Menu

Premium

De verhalenserie van de Paaswake

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Bij Genesis 1,1-2,2, Exodus 14,15-15,1, Jesaja 54,5-14, 55,1-11, Ezechiël 36,16-28 en Lucas 24,1-12

Augustinus noemt de Paaswake ‘de moeder van alle vieringen’. Wij zijn hier samen na de eerste lentevollemaan van 2013 in de nacht. Ademloos wacht iedereen af hoe aan een klein vuurtje een grote kaars wordt aangestoken: ‘Licht van Christus’ wordt gezongen, tot driemaal toe steeds hoger. Als alle aanwezigen hun kaarsjes aan de grote paaskaars hebben aangestoken, gaan we lezen.

De eerste bladzijde van de Bijbel: ‘God sprak: er moet licht zijn!’ En het kwam, God dank: de eerste dag! Het water werd opzijgeschoven: er kwam land in zicht! De aarde werd een goed land om op te wonen. Het land werd aangekleed met groen gewas, vogels vliegen langs het hemelgewelf en dieren lopen in het vrije veld: alles is goed. Als kroon op het geheel wordt de komst van de mens beschreven, die alles nog mooier zal gaan maken, en uitbundig zingen we: ‘Zo werd het avond en morgen deze dag.’ God kan uitrusten omdat Hij ziet dat alles goed, zeer goed is. O ja?? Het lijkt een verhaal uit een oude mooie droom.

Mozes en de profeten

De verhalenserie in de kerk gaat door. Een ander verhaal klinkt: over het volk Israël dat uit de harde slavernij wordt verlost. In de lente gaat Mozes als gezant van God het conflict aan met farao en hij zal zijn volk voorgaan naar een nieuwe toekomst. Geen zee gaat hem te hoog. En dan klinkt de troost van de profeten. Bekend is het visioen van de profeet Ezechiël, die honderden jaren later leefde. Het volk was, na enkele gelukkige eeuwen in Jeruzalem, in ballingschap gevoerd. De levenden waren als doden. In Ezechiëls visioen richt een ruisende stormwind de dode karkassen van de mensen van Israël weer op. Moeilijk te geloven.

Joodse opstandingsverhalen

De vorige avond is Jezus begraven. In grote haast vond de bijzetting plaats, om nog vóór het begin van de sabbat en het gelijktijdige Paasfeest klaar te zijn. Daarom gaan de vrouwen die met Jezus bevriend geweest waren, op zondag – de eerste kleinere feestdag van het Pesachfeest – weer naar de graftuin om de begrafenis van hun meester waardig te voltooien. Ze krijgen daar echter de kans niet toe. Joodse auteurs gaan nu discreet opzij. Sjalom Ben Chorin protesteert tegen polemische joodse geschriften, waarin gesuggereerd wordt dat de leerlingen Jezus uit het graf hebben weggehaald. ‘Het stuit me tegen de borst me met zulke theorieën bezig te houden, want hier staat fantasie tegen geloof.’ Martin Buber mediteert bij het middenluik van het Isenheimer altaar in Colmar en ziet in het prachtige kleurenspectrum rond de verrezen Heer de aanduiding van veelzijdige rijkdom van de mens die naar Gods beeld geschapen is en zal leven en stralen in een nieuwe wereld: ‘Als de Messias dan de trekken zal hebben van de rabbijn uit Nazaret, zal mij dat niet verbazen.’

In joodse opstandingsverhalen blijkt dat de opstanding zal aanbreken wanneer God definitief ingrijpt, als het Koninkrijk van God zal doorbreken. De belijdenis ‘Christus is opgestaan’ betekent in die context: ‘In Christus is het Koninkrijk van God tot ons gekomen.’

Opstanding van de gekruisigde

De bode die in het evangelie Jezus’ opstanding aankondigt, spreekt over Jezus van Nazaret, de gekruisigde. Het Koninkrijk van God wordt manifest in het gebeuren aan het kruis, in de totale overgave van deze mens. De verrezene manifesteert zich niet in glans. Juist van de gekruisigde belijdt de kerk dat

Hij van Godswege tot ons gekomen is. In het instemmen met deze belijdenis schaart de gemeente zich in de gemeenschap met de apostelen. Van de opstanding van Jezus en van de zijnen wordt gezegd dat die ook lichamelijk is; we kennen immers ‘de verrijzenis van het lichaam’. Er is een continuïteit van de persoon. Maar er is ook een discontinuïteit. Als we belijden dat Jezus leeft, is het graf leeg. Er is geen nieuw leven zonder vernietiging van het oude.

‘Raak Mij niet aan’ of ‘Houd Mij niet vast,’ zegt de verrezen Heer tegen Maria Magdalena. Jezus zei ooit: ‘Mijn koninkrijk is niet van deze wereld.’ Dat betekent niet dat Jezus’ koningschap ergens ‘in de sferen’ wordt uitgeoefend, maar dat het haaks staat op de manier waarop koninkrijken zich hier nu eenmaal manifesteren. God begint opnieuw en bij God ligt het initiatief.

Geen paasjubel

Schrik en ontsteltenis vermeldt Marcus. Een majestueuze opstanding vertelt Matteüs ons, met de gevelde soldaten als een soort minileger van farao dat de bevrijding van Gods Zoon – en zijn volk – niet kan tegenhouden. Wat vertelt Lucas? Dat de vrouwen die het begrafenisritueel van de Messias willen voltooien, daartoe de kans niet krijgen. Twee mannen staan voor de radeloze vrouwen, net zoals later bij Jezus’ hemelvaart voor de leerlingen. Bevreesd buigen ze hun gezicht naar de aarde. De mannen zeggen: ‘Waarom zoek je de levende bij de doden?’ En nauwkeurig leggen de twee mannen de vrouwen uit (Luc. 24,6-8) hoe Hij, toen Hij nog in Galilea was, tot hen gesproken had.

Galilea wordt bij Lucas de streek waar Jezus zich openbaarde, waar zijn tekenen plaatsvonden, de streek waar geloof maar ook ongeloof was. Daar heeft Hij zich aan de ‘Galileese mannen’ (Hand. 1,11) geopenbaard. Maar daarna zullen er andere plaatsen in het zicht komen, plaatsen als Damascus, Antiochië, Athene, Korinte en Rome (!), plaatsen waar later volgelingen zullen komen. De plaats waar jij, lezer/ hoorder staat, is de plaats waar jij je opdracht te vervullen hebt. De vrouwen gaan al dit onrustbarende nieuws aan de mannen vertellen, maar die vinden dit alles ‘kletspraat’. Toch zal Petrus eraan moeten geloven. Hij gaat heen (Luc. 24,12), in zichzelf gekeerd, bevreemd over het gebeurde. Weer geen paasjubel, maar onrustbarende verkondiging van een levende Heer, die ons wil inschakelen bij de verbreiding van de komst van dat Koninkrijk van God tot aan de uiteinden der aarde.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken