Menu

Premium

Preekschets Deuteronomium 11:10-17 – Biddag voor gewas en arbeid

Afhankelijk leven

Het doel van biddag
Voor het moderne levensgevoel is een bidstond voor gewas en arbeid een vreemd fenomeen. Hebben wetenschap en techniek bidden niet overbodig gemaakt? Voor problemen waarmee we vroeger naar God gingen hebben we vandaag allerlei specialisten. Vroeger gaf God zekerheid, nu gewoon even Apeldoorn bellen.

Als christenen eenmaal per jaar samenkomen in een bidstond voor gewas en arbeid, belijden ze daarmee hun afhankelijkheid. God heeft de mens bijna goddelijk gemaakt, zegt David in Psalm 8. Daarin zit aan de ene kant dat de mens tot veel in staat is. Hij tovert met ijzer en beton, met genen en microben. Aan de andere kant klinkt in het woordje bijna ook iets door van zijn beperktheid en kwetsbaarheid. Bijna goddelijk. Het kan dus niet zonder God zelf.

De boeren in de Achterhoek hebben er iets van gemerkt in de afgelopen zomer. Ze hadden gezaaid en geplant, maar door een extreem tekort aan regen viel de oogst flink tegen. Ook ondernemers in het midden- en kleinbedrijf maken het soms mee: ondanks zes dagen per week hard werken kan een faillissement niet te voorkomen zijn.

Tekst en context
‘Deuteronomium’ betekent zoiets als ‘herhaling van de wet’. Het is dan ook een wetboek, een boek van Gods geboden. Maar het is niet alleen een herhaling. Het geeft ook een verdieping van Gods geboden.

Veel oudtestamentische wetten roepen de vraag op: welke voorschriften gelden nu nog steeds en welke waren voor daar en toen goed, maar zijn voor hier en nu minder relevant? Het boek Deuteronomium kan ons helpen in het omgaan met Gods geboden. Het leert ons hoe wij die geboden mogen verstaan en op welke wijze we ze in concrete situaties van alledag kunnen toepassen.

We zitten in het boek Deuteronomium onder het gehoor van Mozes. Hij spreekt – in de velden van Moab, kort voor de intocht in Kanaän – tot het hart van Gods volk. Alles stelt hij in het werk om zijn volk ertoe te bewegen de HERE God met overtuiging lief te hebben en te dienen. Zo begint ook hoofdstuk 11 weer: ‘Gij zult de HERE, uw God, liefhebben en alle dagen zijn dienst, zijn inzettingen, zijn verordeningen en zijn geboden in acht nemen’ (vers 1).

Deuteronomium 11
Deuteronomium 11 is volgens drs. H. de Jong (Deuteronomium I – XVI; de evangelische wet, deel 1, Kampen 1987, 91) het hoofdstuk dat zich in het bijzonder met het beloofde land bezig houdt. Zo’n vijftien keer wordt het genoemd en steeds in positieve zin. Het land van de Kanaänieten (vers 30) heet het goede land (vers 17), het land dat vloeit van melk en honing (vers 9).

In zijn toespraak in Deuteronomium 11 brengt Mozes dat goede land niet alleen dichtbij Israël, maar ook bij ons. Want laten we eerlijk zijn: lijkt het eerste plaatje niet verdacht veel op hoe wij in Nederland leven? Mozes roept bij zijn volksgenoten de herinnering op aan het leven in Egypte. Daar moesten ze hun akkers kunstmatig bevloeien. De rivier de Nijl beheerste – zoals bij ons de Rijn, de Maas en de IJssel – het leven in Egypte.

Zonder de Nijl is in Egypte geen leven denkbaar. Er valt nauwelijks regen, water van boven. Alle water komt van beneden, uit de Nijl. En net als wij Nederlanders hebben de Egyptenaren al vroeg geleerd het water naar hun hand te zetten. Water is in principe een bedreiging (overstroming), maar de Egyptenaren gebruikten het in hun voordeel. Door een slim systeem van kanalen en slootjes bereikten ze twee dingen: ze hielden het water zo lang mogelijk vast en ze konden het verdelen over een zo groot mogelijk oppervlak.

Maar het ging verder dan alleen slim gebruik maken van het water. Typisch voor Egypte was ook dat ze door hun irrigatiesysteem het groeien en bloeien in eigen hand hadden. In het Hebreeuws heeft Mozes het over ‘met uw eigen voet bewateren’. In zijn preek over Deuteronomium 11 vers 10 – 17 schrijft dr. R.T. de Velde daarover: ‘Dat kan slaan op simpele molentjes die je met de voet kon bedienen om het water op je akker te pompen. Of, misschien waarschijnlijker, op watergeultjes die je zo met je hak kon trekken’ .

Heel verrassend: God heeft niet Egypte, maar Kanaän uitgekozen als het land waarop zijn ogen bestendig zijn gericht (vgl. Psalm 47 vers 5). Maar die verkiezing vraagt om Israëls gehoorzaamheid. Pas wanneer Israël luistert, zal het in dit land leven en van dit land eten, zolang als de hemel boven de aarde staat (vers 21). De boodschap van het boek Deuteronomium is de boodschap van Gezang 403 vers 1 (LB): ‘Wie God vertrouwt, vast op Hem bouwt, die zal Hij nooit verlaten.’

En dan het tweede plaatje. Waarin verschilt Kanaän van Egypte? In Kanaän komt het water niet van beneden, maar van boven. Hemelwater, regen, maar ook het water dat in het voorjaar woest uit de bergen omlaag komt stromen. Daar moet Israël het straks voor de landbouw van hebben.

Daar ga je op een andere manier van leven. Je kunt het water niet meer in beweging zetten met één hand- of voetbeweging. Je hebt het niet meer zelf in de hand of je succes zult hebben met de oogst. Je moet wachten of wat God geeft. Je wordt afhankelijk, kijkt omhoog en bidt:

Zie, aller ogen zijn op U gericht, HEER, die te rechter tijd hun nood verlicht, Gij opent uwe hand, en al wat leeft vindt voedsel, vindt al wat het nodig heeft. Psalm 145 vers 5 (berijming 1967)

Is dat niet beklemmend, afhankelijk zijn? Nee, want je bent niet overgeleverd aan de luimen van een natuurgod of de grillen van het klimaat. Je bent in de hand van de HERE die berekenbaar is in zijn liefde en zijn trouw. Zijn naam is een belofte: Ik ben die Ik ben en Ik zal er zijn. Louter menselijk geoordeeld is Kanaän vergeleken met Egypte een stap terug. Niet voor niets trokken de aartsvaders in tijden van honger van Kanaän naar Egypte. Maar Mozes ziet het als een stap vooruit. Hoera!, zegt hij. Mooier kan het niet en beter verzorgd is niet mogelijk.

Afhankelijkheid en kwetsbaarheid houden de mens op zijn plek: bijna goddelijk! Je hoeft het leven niet zelf te maken. In vertrouwen mag je je overgeven in de handen van je Schepper. Zoals Jezus het zegt: ‘Uw hemelse Vader weet dat gij dit alles behoeft’ (Matteüs 6 vers 32).

Uiteindelijk is alles gericht op de omgang van de HERE met zijn volk. In Deuteronomium 10 gaat het met het oog daarop over de verkiezing van het volk. In hoofdstuk 11 vertelt Mozes hoe God zich daarvoor een land verkiest. Om daarna in hoofdstuk 12 uit te komen bij de plaats die de HERE zich verkiezen zal, de stad en de tempel waar Hij verzoening zal bewerken om daar in een herstelde relatie bij zijn volk te wonen. Denk maar aan Psalm 65 waar vruchtbaarheid en voorspoed voortkomen uit de verzoening.

Wat moet Israël in Kanaän als het door eigen inspanning de zegen moet verwerven? En wat moeten wij in deze wereld als ons geluk afhangt van economische groei en technologische vooruitgang? Echt heil valt alleen te verwachten als we als mensen weer in afhankelijkheid van en vertrouwen op onze Schepper leren leven.

Homiletische handreiking
De tekst maakt het gemakkelijk om in de preek het moderne levensgevoel te tekenen. Dat verschilt maar weinig van het levensgevoel van de Egyptenaren in de tijd van Mozes. Probeer de tekening zo uit te laten vallen, dat het voor de hoorders aantrekkelijk wordt om afhankelijk te leven.

De zegen waar we in de bidstond om vragen is geen doel in zichzelf. Ze is gericht op het leven onder het ene grote gebod van Deuteronomium 6 vers 4 en 5: ‘Hoor, Israël: de HERE is onze God; de HERE is één! Gij zult de HERE, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw kracht.’ Dat moet in de preek goed duidelijk worden. Het mag vervolgens ook doorwerken in de gebeden.

Het is goed om in de preek iets te zeggen over de tijden van droogte die er in Kanaän ook waren en over de nood die dat met zich meebracht. Naast de aartsvaders is te denken aan het boek Ruth en de droogte in de tijd van Elia. De boodschap van Deuteronomium 11 is geen welvaartsevangelie. Leven in afhankelijkheid van God is geen garantie voor succes. Ook Joyce Meyer heeft dat inmiddels ontdekt.

Liturgie
Het is goed om in de bidstond het gebed centraal te stellen. De verkondiging mag daarop gericht zijn. De verkondiging leidt als het ware toe naar het gebed en zet ook de toon voor het gebed. Hetzelfde geldt voor de liederen. Er zijn allerlei liederen en psalmen die prachtig passen bij de boodschap van Deuteronomium 11 en die vaak zelf gebeden zijn.

Literatuur

Naast de bekende commentaren maak ik bij het bestuderen van gedeelten uit het boek Deuteronomium graag gebruik van C. Vonk, De voorzeide leer deel Ic, Barendrecht 1966 en H. de Jong, Deuteronomium I – XVI; de evangelische wet, Kampen 1987.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken