbondenheid met de Bruidegom in de hemel. Vasten kan helpen het uitzien naar Hem sterker te beleven. Het kan niet dienen om wat Hij deed, zijn betaling voor de zonde, een stukje over te doen.

Kern

Vasten is geen voorschrift in de Bijbel. Vasten kan een manier zijn om verdriet te tonen. Het kan daarbij de innerlijke verbondenheid met God onderstrepen. Het voelen van totale lichamelijke afhankelijkheid kan een stuk van het gebedsleven worden in een bijzondere situatie. Het kan ook extra doen uitzien naar de komst van Jezus, die als Bruidegom zal terugkomen om zijn bruid te halen. Bij die verwachting hoort het besef dat ons leven hier het laatste niet is. Ook dat wordt in het vasten voelbaar. Vasten zal alleen functioneel kunnen zijn, als het dichter bij de Bruidegom brengt. Dat betekent een streep door vormen van vasten waarbij meer naar de buitenkant gekeken wordt dan naar de binnenkant.

Verwijzing

Zie voor verwante en/of aanvullend te bestuderen woorden: berouw, nieuw, verdriet.

< Terug