Menu

Premium

De geliefde, uitverkoren Zoon

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

De geliefde, uitverkoren Zoon

Bij Jesaja 42,1-7(9) en Matteüs 3,13-17

In het Matteüsevangelie noemt God zijn Zoon, in wie Hij een welbehagen heeft ‘de geliefde’ (Gr.: ho agapètos). De tekst waar deze woorden naar lijken te verwijzen is Jesaja 42,1. Daar noemt God zijn Zoon in wie Hij een welbehagen heeft ‘de uitverkorene’ (ho eklektos in de Griekse vertaling van de Septuaginta). Op het eerste gezicht lijken het totaal verschillende woorden. Maar wanneer we de woorden wegen, blijken ze binnen de context waarin ze staan qua betekenis niet veel van elkaar te verschillen.

Liefhebben is een veelgebruikt woord in de Bijbel. Niet zo vreemd als we beseffen dat God een God van liefde is. Hij heeft de mens die Hij liefheeft immers zelf geschapen. Zijn liefhebben gaat iedereen aan. Er is echter ook een liefde die alleen de relatie van God met zijn Zoon aangaat. Dat is een liefde bij uitnemendheid. De liefde van God voor zijn Zoon is enig, uniek.

De geliefde Zoon die de profetie vervult

Een groot deel van de Jesajalezing (42,1-4.9) wordt geciteerd in Matteüs 12,17-21. Anders dan in de Septuagintaversie van deze profetenlezing zien we bij Matteüs 12,18 naast ho agapètos een toevoeging, namelijk ‘die ik verkozen heb’ (Gr.: hèiretisa, van hairetidzoo = ‘(ver)kiezen, adopteren’). Dit bevestigt het vermoeden dat de keuze voor ‘de geliefde’ in plaats van ‘de uitverkorene’ (Mat. 3,17) niet betekent dat er geen sprake is van verkiezing. Een vergelijking met de context waarin Jesaja 42,1-4.9 in het Matteüsevangelie is opgenomen kan een aanwijzing opleveren voor het gebruik van ho agapètos daar. In Matteüs 12 is dat door te zwijgen over wat er met Jezus is gebeurd in vervulling zal gaan wat de profeet Jesaja heeft gesproken (12,16-17), namelijk dat de uitverkorene op straat zijn stem niet zal laten horen (12,19 = Jes. 42,2), en in Matteüs 3 dat Jezus door met water gedoopt te worden door Johannes de Doper alle gerechtigheid zal vervullen (3,15 = Jes. 42,1.4).

Uit deze vergelijking blijkt dat de liefde bij uitnemendheid van God voor zijn Zoon in het Matteüsevangelie niet voor niets midden tussen de woorden van Jesaja is geplaatst. Deze onovertroffen liefde van God voor Jezus strookt namelijk met het unieke van Jezus: dat Hij in vervulling brengt wat over de uitverkorene is gesproken door de profeten. Alles wat volgens de profeten zou gebeuren ‘ten dage des welbehagens’ zal met de komst van Jezus vervuld worden.

De knecht des Heren op wie de Geest is

Als we wat God zegt, namelijk dat Hij welbehagen heeft in deze Zoon, de geliefde, verbinden met wat direct daaraan is voorafgegaan, namelijk dat zijn Geest uit de hemel is nedergedaald en op Jezus is gekomen (Mat. 3,16), worden de eerste contouren zichtbaar van de vervulling van wat de profeet heeft gesproken over ‘de uitverkorene’. Degene aan wie God zijn Geest geeft is niet alleen iemand aan wie God welgevallen heeft om de persoon zelve, maar omdat hij een ‘dienaar’ is (Jes. 42,1). Het welgevallen betreft hemzelf voorzover hij ‘in een tijd van welbehagen’ (Jes. 49,8; 61,2) optreedt als een dienaar van zijn Heer. De gave van de Geest geldt bij uitstek diegene die de weg die de profeet voor de ogen van Gods gemeenschap heeft uitgetekend, ten einde toe zal gaan. Al wordt deze mens veracht, raakt hij gewond, is hij verzwakt of vermoeid, toch kan hij die weg vervolgen met de hulp en de kracht die hij uit de hemel heeft ontvangen door God die hem zijn Geest geeft.

Álle gerechtigheid

Bij zijn uitzonderlijke liefde voor zijn Zoon sluit God zijn ogen niet voor alle andere mensen die Hij liefheeft. Zijn liefde voor hen ligt zelfs besloten in zijn liefde voor zijn Zoon. Wanneer Hij zegt de uitverkorene sterk te maken als die verzwakt is, of vermoeid, of wegkwijnt als een vlaspit die op het punt staat om uit te doven, dan zijn alle andere kwijnende vlaspitjes van de wereld daarin betrokken (Jes. 42,3; Mat. 12,20). Deze uitbreiding van Gods liefde voor zijn Zoon naar die voor de mensheid haken in elkaar door het woord ‘verflauwen, kwijnen’ (Hebr.: kahah – Jes. 42,3.4). In één adem zegt God zijn Zoon toe Hem te behoeden en te ondersteunen in zijn zwakte en doet Hij dit aan alle verzwakten van de mensheid. Zo stelt Hij ook de gave van zijn Geest aan deze Zoon, zijn dienaar, in het licht van de gave van zijn Geest aan alle levende zielen op aarde (42,5), volgens Rasji een verwijzing naar Genesis 2,7.

Bedoelt Jezus dit wellicht als Hij zegt: op deze wijze is het passend voor ons om álle gerechtigheid te doen? (Mat. 3,15). Om daarmee te zeggen dat de gerechtigheid die God boven alles liefheeft in Hem állen aangaat?

Bestemd om Israël én alle volkeren te redden

Dit lijkt te worden bevestigd in het kleine maar niet onbelangrijke Hebreeuwse woordje le (= ‘om te’, ‘tot’) dat God toevoegt aan de gave van de Geest aan zijn dienaar (Jes. 42,1). Je leest er makkelijk overheen omdat het een paar verzen verderop staat, in 42,6. Maar het verklaart waaruit de ‘dienst’ van deze dienaar bestaat: hij is gesteld ‘tot een verbond met de gemeenschap, een licht voor de volkeren’ (NB). Dat het hier om een dubbele bestemming gaat die zowel het behoud van het volk Israël als de redding van alle volkeren op het oog heeft, moge duidelijk zijn. Wie nog niet overtuigd is leze Jesaja 49,3-8, waar de uitverkorene met de ondersteuning van God, zijn sterkte, zowel ‘Israëls twijgen’ zal doen terugkeren alsook gegeven zal worden ‘tot een licht voor de volkeren’ en tot redding voor de uitersten der aarde.

Henk Schoon

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken