Menu

Premium

Met de kinderen: Het is een ziekte

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Bij Marcus 9,14-29

Het is kermis, de hele markt is vol mensen. Vooral kinderen, die druk aan het overleggen zijn wat nu de leukste dingen zijn om te doen. De botsautootjes, de octopus, het griezelpaleis. Anderen vinden de gokmachines het leukste, of het gelukschieten.

Tussen al die drukke mensen rijdt een jongen op een bijzondere fiets: een grote driewieler. Wat lastig, wat gevaarlijk in die drukte. Dat moesten ze verbieden. Ze roepen naar de jongen: ‘Hé, idioot, ga eens aan de kant.’ De jongen zegt niks, hij kan niet praten. ‘Het is een gek,’ zeggen ze.

Luuk wordt boos: ‘Hij is niet gek, hij heeft een ziekte, daar kan hij niets aan doen.’

De jongen heet Damon, hij woont in een jeugdhuis. Gelukkig heeft hij die fiets, want anders kon hij niet naar buiten. De kermis vindt hij prachtig. Niet alleen al dat lawaai en de muziek, maar ook om zomaar tussen al die mensen rond te rijden. Maar hij kan nergens in. Luuk en zijn vrienden geven hem een oliebol.

Daar komt iemand van de leiding van het tehuis. ‘Niet doen,’ roept die, ‘hij kan wel stikken. Pas op dat hij niet valt, dan kan het mis gaan.’ ‘Kunnen ze daar niet wat aan doen?’ vraagt Luuk. Damon luistert, maar kan niets terugzeggen. ‘Kom hem maar een keertje opzoeken,’ zegt de leider. Dat doen Luuk en zijn vrienden een paar keer, maar het is moeilijk vol te houden.

Na een jaar zien ze Damon weer op de kermis. Hij lacht en het is of hij iets wil vertellen. Hij rijdt nu op een scootmobiel. De leider is erbij: ‘Hij heeft nieuwe medicijnen, nu leert hij lopen.’

Helemaal beter worden zal wel nooit lukken. Toch gaat hij vooruit. Als hij een paar vrienden heeft die hem bij de arm pakken, dan kan hij lopen en wat meer een gewoon leven leiden.

Luuk denkt: ‘Moet ik dat doen?’ Damon kijkt hem aan. En zonder woorden zegt hij: ‘Wat ik het liefst zou willen, is een paar vrienden.’

Die middag wordt er een plannetje gemaakt.

Gebed

Lieve God,
Ik kan niet alles,
niet alles even goed.
Ik probeer het wel,
het gaat ook wel beter.
Soms denk ik:
ik hou er mee op.

Die anderen,
die kunnen alles,
muziek maken, zingen,
sporten, Engels praten.
Iemand helpen,
maar dat durf ik niet.

Wat is er met mij
dat het nooit eens lukt.
Mijn moeder zegt: later,
heb een beetje geduld.
Ik zou zo dolgraag
nu al een beetje leven.

Lieve God,
U zult wel denken,
wat een sloom kind.
Heb een beetje geduld met mij,
Alstublieft.

Bij Marcus 9:14-29

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken