Menu

None

Niet vanzelfsprekend, wel veelbelovend

Lezing dr. Paul Visser Areopagus-studiedag, 2010

In het thema ‘Onder de preek gebeurt het?!’ gaat het vraagteken voorop. En dat hebben we niet zonder reden zo neergezet. Want als je vandaag de dag je oor eerlijk te luisteren legt dan hoor je links en rechts van allerlei mensen dat ze al minder aan veel preken beleven. Met steeds meer tegenzin gaan ze soms naar de kerk. En menigeen houdt het inmiddels voor gezien.

Nu zou je kunnen zeggen, dat het vooral om mensen gaat die er toch al weinig mee hadden.
En hiermee slechts een scheiding der geesten openbaar komt. Door de wind van de secularisatie valt het dorre hout en dode blad af. Wat de boom uiteindelijk alleen maar ten goede komt. Je houdt een vitale restgemeente over. Die tenminste echt betrokken is. Eén en al oor is voor het Woord.

Is daarmee alles is gezegd? Ik dacht van niet. Mijn eerste vraag zou zijn: waar komt al dat dorre hout en dode blad vandaan? Zou het kunnen dat er al heel lang iets is misgegaan? Er weinig of niks gebeurde onder de preek? Er geen levend geloof werd gewekt en gevoed?

En verder valt het mij op dat ik in toenemende mate juist van bewuste gelovigen hoor
dat zij vaker niet dan wel iets aan de preken beleven. Ze al minder ervaren dat je – zoals ook collega Van Meijeren verwoordde – voor God gesteld wordt… je iets van Zijn aanspraak verneemt… de Opgestane jou ontmoet… er iets van intieme omgang ontstaat. Als dat niet meer gebeurt, gaat er echt iets verkeerd. Hoe dan ook… bij de prediker of bij de hoorder. Of aan beide kanten. Vandaag lijkt het toch wel weer mee te vallen. Of hebben die anderen zich gewoon niet aangemeld? Want, zo bedacht ik, je moet nog wel geregeld iets aan een preek beleven om over zo’n thema als dit een beetje enthousiast te worden. Anders denk je al gauw: ‘t zal wel.

Er iets aan beleven… dat doen de mensen die we vandaag hebben gehoord nog wel. Zij signaleren weliswaar gevaren waardoor de beleving onder druk komt te staan. Geven aan zelf ook kritischer en anders te luisteren dan voorheen. Er nu ook minder aan te beleven dan op hun twintigste. Maar het verlangen leeft nog steeds. Dat er echt iets onder de preek gebeurt. Daarom gaan ze naar de kerk, elke zondag weer. En collega van Meijeren gelooft er heilig in. Samen met veel andere collega’s. Dat we niet voor niks de Schriften openen. En er onder de verkondiging het nodige geschiedt Daarom preken we door, week aan week. Goed om te horen dat dit geloof niet teloor is gegaan Bemoedigend!

In mijn bijdrage laat ik ze beide staan… het vraagteken en het uitroepteken Ga enerzijds na waarom het vandaag niet vanzelfsprekend is dat ‘het onder de preek gebeurt’. En geef anderzijds aan waarom de preek niettemin een veelbelovend gebeuren blijft. Ik doe dit vanuit een drietal invalshoeken:

1. Communicatief – welke invloed hebben vorm en overdracht?

2. Spiritueel – wat verwachten we samen eigenlijk van de verkondiging?

3. Hermeneutisch – hoe krijgt het Woord van toen zeggingskracht in het heden?

Communicatief
Onder de preek gebeurt altijd iets. Om de eenvoudige reden dat preken per definitie een vorm van communiceren is. En communicatie kan goed of slecht verlopen, de boodschap kan overkomen of langs je heen gaan, worden begrepen of abacadabra zijn, verrassen of vervelen, instemming of ergernis oproepen. Ja sterker nog – volgens Jezus eigen woord: het kan tot een val of tot een opstanding zijn. En al is dat laatst genoemde van een andere categorie, het staat in de regel niet los van de eerder genoemde ervaringen. Wat er op het eerste gehoor gebeurt is van groot belang voor het vervolg.Wat eerlijk is eerlijk: wat het oor nauwelijks bereikt, raakt ook moeilijk het hart. Door een slechte communicatie kan maar liefst 80% van de boodschap verloren gaan. Zo is althans wetenschappelijk vastgesteld. Het is echt een misvatting als we de dwaasheid van de prediking
gaan verwarren met een slordige preek. Zeker de Geest kan met en kromme stok een rechte slag toebrengen. En doet dat – gelukkig! – ook regelmatig. Maar wij zijn geroepen zoveel mogelijk rechte stokken aan te leveren. Dat is handiger voor de hoorder… en voor de Heilige Geest.
Terecht zegt Van Meijeren (verwijzend naar Van Ruler) dat een prediker zijn uiterste best moet doen. En Looijen stelt scherp ‘dat het niet te verteren is wanneer een voorganger staat te zwammen’. Juist als we geloven dat God door ons preken heen spreken wil, zullen we er alles aan doen om menselijke ruis weg te nemen. Zeker in een cultuur waarin je daarop afgerekend wordt. En je het als dominee al minder vanzelf voor het zeggen hebt. Daar moeten we overigens niet te veel over klagen. Zit er niet iets goeds in dat we geen automatisch gezag hebben? Dat we dat alleen krijgen als we ook werkelijk iets te zeggen hebben. Dat vraagt een nieuwe dienstbaarheid aan mensen van nu. Maar worden we daardoor niet opnieuw getrokken in het spoor van Hem, die niet kwam om gediend te worden, maar om te dienen, zichzelf helemaal te geven. Wil ‘het’ vandaag onder de prediking blijven gebeuren, dan is het een eerste voorwaarde dat we gaan voor een heldere uitleg, een goede opbouw, een juiste intonatie, zorgvuldige woordkeus, duidelijke boodschap en vooral ook… een menselijke uitstraling. Als gezondene ben je mens onder de mensen.
We moeten beseffen dat er emotioneel en psychologisch door ons optreden van alles goed en van alles verkeerd kan gaan Het eerste wordt door de Geest benut. Door het laatste wordt de Geest gehinderd.
Als we én God én onze hoorders serieus willen nemen, zullen we ons tot het uiterste inspannen om de boodschap goed te vertolken. Het evangelie is al ‘gek’ genoeg… volgens Paulus pure dwaasheid. Dat moet ik zo min mogelijk verstoren met eigen ‘gekkigheid’. Ik zal er juist alles aan hebben te doen dat de dwaasheid kan worden gehoord als wijsheid van God – al blijft dat een wonder.
Uiteraard dreigt hier een gevaar: dat we méér gericht raken op effect dan op zegen. We méér bezig zijn de show te stelen dan mensen te winnen voor Christus. Daarom blijft voortdurende heiliging zondermeer geboden!

Spiritueel
Zowel Gerrit van Meijeren als Arnoud Looijen verwachten veel van de preek, geloven zondermeer dat het heil daardoor bemiddeld wordt. Of anders gezegd: dat de preek een sacramenteel karakter heeft. Terecht wijst Van Meijeren in dit verband overigens wel op het gevaar van een gereformeerde cadans. Waarin het altijd gaat om hetzelfde: de drie stukken, zonde en genade, de twee wegen, de ene naam. De grote woorden worden wel gezegd, maar zijn zo uitgesleten dat er amper meer heil door wordt bemiddeld. Erger nog, dat je het zat wordt. Omdat het teveel van hetzelfde is. Zonde is dat!
Het valt mij op dat er in consistoriegebeden te vaak gebeden wordt om het bekende. En dat er maar weinig gebeden wordt: Zeg ons wat U vandaag op Uw hart hebt!

Arnoud Looijen gaat nog een stap verder en wijst op de invloed van onze cultuur op de hedendaagse moderne luisteraar en de gevolgen daarvan voor de beleving. Omdat de preek tot een stem geworden is in een hoeveelheid van stemmen, heeft menigeen moeite om zondag de rust te vinden om zich daar echt op te concentreren. Daar komt bij dat wekelijkse verkondiging van die ene voorganger voor velen lang niet meer de enige bron is voor de invulling van een christelijk levenspatroon. ‘Voor elke levenskeus kan ik betrouwbare predikers vinden die een alternatieve visie verkondigen. ‘ Bovendien ervaart men de preek lang niet als het enige moment waaronder ‘het’ gebeurt.. En terecht… maar de wijze waarop hij het zegt spreekt intussen boekdelen: Daar staat een blanke man in een toga, die zegt: ‘Als u nu niet luistert en dit gelooft, gaat u verloren.’ De toevallige bezoeker maakt dat niet mee. Maar ook ik de gemiddelde kerkganger heeft daar al meer moeite mee.
Dat maakt het inderdaad soms lastig. Maar is het enkel verlies? Het lijkt me ook winst. Dat mensen zich niet klakkeloos wat laten aanpraten, niet enkel en alleen op de dominee afgaan maar ook zelf bewust zoeken naar de weg en wil van God. Op zulke bewuste hoorders moeten we zuinig zijn. Zeker als er sprake is en blijft van een open luisterhouding. Men verlangt naar een eerlijke en duidelijke preek waarin iets van ontmoeting met God zelf geschiedt. Dan komt het erop aan dat voorgangers daar ook eens te meer voor gaan. Geloven dat je door de preek echt iets toe te voegen hebt en daarom zoeken uit te zeggen wat God op Zijn hart heeft. Om die ander zo te ‘dagen’ tot voor Zijn aangezicht,
En op andere gedachten te brengen… op de gedachten van God!

Het mag en zal onze gezamenlijk hartstocht blijven dat Christus Zelf in het gewaad van het Woord onder ons komt, en we dankzij de Geest via het Woord persoonlijk worden opgezocht en bevraagd, door elkaar geschud en opgevangen, begenadigd en gevoed, vernieuwd en onderwezen. Terecht vraagt van Meijeren zich af: in hoeverre besef ik dit als prediker? Dat het om grote dingen gaat? Hoe spreek ik recht van God? Waar is het ‘geweld’ van de stem van God? Of is die druk te hoog? Nee, met minder kunnen we niet toe. En ik zou het geen druk willen noemen, maar drive’. Zou het kunnen zijn dat we te veel het besef kwijt zijn geraakt dat via de preek de eeuwige dingen verhandeld worden? En zou daar niet de diepste oorzaak liggen dat er onder veel preken weinig gebeurt? Als predikers dit besef verliezen raken ze de hartstocht en de ernst ook kwijt. De preek wordt dan een exegetisch exposé of een bemoedigende babbel. Vaak gebeurt het ongewild, gaandeweg, als vanzelf, dat dit besef zoek raakt. Je begon ooit vol geloof en enthousiasme dat God door jou heen werken en spreken wil. Maar je kreeg het zo druk met van alles dat de preek een bijkomstigheid is geworden. En je al lang blij bent als je elke week een redelijk verhaal hebben waarvan we dan maar hopen dat de gemeente er ‘iets mee kan’. Terwijl we nauwelijks meer beseffen en geloven dat het de bedoeling was en is dat doden de stem van de Zoon van God horen… en tot leven worden gewekt.
En hoeveel luisteraars gaan naar de kerk in de verwachting daar een Woord van God te horen? Met het gebed om de Geest, verlangend naar ontmoeting met de Levende? We wachten af wat de dominee ervan maakt… en dat valt dan mee of tegen. We willen een bemoedigend woord waar we de week mee door kunnen… meer niet. Of we gaan gewoon en zitten het uit… zonder besef dat God in dat uur tot ons spreken wil.
Zou het niet van het grootste belang zijn dat predikers en hoorders het weer leren geloven dat de preek meer is dan een fijn en aansprekend woord meer dan een stichtelijke of boeiende verhandeling over een Bijbeltekst, dat zij niet minder wil zijn dan…. heilsbemiddeling! Ooit schreef Van Ruler het zo:
De preek is de eigenlijke en onmisbare bemiddeling van het heil. Waarom? In de naam Jezus ligt het hele heil besloten. Die naam, met alles wat zij in zich draagt, kan alleen maar worden uigesproken, meegedeeld, bekend gemaakt (..) En zei Hij niet: Wie u hoort, hoort Mij. De representatie van Christus geschiedt daarom per definitie in en door de preek. (..) De prediking is dan ook geen bijbaantje van de dominee. Ze is een heilige zaak en daarom heilige taak. Waar het op aankomt is de vraag hoe de mens daarop reageert. Verblijdt hij zich er werkelijk over? Laat Hij Christus, God Zelf in Christus, werkelijk binnen? Het laatste is overigens niet aan de prediker. Die kan niet verder komen dan de poort van het hart. Dat is een werk van de Geest. Maar in dat werk schakelt de Heilige Geest niet langer de prediker in, maar de mens zelf. Hoe komt het tot een beamen van het gehoorde? Niet domweg. Dat past en voegt een mens niet. Zelfs als God aan het woord is, heeft de mens niet puur het hoofd te buigen en klakkeloos na te zeggen wat God voorzegt. Dat ware een heidense houding. Daarvoor heeft een mens innerlijk veel te veel moeite met datgene wat van Godswege over hem gezegd wordt. Wat God zegt, moet door het oordeel van de mens heengaan. Aanvankelijk maakt hij het niet. Slechts gaandeweg raakt hij overtuigd. En gaat het van binnenuit beamen, omdat hij (dankzij de Geest!) inziet dat het waar is wat God hem zegt.
Prediker en luisteraar doen dus beiden mee in de bemiddeling van het heil. In geloof dat de Geest daarop uit is, mag en zal er worden gepreekt én geluisterd.

Hermeneutisch
Wil er iets gebeuren, wil hét gebeuren, dan moeten de woorden van God ook echt opengaan. Op zo’n manier dat wat God op Zijn hart heeft aan het licht komt en in verband gebracht wordt met ons hart, ons bestaan, ons leven. Zowel Van Meijeren als Looijen verlangen daarnaar. En merken hoeveel dat doet, als dat geschiedt. Je daardoor geestelijk wordt gevoed… de Levende jou zelf ontmoet. Op andere gedachten gebracht over jezelf, God, je naaste, de werkelijkheid, de toekomst. Gedachten waar je zelf nooit opgekomen was. Wordt de preek voorspelbaar, weten we al precies wat er komen moet
en wordt elke Bijbeltekst daarvoor gebruikt dan gebeurt er weinig anders meer dan dat wij bevestigd worden in wat we al wisten. Enkelen zullen er niet genoeg van krijgen. De meesten worden het op den duur zat. Van Ruler schreef heel treffend:
Dit is de zin van ons predikantenbestaan dat we het gehele zijn apostolisch en profetisch binnenstebuiten keren en houden tegen het zonlicht van het rijk van de eeuwige heerlijkheid. Het hele heil, het evangelie, de wet, de hele raad van God wordt uitgezegd.
Maar ook het hart van de mens, zijn existentie, wordt helemaal uitgesproken.
Een goede preek is psychoanalyse in optima forma: de zondaar wordt totaal aan zichzelf ontdekt en leert zichzelf zien zoals hij is in de ogen van God, van eeuwigheid tot eeuwigheid.
Me dunkt, daar gebeurt iets onder de preek! Ik word in principe in mijn hemd gezet én ik word bekleed met de mantel van gerechtigheid.
Met het oog daarop kiezen wij voor een relationele hermeneutiek. In de overtuiging dat het én in de Schrift én in ons leven steeds gaat om de relatie die God met ons zoekt… schept… onderhoudt… vernieuwt. We zoeken te ontvouwen wat er in het Bijbelgedeelte gebeurt tussen God en mens wat er van Godswege in die context klinkt aan belofte en gebod, aan tegenspraak en bemoediging,
aan hoop en verwachting, om dat opnieuw tot klinken te brengen in de hedendaagse context van de hoorder. Daarin worden de geboden beloften, God recht en genade uitgezegd. Mensen als Woelderink en Kievit blijven daarin voor mij richtinggevend. Niet om na te apen, maar wel om een voorbeeld aan te nemen. Zodat de Geest regelrecht gebruik kan maken van onze woorden. En de mij al luisterend wordt ingefluisterd wat God op Zijn hart heeft. We doen dit in ieder geval op hoop dat Hij die toen sprak, dat ook nu wil doen. En het heil wat ooit geschiedde, zich opnieuw voltrekken zal.
Tot je verrassing ontdek je dan dat eenzelfde woord allerlei soorten mensen raakt: zowel een kritische jongere als een doorgewinterde gelovige. Blijkbaar is het existentiële waar de Schrift aan refereert iets universeels!
De prediker is daarbij altijd de eerste hoorder. En geeft door wat hij van Hogerhand vernam.
Hem verbaasde en verbijsterde, hem schokte en verraste. En zoekt naar taal om dat voor een breed publiek zo te verwoorden dat het raakt aan hun belevingswereld… en inhaakt op hun relatie met God. Het sluit ook aan bij wat Looijen verlangt: De preek is een ruimte waarin de prediker mij voorgaat in de ontmoeting met God. En het is wat Van Meijeren beoogt: Een verkondiging waarin het levende water met open handen wordt ontvangen en doorgegeven. Zo wordt de preek een levend getuigenis waardoor God zelf ons opzoekt en aanspreekt en keer op keer uitzegt, hoe Hij er in Christus over denkt. En wij op onze beurt steeds weer het ongedachte vernemen…

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken