Menu

Premium

Preekschets Genesis 35:14a, 20a

Genesis 35:14a, 20a

Zevenentwintigste zondag na Pinksteren

En Jakob richtte een gedenksteen op …

Schriftlezing: Genesis 35:6-20

Het eigene van de zondag

Het is de laatste zondag van het kerkelijk jaar. Volgende week begint de adventstijd. In dat licht staan we vandaag stil bij hen die ons het afgelopen jaar ontvallen zijn.

Uitleg

Ik zocht naar een bijbeltekst waarin het afscheid nemen van een geliefde aan de orde kwam en kwam uit bij deze teksten, die zo veel meer boden dan ik vooraf vermoedde. De uitleg die ik geef is van meet af aan toegesneden op het bijzondere karakter van de zondag.

Tot twee keer toe is in dit tekstdeel sprake van het oprichten van een gedenksteen door Jakob. (Deze gedenkstenen dienen niet verward te worden met de matstsebôt die van Kanaänitische oorsprong waren en door het volk Israël bij binnenkomst in het land verwoest moesten worden – Ex. 34:13.) In Genesis 35:14a en 20a wordt precies dezelfde uitdrukking gebruikt (helaas maakt de nbv dat niet zichtbaar). Hoewel de momenten waarop Jakob de stenen oprichtte in de tijd ver uiteen liggen, brengt het tekstverband ze bij elkaar. Genesis 35:14a en 20a vragen er dan ook om op elkaar betrokken en in samenhang uitgelegd te worden.

De matstsebôt die Jakob oprichtte waren geen gepolijste stenen, zoals wij die voor graven en monumenten gebruiken, maar onbewerkte stenen. Ze waren naar alle waarschijnlijkheid onbeschreven (zie Gamberoni, twatIV, sp. 1066).

Dat Jakob op het graf van zijn vrouw Rachel een steen plaatst (Gen. 35:20a) kunnen wij volop meemaken en -beleven, omdat Jakob voor het plaatsen van zo’n steen precies dezelfde redenen had als wij nog hebben. Allereerst wil die steen de plek markeren waar Rachel begraven lag. Tegelijk is de steen meer dan een markeringspunt. Ze is ook een monument, een herinnering aan het leven dat Jakob met Rachel deelde (Gamberoni, 1067: ‘Jakob bezeichnet und ehrt das Grab Rachels durch eine Massebe’). Staande bij die steen zijn onder andere al die momenten met Rachel aan hem voorbijgegaan die in Genesis 29-35 verhaald worden: vanaf hun eerste ontmoeting tot het moment van afscheid. Jakob had Rachel lief (Gen. 29:18) en heeft er veertien jaar (!) voor gewerkt om haar tot de zijne te maken. Altijd heeft hij meer van haar gehouden dan van Lea (Gen. 29:30-31; 33:2), haar dood was dan ook een verdriet voor hem (Gen. 48:7, zie C. Westermann, bk I/3, 202 over alaj ‘mir zur Last’, ‘to my sorrow’).

Maar Jakob heeft nog een steen opgericht (Gen. 35:14a), een gewijde steen. De aanleiding was een geheel andere, de bedoeling dezelfde. Jakob markeerde middels deze steen de plek waar hij iets ontzagwekkends beleefd had dat hij altijd in herinnering wilde houden (Gen. 28:10-22). Plaatsen waar God zich in alle rechtstreeksheid aan een mens openbaart waren toen niet minder zeldzaam dan tegenwoordig. Zo’n plaats vraagt erom gemarkeerd te worden. Temeer daar een mens gaande zijn leven ervaringen kan opdoen die hem/haar diep vervreemden van God. Zulke ervaringen heeft ook Jakob opgedaan. Dat Jakob uiteindelijk naar die steen terugkeert om daar een altaar te bouwen is veelzeggend. De God die zich op een dieptepunt van zijn leven in een droom aan hem kenbaar maakte als de God van zijn vader Abraham en de God van Isaak, brak daar werkelijk binnen in zijn bestaan. Hij deed Jakob een belofte, Jakob legde vervolgens een gelofte af (Gen. 28:20-22). God heeft woord gehouden, Jakob houdt woord.

In de geschiedenis van het volk is Betel altijd een heilige plaats gebleven (zie Ri. 20:18v; 1 Sam. 10:3). Later laat Jerobeam ook daar een stierkalf plaatsen (1 Kor. 12:29v).

Aanwijzingen voor de prediking

De kerkdienst op laatste zondag van het kerkelijk jaar is een voor velen emotionele dienst. Het afscheid van geliefden wordt herbeleefd. In veel gemeenten zijn hierbij ook familieleden van gestorven gemeenteleden aanwezig. De tekstkeuze van vandaag verschaft de mogelijkheid om én heel dichtbij en teer te spreken over het verlies van een geliefde én over dat verlies te spreken in licht van de eeuwige God die zich in ons bestaan geopenbaard heeft.

Mijn eigen preek had een driedeling. Ik begon met een schets en duiding te geven van de door en door menselijke behoefte om dierbare herinneringen te willen vasthouden, kostbare momenten op de levensweg te markeren. In dit verband heb ik het ook gehad over het uitzoeken van een grafsteen, de zorg die we daaraan besteden, de liefde die we daarin leggen, de redenen die we daarvoor hebben. Het levensverhaal van Jakob en Rachel – en via hen dat van anderen – kreeg daarin een plek.

Vervolgens kwam ik te spreken over die andere steen die Jakob heeft opgericht. Hoe hij daartoe kwam en wat hem ertoe bracht om later in zijn leven bij die steen een altaar op te richten. God kwam daar zijn leven binnen. Nadien zijn er meer momenten geweest waarop God binnenbrak in het aardse bestaan. Momenten waarvan Jakob niet dromen kon. Wat te denken van Lucas 24:2: ‘Bij het graf aangekomen, zagen ze echter dat de steen voor het graf was weggerold…’

Ten slotte heb ik die beide stenen op elkaar betrokken. Om iets te laten proeven van de wijze waarop dat gebeurde, citeer ik het slot van de preek: Twee stenen richt Jakob op. Van de ene zijn er honderden miljoenen, zo niet miljarden in de wereld. Die andere is heel zeldzaam.

De ene steen wijst naar wat beneden onder de grond is. De andere steen wijst naar omhoog, naar wie boven en bij ons is: El Sjaddai (Gen. 35:11). De ene steen vertegenwoordigt de horizontale levenslijn en alles wat een mens daarin beleeft en dierbaar is. De andere staat er kruiselings op, vertegenwoordigt de verticaal van het bestaan. God breekt binnen in het leven.

De ene steen zegt: ‘Rachel was hier’, de andere: ‘God Almachtig is hier.’ De ene steen zegt: ‘Jij bent verleden tijd, jij bent een herinnering en als iedereen die mij kende gestorven is, dan kent ook mijn plaats mij niet meer.’ Die andere, de gewijde steen zegt: ‘Ik ben geen God van doden, maar van levenden. Niets kan jou scheiden van mijn liefde.’

De ene steen zegt: ‘Het leven is voorbij, dit was het, geen toekomst meer.’ De andere zegt: ‘Christus leeft en ik met Hem!’

Halleluja, amen.

Liturgische aanwijzingen

Aan de liturgie – het lied, de in de liturgie gekozen woorden, de gebeden – moet altijd, maar zeker bij deze gelegenheid bijzondere zorg besteed worden. Enkele mogelijk te zingen liederen: Gezang 1; 221:2 (na lezing Kol. 3:1-15); Gezang 225:1, 2, 4, 5; 299:1, 4, 8, 10; 459:1, 3, 6, 7, 8.

Een gebed

Barmhartige God en Vader,

Op deze laatste dag van het kerkelijk jaar worden we bepaald bij de lijnen die door ons leven lopen. Enerzijds de persoonlijke levenslijn met de hoogte- en dieptepunten in ons leven, de horizontale lijn. Anderzijds de verticale lijn, momenten waarop U binnenbreekt in ons aards bestaan, momenten waarop U beloften doet, verbonden sluit.

Enerzijds is daar de tijdelijke lijn, die vroeg of laat altijd afknapt, breekt, anderzijds de lijn die nooit breekt en altijd doorgaat, omdat het de lijn is die U trekt door de tijd. here, wat hebben we onze handen vol aan die eerste lijn, die persoonlijke. En here, wat word je tijdens een dienst als deze bij je levenslijn bepaald. Namen van geliefden gingen ons voorbij, namen van hen die het afgelopen jaar gestorven zijn. Zij betekenden zo veel voor ons dat we een steen van liefde op hun graf hebben geplaatst of dat nog moeten doen.

Maar here, juist nu danken we U ook dat er in deze wereld andere stenen staan opgericht, stenen die uw aanwezigheid in deze wereld markeren, stenen die ons zeggen: God is hier! Dank here dat die stenen – en boven alles die grafsteen die van het graf van Jezus Christus was weggerold – ons spreken van U, van wie uw Zoon zegt: Hij, de God van Abraham, Isaak en Jakob is geen God van doden, maar van levenden, want voor hem leven zij allen. Dank U dat we mogen weten dat wie in Jezus Christus is een nieuwe schepping is.

here, geef ons vandaag ook oog voor die tweede lijn die er door ons leven mag lopen, die verticaal die er is, die eeuwige lijn, dat reddingskoord. Troost ons daarmee, troost allen die in rouw zijn, allen die treuren, in Jezus’ naam, amen.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken