Menu

Premium

Preekschets Exodus 19:4

4e zondag van Pasen

‘Jullie hebben gezien hoe ik ben opgetreden tegen Egypte, en hoe ik je op adelaarsvleugels gedragen heb en je hier bij mij heb gebracht.’

  • Bijbelgedeelten: Exodus 19:1-9,20:1-3 en Galaten 5:1,13-26
  • Preektekst: Exodus 19:4
  • Thema: Bevrijd en op adelaarsvleugels gedragen

Het eigene van de zondag

Zowel voorganger als gemeente hebben met meerdere ‘kalenders’ te maken, die niet altijd parallel lopen. Zo is er naast de liturgische kalender ook de nationale kalender die een eigen ritme, klank en kleur heeft. De zondagen tussen Pasen, Hemelvaart en Pinksteren hebben liturgisch letterlijk en figuurlijk een eigen kleur (wit). In deze periode vallen ook 27 april, 4 en 5 mei, dagen die landelijk op een andere manier klank en kleur geven aan zondagen rondom deze dagen. In deze schets richt ik me juist op die laatste kleur. Daarbij knoop ik aan bij het gegeven, dat koning Willem-Alexander deze tijd zijn 10-jarig koningsjubileum viert.

In dat kader is gekozen is als eerste lezing gekozen voor twee fragmenten uit Exodus, te weten hoofdstuk 19:1-8 en hoofdstuk 20:1-3. In Exodus begint in hoofdstuk 19 een nieuw deel. Hoofdstuk 1-15 verhaalt van de uittocht, hoofdstuk 15-18 van de tocht door de woestijn op weg naar Sinaï. Dan volgt vanaf hoofdstuk 19 een gedeelte over de verbondssluiting bij Sinaï en de inzettingen die bij dat verbond horen. Dat gedeelte loopt feitelijk door tot Numeri 10:11. Daarna vervolgen de verhalen door de woestijn op weg naar het beloofde land tot het slot van Deuteronomium.

De Sinaï-traditie kan gezien worden als de kern van Israëls geloof, de samenvatting wie de HEER voor Israël is en hoe dit volk de weg door het leven in gehoorzaamheid aan deze God kan gaan. Het is een tekening van het leven van mensen, die Pascha hebben gevierd, die de uittocht hebben meegemaakt, van wie het juk van farao is afgenomen en nu op weg gaan in vrijheid.

In die context kan als tweede lezing gekozen worden voor Galaten 5:1,13-26, de dringende bede van Paulus om in de vrijheid van Christus te blijven: ‘Christus heeft ons bevrijd, opdat wij in vrijheid zouden leven; houd dus stand en laat je niet opnieuw een slavenjuk opleggen’.

Uitleg

Exodus 19:1-8 is te zien als een hymnische – sommige oudtestamentici spreken van een credo-matige – inleiding op de volgende hoofdstukken. Theologisch past daar de preambule van de decaloog goed bij als ‘verlengde’ schriftlezing. Die preambule kan vanuit theologisch perspectief misschien wel vergeleken worden met de bekende – eveneens hymnische en/of credo-matige – opening van de Heidelbergse Catechismus over de ‘enige troost, beide in leven en in sterven’. Dat moet eerst worden gezegd, voordat andere geloofszaken worden behandeld.

Zo tekent Exodus 19:4 de verhouding tussen de HEER en zijn volk met een prachtig en ontroerend beeld: als een arend voor zijn jong, zo zorgt de HEER voor Israël (voor hetzelfde beeld: Deuteronomium 32:10-11).

Nu het volk op eigen wieken naar het land der belofte gaat, tekent de HEER de weg ten leven in de vorm van een reeks inzettingen, wegwijzers om koers te houden. De kern van zowel de hymnische opening van hoofdstuk 19 als de preambule in hoofdstuk 20 wordt gevormd door Gods NAAM: Ik ben de HEER. Vanwege deze NAAM is de Tora geen wereldbeschouwing en is de decaloog (breder: de Sinaï-traditie) geen codering van een ethiek of moraal. De verbondsinzettingen wijzen een weg. Dat is eerlijk gezegd niet de makkelijkste weg, maar het is wel een begaanbare weg (Psalmen 84:6). Daarom is het van belang om die al doende te gaan als gemeente, als ekklesia, geroepen ‘mensen van de weg’ (Handelingen 9:1-6).

Zowel de ‘hymne’ waar hoofdstuk 19 mee opent als de preambule van de Tien Woorden definiëren, wie deze God is: Hij is de HEER, de bevrijder en redder. Daarmee wordt ook het volk van deze God gedefinieerd: ze is kostbaar bezit voor God, kostbaarder dan alle andere volken, Gods eigendom, een koninkrijk van priesters, een heilig volk (19:5-6). De keerzijde daarvan is de oproep aan het volk: hou er dan ook geen andere goden op na voor mijn aangezicht. Paulinisch gezegd: laat jullie niet opnieuw een (ander) slavenjuk opleggen!

Aanwijzingen voor de prediking

De uitwerking in de prediking kan langs verschillende lijnen gebeuren. Van belang is dat de prediker keuzes maakt en niet ‘te veel’ aan de orde wil stellen. Voor deze schets neem ik, zoals eerder aangegeven, de invalshoek die gerelateerd kan worden één van de nationale gedenkdagen in deze periode.

In de rede die koning Willem Alexander uitsprak bij zijn beëdiging en inhuldiging op 30 april 2013, refereerde hij aan het zogeheten Plakkaat van Verlatinghe, de geboorteakte van wat later Nederland is geworden. In 1581 ondertekende de Staten Generaal dit Plakkaat (ook wel Akte van afzwering genoemd) waarin Filips II van Spanje werd afgezet of afgezworen als vorst van de Nederlanden. De troon werd verlaten verklaard.

“En wij doen hem (= Filips II rb) in de ban en verbannen hem hiermede voor altijd uit al onze landen, staten, koninkrijken en heerlijkheden. Wij verbieden al onze onderdanen, van welke rang of stand die ook zijn, met hem te onderhandelen, bij hem te verblijven, met hem te spreken of contact te onderhouden in het openbaar of in het geheim”.

In zekere zin kunnen we de gedeelten uit Exodus 19 en 20 lezen als een Plakkaat van Verlatinghe, een Akte van afzwering. De HEER heeft de farao van Egypte afgezet als tiran ten bate van zijn volk. Deze God roept Israël vervolgens op om de macht van tirannen en goden af te zweren en zich alleen toe te vertrouwen aan de woorden en inzettingen van de God die hen uit Egypte heeft bevrijd. Een concretiseren in de praktijk van het leven van de belijdenis: ‘We zullen alles doen wat de HEER heeft gezegd’ (19:8). Zo nodigt deze HEER de gemeente van zijn zoon en de opgestane Heer keer op keer uit om datzelfde te doen: om kleinmakende goden en machten af te zweren die uit zijn op onze tijd, onze krachten en talenten, ons geld en onze vermogens. De gemeente uit de volkeren wordt uitgenodigd om het Israël na te zeggen: “Wij doen hen in de ban en verbannen hen hiermee uit ons bestaan, uit onze levens. Wij en al onze mede gelovigen, van welke rang of stand die ook zijn, wij zullen niet meer met deze goden onderhandelen, bij hen verblijven, met hen te spreken of contact te onderhouden in het openbaar of in het geheim”.

Geloven in de HEER en geloven in de opgestane Heer is: fiducie hebben in zijn weg en inzettingen; tegen alles in vasthouden aan de zaak waar deze HEER voor staat: menselijk, rechtvaardig en liefdevol samenleven, bevrijd van de tirannie van andere goden. De weg van het verbond gaan, is nooit accepteren dat haat en geweld – met daaraan gekoppeld pijn en verdriet – absoluut onvermijdelijke zaken zijn.

Juist in een wereld en cultuur in verwarring, een maatschappij die bol staat van crises, is het van belang om die heilzame weg-ten-leven te wijzen. Tussen alle berichten over oorlog en geweld, de spanningen tussen mensen onderling, de botte macht van zich goden wanende heersers, zag Israël ook een andersoortige macht aan het werk. Ze hebben een macht ervaren die hen als een adelaar op vleugels draagt. Paulus zag in Jezus Christus de macht van een mensen liefhebbende God (Titus 3:4). Het dient de herkenbaarheid voor de hoorders wanneer de prediker hier concrete en herkenbare ervaringen invoegt – hetzij vanuit landelijk nieuws, hetzij vanuit het leven van de eigen gemeente.

Oude en Nieuwe Testament weten in de warboel van de geschiedenis van een God die hen uit het slavenbestaan heeft uitgeleid. Van een God die mensen ertoe aanzet voor elkaar in te staan, tegenslag, leed en verdriet te trotseren. Vele generaties die ons zijn voorgegaan hadden fiducie in deze God, die onmenselijke geweldenaars ten val deed komen en tirannen in het zand liet bijten. In deze God met de Naam HEER, hadden zij vertrouwen, in Hem geloofden zij. Rondom 4 en 5 mei zijn hier ongetwijfeld verbindingen te maken. Alleen de woorden van deze God zullen ons hart gevoelig houden voor de roep om gerechtigheid, voor kritische bezinning op wat het bederf keert. Alleen langs de weg van deze woorden ligt behoud van mens en maatschappij. Steeds weer komen mensen tot de belijdenis: ‘Heer, u hebt woorden van eeuwig, onverwoestbaar leven’ (Johannes 6:69).

Liturgische aanwijzingen

Als intochtslied kan Psalm 124. Willem Barnard heeft deze psalm in of kort na 1953 berijmd. Hij schrijft daarover: ‘Het was ook een psalm naar mijn hart om de oorlogstraumatische toespelingen. In de tweede strofe (Psalmen 124:4,5) wordt het gevaar waar ‘wij’ ternauwernood aan ontkomen zijn vergeleken, gelijk zo vaak, met ‘de wateren’ waarbij heel het Joodse oergeheugen meetrilt. De wateren van Exodus, de wateren van Genesis! De diepten waaruit de schepping zelf is opgedregd. De dood waaraan de ecclesia (…) met Pasen is ontkomen’ (Barnard 2005, 74).

Na de schriftlezing en inleiding op de prediking passen (uit Liedboek Zingen en bidden in huis en kerk, 2013) lied 313 en lied 315, waarin thema’s van bevrijding, opstanding en ademhalen in vrijheid bij elkaar komen. Na de prediking past lied 723: Waar God de Heer zijn schreden zet, daar wordt een mens van dwang gered.

Deze preekschets is geschreven door Rein Bos.

Geraadpleegd

  • Willem Barnard, Lofzang is geen luxe. Gepeins bij psalmen (107-150), Meinema (Zoetermeer), 2005
  • Walter Brueggemann, An Introduction to the Old Testament, Louisville (Westminster John Knox Press), 2003
  • Jonathan Sacks, Exodus, boek van de bevrijding. Joodse lezing van de Tora, Middelburg (Skandalon Uitgeverij, 2019

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken