Menu

Premium

Preekschets Lucas 12:54-56 – Zesde zondag na Epifanie

Lucas 12:54-56

Tegen de menigte zei hij: ‘Wanneer jullie een wolk zien opkomen in het westen, zeggen jullie meteen dat er regen op komst is, en dat is ook zo. En wanneer jullie merken dat de wind uit het zuiden komt, zeggen jullie dat er hitte op komst is, en dat is ook zo. Huichelaars! De aanblik van de aarde en de hemel kunnen jullie duiden, hoe kan het dan dat jullie deze tijd niet kunnen duiden?’

Schriftlezing: Lucas 12:42-56

Thema: De les van de weersverwachting

Het eigene van de zondag

De zesde zondag na Epifanie is dit jaar de laatste zondag voor het begin van de veertigdagentijd. In de week die met deze zondag begint valt Aswoensdag. Het is niet zo vreemd dat in protestantse kerken de zondag die aan Aswoensdag voorafgaat veelal bij de periode van de lijdenstijd ter voorbereiding op Pasen getrokken is. De tekstkeus is ingegeven door de overgangsfunctie van deze zondag naar de veertigdagentijd. Het lijden van Jezus komt expliciet al aan de orde, maar nog in een vroege fase van het evangelie.

Uitleg

Bij de afbakening van de perikoop zijn twee criteria gehanteerd: de schriftlezing is niet langer dan nodig is, en ze vormt inhoudelijk een eenheid. Men kan aarzelen of vers 41 erbij moet. In vers 42 begint het antwoord op de vraag die daar gesteld wordt. Echter, vers 41 grijpt ook weer terug op het voorgaande, zodat eigenlijk vanaf vers 35 gelezen moet worden. Dan wordt het weer erg lang. Er is ook iets voor te zeggen de verzen 57-59 toe te voegen. Maar dan moet in de uitleg ook het verband met het voorgaande worden toegelicht. Dat zou de preek te vol maken.

De woorden van Jezus in Lucas 12:42-53 worden gesproken tot de kleine kring van de vertrouwelingen, de woorden van de kerntekst zijn gericht tot de grote menigte. Toch gaan ze niet over iets verschillends. In beide gaat het over de bijzondere kenmerken van de tijd waarin de mensen toen leefden en de impact die die tijd op ieder heeft. Het verschil zit in de openhartigheid waarmee Jezus spreekt. Daarbij geeft Hij aan zijn leerlingen een bijzondere onthulling van zijn eigen taak en betekenis in de verzen 49-53. In de uitleg wordt het beeld van de weersverwachting uit de verzen 54-56 teruggekoppeld op de centrale positie van Jezus in de tijd. Want in de ‘weersomstandigheden’ gaat het om het optreden van Jezus en de uitwerking daarvan op mensen, het grote teken van de tijd.

Het probleem dat Jezus aanraakt, is dat de mensen geen benul hebben van wat er in de beslissende periode van zijn optreden allemaal gaande is. Voorts geeft het beeld van de weersvoorspelling aan dat ze het hadden kúnnen weten. Als ze met evenveel accuratesse de tekenen van de tijd zouden onderscheiden als de tekenen van een aanstaande weersverandering, zouden ze ontdekken dat de tijd zwanger is van verandering en zouden ze zich met hun doen en laten positief tot Jezus gaan verhouden. Daar is nu geen sprake van.

Op welke manier is het optreden van Jezus indicatief voor het tijdsgewricht waarin zijn tijdgenoten leven? Dat komt in de verzen 49-53 aan de orde, woorden die klinken als raadselspreuken. Hoe kunnen we die het beste benaderen? In de woorden ‘wat zou ik graag willen’ en ‘ik word hevig gekweld’ komt een enorme geestelijke, mentale betrokkenheid van Jezus tot uitdrukking. Toch zou ik er voorzichtig mee zijn er al te psychologiserend mee om te gaan. Dat gebeurt wanneer gesproken wordt van ‘Jezus tussen twijfel en verlangen’ (preek Bethelkapel), of bij de uitleg van ‘vuur’ als ‘datgene waar jij enthousiast van wordt, datgene waar een mens warm voor loopt’ (Bert Altena). ‘Vuur’ en ‘doop’ hebben te maken met het oordeel van God waar Jezus doorheen moet. Zie Lucas 3:16-17: Jezus zal dopen met Geest en met vuur, waarbij het vuur wordt betrokken op het scheiden van kaf en koren. Het kaf zal Hij verbranden met onuitblusbaar vuur. Het lijkt daarom ook minder aannemelijk het vuur in Lucas 12:49 te interpreteren als ‘symbool van de geestelijke kracht, die de HERE oefent door zijn woord en geest’ (zo Mulder in de serie Tekst en toelichting op deze plaats).

De bedoeling van de woorden over vuur en doop wordt in de NBV beter benaderd dan in de onbegrijpelijke weergave van NBG 51. De twee uitspraken lopen parallel. Jezus zou willen dat het vuur van het oordeel dat Hij brengt al zou komen, maar het is nog niet zo ver. De uitspraak over de doop verklaart waarom Hij dat graag zou willen: Hij moet zelf door de vuurdoop heen! Hij zal ondergedompeld worden in het oordeel over de wereld, om zo zijn eigen volgelingen erdoorheen te helpen. Was het maar vast zo ver, dan was het ook bijna weer voorbij. Het oordeel waaronder Jezus wordt bedolven en het oordeel over de wereld worden hier in één perspectief gezien. Daarop wijst ook de syntaxis: pur êlthon balein: vuur ben ik komen werpen. Het is bezig te gebeuren (Nielsen). Vanwege de woordvolgorde lijkt deze vertaling de voorkeur te hebben boven de NBV, ‘Ik ben gekomen om vuur te werpen’. Maar ook al is het reeds bezig te gebeuren, de grote ontketening moet nog komen.

Hoe die twee zich voor de hoorders tot elkaar verhouden, blijkt uit Jezus’ woord over de verdeeldheid die Hij brengt. ‘Niet gekomen om vrede te brengen’ lijkt in tegenspraak met Lucas 2:14, ‘vrede op aarde’. De verdeeldheid wordt echter veroorzaakt doordat mensen de vrede die Jezus aanbiedt afwijzen. Deze crisis wordt door Jezus zelf opgeroepen en die ontlaadt zich ook over Hem. De positie die je daarin inneemt is beslissend voor het antwoord op de vraag hoe je met Gods oordeel te maken krijgt: in verbondenheid met Jezus of in de volle hevigheid van het laatste oordeel. Indicatief voor deze laatste ernst is Jezus’ waarschuwing in de verzen 58 en 59. Die ernst onderstreept de belangrijke les van de weersverwachting.

Aanwijzingen voor de prediking

Weersverwachting vervult in ons Hollandse klimaat een belangrijke functie, voor wat we aantrekken, voor de agrarische sector, voor het verkeer, voor onze vakantieplannen. Het is daarom ook voor ons een krachtig beeld dat ons kan helpen ons bij het belang van het interpreteren van geestelijke ontwikkelingen te brengen. Met gevoel voor understatement zou je de preek kunnen presenteren als geestelijk weerpraatje.

Deze nadruk op de ‘tekenen der tijden’ moet echter niet in de richting gaan van een prognose hoelang het nog duurt dat het oordeel komt. Jezus zelf is het centrale teken van de tijd en het gaat erom hoe wij ons tot Hem verhouden en hoe wij vanuit Hem de geestelijke situatie waarin wij leven interpreteren. Daarbij vragen diverse accenten onze aandacht: of wij Hem in geloof aanvaarden als bron van redding en leven; of wij duidelijk positie kiezen vóór Hem, ook in onze omgeving; of wij bereid zijn de tegenspraak te verdragen die deze keuze voor Jezus met zich mee kan brengen; en of wij de barmhartigheid betrachten waarmee Jezus mensen tegemoet trad.

Valt er meer te zeggen over de tekenen van de vuurdoop waar de wereld doorheen moet? Moslimextremisme? Ebola? Onbarmhartig asielbeleid? Milieuvervuiling? Een wereld die de God van liefde buitensluit is aan het oordeel prijsgegeven, maar in Christus is zij gered. Waar staan wij zelf? Letten wij op de tekenen van verandering? Stemmen wij ons leven daarop af?

De relatie met de lezing uit het Oude Testament is associatief en illustratief. Na Gods spreken op de Karmel in vuur en het gericht over de Baälpriesters moet de knecht van Elia zeven keer naar de zee gaan om te letten op voortekenen van weersverandering. De zevende keer ziet hij een wolkje ter grootte van een handpalm, de voorbode van een stortvloed zo heftig dat Achab zich ervoor moet bergen. Vuur en een stortbui aan water, het kan worden geassocieerd met het vuur en de doop waarover Jezus spreekt.

Verbindingen met kinderen en jongeren kunnen worden gewekt via het bekende verschijnsel van de weersverwachting en via het verhaal van Elia op de Karmel.

Liturgische aanwijzingen

Lezingen: 1 Koningen 18:36-46 en Lucas 12:42-56. Liederen: Gezang 279 (LB) zingt van het komende oordeel als een dag van ondergang en van redding, een dag die vervult van vrees en van verlangen. Meer exclusief gefocust op de redding in Christus midden in de tijd is Gezang 169 (LB). De psalm voor de zesde zondag na de Epifanie is Psalm 97, die van de zestigste dag voor Pasen Psalm 44 (Van der Werf). Psalm 97 past het beste bij het thema van de dienst; vergelijk vers 2 over een vuur. Bovendien is de melodie van Psalm 44 in het Geneefse psalter minder bekend en daardoor moeilijker zingbaar. Uit EvLB is te denken aan Gezang 403 (= Tr 188) en 417 (= Opwekking 454).

Geraadpleegd

S.F.H.J. Berkelbach van der Sprenkel, Het evangelie van Lukas, ’s-Gravenhage 1964
H. Mulder, Lucas II: Een praktische bijbelverklaring (Tekst en toelichting), Kampen 1988
J.T. Nielsen, Het evangelie naar Lucas (De prediking van het Nieuwe Testament), Nijkerk 1979
J. van der Werf, Oefeningen in het leerhuis. Amersfoort 1966
www.bethelkapel.nl/eredienst/preekarchief/277-preek-over-lucas-1249-56
www.bertaltena.com/18-aug-lucas-12-49-56

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken