Menu

Premium

Preekschets bij Psalm 38:2-5 – voor een zondag in de zomer

HEERE, straf mij niet in Uw grote toorn, bestraf mij niet in Uw grimmigheid.
Psalm 38:2, HSV

• Schriftlezing: Psalm 38

• Thema: Een appel op God, bij ziekte als straf

Inleiding

Psalm 38 wordt gerekend tot de individuele klaagpsalmen. Veel ruimte wordt ingenomen door de beschrijving van de nood waarin de dichter verkeert. Het lijden dat in de psalm geschilderd wordt is nagenoeg ondraaglijk en heeft naast een dimensie van persoonlijke schuld (4-7 en 19), ook een sociale dimensie. Wie nabij was is een vreemdeling geworden (12, 13) en er is sprake van vijanden en belagers die het lijden verzwaren (20-21).

De Psalm wordt gestructureerd door de herhaalde vocatief (1: aanspraak en gebed; 10,16: aanspraak en uiting van vertrouwen; 22-23: aanspraak en gebed). De psalm staat dus ingeklemd tussen de bedes aan het begin en aan het slot. Met zijn schuld en lijden richt de dichter zich tot JHWH, vanuit de hoop en het vertrouwen dat wanneer Hij te hulp komt er herstel zal zijn. De herhaalde aanspraak tot God structureert niet alleen het gebed, maar laat ook een climax zien. God wordt steeds nadrukkelijker (met meer woorden) aangeroepen, eindigend in ‘mijn heil’.

Het opschrift ‘om in herinnering te brengen’ (NBV: ‘een dringend gebed’) geeft richting aan het gebed. De dichter brengt zijn situatie bij God in herinnering, en bidt dat God zijn toorn laat varen en te hulp komt. De uitgebreide noodbeschrijving, het (lichamelijk) lijden, de erkenning van schuld, en de invloed van derden, dienen het appel op God.

Mogelijk gaat de psalm terug op concrete lijdenservaringen van een zieke. Tegelijk heeft de beschrijving ook een typische en metaforische functie gekregen. Een diagnose stellen is onmogelijk en onnodig (Goldingay merkt in zijn commentaar op dat het moeilijk voor is te stellen dat iemand al de genoemde symptomen heeft). Veeleer gaat het om uitingen van lijden die de mens als geheel treffen. De beschrijvingen zijn intens, gedetailleerd en uiteenlopend. De brede beschrijving maakt de psalm geschikt voor algemeen gebruik, doordat de fysieke en emotionele atmosfeer gemakkelijk te herkennen zijn voor ernstig zieken.

In de kerkelijke traditie wordt Psalm 38 gerekend tot de zes boetepsalmen. Dit gebed is er niet op gericht om beschuldigend naar God te wijzen, maar kan de hedendaagse hoorder helpen om in de spiegel te kijken. Lijden roept dikwijls ook een eerlijke reflectie op die zuiverend kan zijn (vgl. degenen die getuigen door lijden heen een puurder mens te zijn geworden).

Uitleg

Vers 2

Aanleiding voor het gebed is de ervaring van Gods toorn en grimmigheid. Daarmee staat Hij op tegen ongehoorzaamheid en zonde. Het eigenlijke doel van JHWH’s toorn en grimmigheid is dat het leidt tot zelfkennis van degene die er onder gebukt gaat. Gods toorn is uiteindelijk niet gericht op straf en vergelding, maar op correctie en herstel.

Hoe de dichter de toorn van God ervaart wordt duidelijk uit het gebruik van de werkwoorden: Hij ziet zichzelf gestraft en gekastijd. Daarmee schrijft hij zijn lijden toe aan goddelijke discipline en tuchtiging. Het gebruikte werkwoord ‘straffen’ kan betekenen: terechtwijzen, corrigeren of de juiste weg wijzen, voornamelijk in teksten die gaan over onderricht (vgl. Psalm 94:10; Spreuken 3,12). Lindström (p. 245), wijst erop dat waar de twee hier gebruikte werkwoorden parallel voorkomen, ze refereren aan een daad met een pedagogisch doel of effect.

Ondanks de negatieve bewoordingen is de tuchtiging en bestraffing een teken van Gods gunst: opvoedend, disciplinair, herstellend en reinigend. Het accent ligt niet zozeer op Gods straffende recht, als wel op zijn pedagogische tucht. Dat betekent dat, hoewel de beschrijving van Gods toorn en straf ernstig is, er toch hoop op herstel onder de psalm ligt.

De psalmist bidt of JHWH een einde wil maken aan de pedagogische maatregelen. Nadruk valt daarbij op de woorden ‘niet in uw toorn’. Dat wil zeggen dat gevraagd wordt of God zijn toorn niet de vrije loop wil laten maar er vanaf wil zien vanwege het verwoestende effect (vgl. Jeremia 10,24).

Vers 3

De psalmist beschrijft de gevolgen van Gods toorn en motiveert zijn bede om ontferming in de beschrijving, ingeleid door ‘want’ (vgl. vers 5 en 8). Op deze wijze vraagt hij aandacht voor zijn beklagenswaardige situatie. De psalmist maakt in zijn beschrijving gebruik van twee metaforen, die tot uitdrukking brengen hoe de dichter de toorn van God ervaart, namelijk de ‘pijlen’ en ‘de hand van YHWH’ (vgl. Psalm 91,5; Job 6,4). Pijlen worden in de psalmen vaker aangeduid als beeld van goddelijk instrument (vgl. Psalm 45,6, 64,8). De hand van God dringt niet, zoals de pijlen, het lichaam binnen, maar heeft meer algemeen een vernietigend en verwoestend effect. Uit de beschrijving blijkt dat het onheil als een zware last op de zieke drukt.

Vers 4

De psalmist benoemt hoe alle heelheid uit zijn leven verdwenen is. In de klagende schildering maakt hij een opening naar zijn eigen schuld. Als oorzaak van zijn lijden ziet hij zijn eigen zonde (4) en dwaasheid (6) en Gods gramschap als reactie op daarop. Opnieuw komt Gods toorn ter sprake. In dit vers wordt het meest krachtig een verband geuit tussen zonde en lijden. Hoe de dichter dit verband precies ziet blijft hier in het midden. Ook over de aard van de zonde doet hij geen uitspraken, een concrete zondebelijdenis ontbreekt. Het valt op dat er geen verwijt klinkt over het handelen van JHWH. Kennelijk ervaart de dichter de reactie van JHWH als rechtvaardig.

Vers 5

Opnieuw geeft de psalmist een verklaring voor zijn situatie, maar de focus verschuift. Gods toorn en straffende activiteit verdwijnen naar de achtergrond, terwijl de nadruk komt te liggen op de zonde van de dichter en de gevolgen daarvan. Als JHWH weer ter sprake komt, zal dat zijn als degene die luistert naar gebed en die kan antwoorden en bevrijden (10,16,22-23).

‘Ongerechtigheid’ geldt als het centrale begrip voor menselijke schuld en onheil in het Oude Testament. Met deze uitdrukking wordt de reeds uitgesproken samenhang tussen zijn zonde en lijden nogmaals nadrukkelijk genoemd. De ongerechtigheden zijn voor de psalmist als een te zware last. Het overweldigende dat de dichter hier beschrijft is het effect op het lichaam. Dit uit zich in een volledig verlies van gezondheid en welzijn. Niet langer zijn het JHWH’s woede en vijandige actie die de dichter overspoelen, maar zijn eigen ongerechtigheden.

Aanwijzingen voor de prediking

De confrontatie met ziekte en lijden roept tal van existentiële vragen op. De psalm biedt allerlei aanknopingspunten om deze vragen aan de orde te stellen (‘waarom overkomt mij dit?’, gevoel van falen, machteloosheid, de ervaring van Gods afwezigheid, de afstand die gevoeld wordt tot mensen die eens zo dichtbij stonden, degenen die met hun woorden en daden het lijden alleen maar verergeren, etc.)

Hoewel de psalm ziekte en zonde niet los van elkaar ziet, laat de psalm geen ruimte voor de eenvoudige conclusie dat (iedere) ziekte een straf op (een bepaalde) zonde is. Ziekte is ook niet de primaire nood (een bede om genezing ontbreekt). Veeleer is het lijden (lichamelijk, psychisch en sociaal) een teken van de verstoorde relatie met God. In dat lijden wordt de toorn en verborgenheid van God ervaren. Dit roept een besef op van eigen tekortkomingen, maar tegelijk dient het vreselijke lijden juist het appel.

Zowel zonde als vergeving hebben onherroepelijk gevolgen voor de gezondheid van de mens. Vreugde over genezing gaat in de psalmen juist vanwege de samenhang tussen genezing en vergeving ook verder dan de vreugde over lichamelijk herstel alleen. Het is immers het herstel van de gemeenschap met God.

God wordt ter sprake gebracht als degene die niet alleen weet heeft van het lijden, er mogelijk opvoedend in handelt aan degene die lijdt, maar ook als degene wiens ingrijpen noodzakelijk is. Het appel op God komt zeer sterk naar voren, zowel in de beschrijving van de nood, als ook in de aanspraak. Wanneer de verstoorde relatie hersteld is, en God zich (opnieuw) toewendt zal daarmee een einde komen aan alle nood. Zo helpt de psalm om het lijden bij God te brengen, schoon schip te maken en te bidden om de genadige toewending van God en die daadwerkelijk te verwachten (16). Redding ligt besloten in de naam van God: Heere, mijn heil! (21).

De psalm biedt verschillende aanknopingspunten om het evangelie ter sprake te brengen. In Christus wendt God zich tot ons om de gemeenschap te herstellen en zonden te vergeven. Maar ook in de houding van de dichter (12-15, 21) is een verwijzing naar Christus te zien. Hoewel de tegenstanders met velen zijn (20), en zij lasterlijke dingen zeggen (13), onthoudt hij zich van verweer (15). Ze misbruiken zijn zwakke positie, en zien hun kans schoon hem te belagen, vastberaden om hem ten val te brengen. Tegenover deze belagers klinken woorden van onschuld, hun vijandschap is ongegrond (21). In combinatie met de schildering van het lichamelijk lijden draagt de psalmist zo ook trekken van de ‘lijdende rechtvaardige’. Gewillig ondergaat en draagt hij de laster die hem ten deel valt. Vgl. Jesaja 53: Hij was het die onze ziekten én zonden droeg!

Liturgische aanwijzingen

Naast de lezing uit Psalm 38 kan eventueel gedacht worden aan een genezingsverhaal uit het evangelie (bijvoorbeeld Marcus 2:1-12 waarin ook de thematiek van ziekte en zonde aan de orde komt). Liederen van inkeer sluiten goed aan (Psalm 51, HH 274, HH 286), alsook liederen die gaan over het gebed en het uithouden in afwachting van verhoring, zoals NLB 904. J.S. Bach schreef voor de 14de zondag na Trinitatis een prachtige Cantate waarin de tekst van Psalm 38 klinkt ‘Es ist nichts Gesundes an meinem Leibe’ (BWV 25).

Geraadpleegd

  • Goldingay, J.E., Psalms. Vol. 1, BCOT (2006)

  • Hossfeld, F.L., & E. Zenger, Die Psalmen I. Psalm 1-50, NEB (1993)

  • Lindström, F., Suffering and Sin. Interpretations of Illness in the Individual Complaint Psalms (1994)

  • Seybold, K., Das Gebet des Kranken im Alten Testament. Untersuchungen zur Bestimmung und Zuordnung der Krankheits- und Heilungspsalmen (1973)

  • Vos, Chr. de, Klage als Gotteslob aus der Tiefe. Der Mensch vor Gott in den individuellen Klagepsalmen (2004)

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken