Menu

Premium

Preekschets Matteüs 6:10

Matteüs 6:10

Achttiende zondag na Pinksteren

… uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op aarde… (NBG-51)

Schriftlezing: Matteüs 6:5-15

Het eigene van de zondag

In deze tijd van de herfst en van de oogst, kiezen we vier gedeelten uit de bergrede uit het Evangelie van Matteüs. De tekst voor deze zondag, alsook de tekst voor de volgende zondag, zijn uit het gebed des Heren genomen.

Uitleg

Het tekstgedeelte vormt het midden van een drieledig stuk over achtereenvolgens het geven van aalmoezen (Mat. 6:1-4), het bidden (5-15) en het vasten (16-18). In deze drie gedeelten is het woordje ‘verborgen’ of ‘het verborgene’ een sleutelwoord. De verborgenheid wordt nader toegespitst, waar in het middendeel over het bidden gesproken wordt over de Vader die in de hemelen is (de hemelse Vader). De hemel immers is in de oudtestamentische woordwereld het verborgen bereik, waar God zijn troon heeft gesteld (denk aan Ps. 113). De hemel (de verborgenheid) is er niet omwille van zichzelf, maar met het oog op de aarde: vanuit de hemel valt iets te verwachten met het oog op de aarde (vgl. Ps. 113:5-6). Deze twee woorden die bij elkaar horen (hemel en aarde), spelen ook in dit gedeelte een belangrijke rol, ja ze vormen zelfs als woordpaar de cruciale overgang in het gebed des Heren: de eerste drie beden van het gebed gaan over de Naam (zijn Naam moet geheiligd, zijn Koninkrijk moet komen, zijn wil moet geschieden), de laatste drie beden over de mens (brood voor morgen, vergeving van schulden en verlossing van de boze); gelijk in de hemel, zo dan ook op de aarde. Dat is de bekende bijbelse beweging: de hemel met het oog op de aarde. Dat geldt nu heel toegespitst ook voor de wil van de Vader: dat die hemelse wil correspondentie mag vinden in wat op de aarde geschiedt. Dat is niet alleen één van de zes beden, maar ook ‘scharniert’ in deze bede het hele gebed.

De vertaling ‘op aarde zoals in de hemel’ is natuurlijk niet onjuist, maar laat wel de op zichzelf al veelzeggende woordvolgorde ‘hemel en dus aarde’ onnodig verloren gaan.

De beweging van de verborgenheid Gods met het oog op openbaarwording op de aarde is tegenovergesteld aan de beweging van de ‘hypocrieten’, de schijnheiligen die zich ‘vertonen’ maar daarmee juist de wil van de Vader ‘verdonkeremanen’. Zij die bidden, zullen zich voegen naar die heilzame orde, waarin de verborgenheid Gods er is met het oog op de aarde en allen die daarop wonen; uw Vader die in het verborgene ziet, zal het u vergelden (vs. 6). Zo lijkt het in dit gedeelte op heel subtiele wijze om participatio te gaan: wat in de hemel verborgen geschiedt, zal openbaar worden op de aarde; en wat op de aarde in het verborgene geschiedt, geschiedt in het vertrouwen dat het in de hemel geweten wordt: Hij weet wat jullie nodig hebben, nog vóór jullie het hem vragen (vs. 8).

De ‘wil’ van de Vader komt op verschillende plaatsen in het Matteüsevangelie ter sprake, zo meest veelzeggend en pregnant in 18:21 en 26:42. Wat is de wil van de Vader?: dat niet één van deze kleinsten verloren gaat (vgl. Rom. 12:2, Ef. 1:5, 9, 11 en Hebr. 10:7-10). Matteüs 26:42 legt dit nader uit.

Aanwijzingen voor de prediking

Wie dat sleutelvers uit het Onze Vader tot uitgangspunt kiest, moet zich ervan bewust zijn dat zich bij de hoorder een vraag zou kunnen aandienen die pastorale aandacht in de verkondiging vraagt: de vraag naar wat die wil van God de Vader eigenlijk is? Veel te vaak en al te gemakkelijk is gezegd dat wat gebeurt, Gods wil zou zijn. Zo’n opvatting wordt wellicht nog versterkt door de sleutelwoorden ‘het verborgene’ en ‘hemel’. We hoeven daarbij maar te denken aan gevleugelde woorden als: ‘Gods wegen zijn ondoorgrondelijk,’ of: ‘Wat God doet, dat is welgedaan’ – wat op zichzelf gezegd kan worden, maar hoe? Wat verstaat men daaronder? Zo in zijn algemeenheid kan het toch in ieder geval niet gezegd worden. Hoe dan wel over Gods wil te spreken? ..

Daarbij komt dat in zijn algemeenheid het beeld bestaat dat godsdiensten wel heel goed weten wat Gods wil is: denk aan de politieke leuzen en hoe God op de vaandels staat, niet alleen van de islamitische jihad, maar ook van de westerse christenheid. Hebben wij God in onze broekzak? Weten wij wat Hij wil?

Hier kan uitleg van het bijbelse woordje ‘hemel’ zinvol zijn. Hemel is niet de fysieke ruimte boven de.sterren (al is dat een mooi en misschien soms passend beeld, we hoeven het niet af te schieten!), maar hemel is: Gods verborgenheid, wat wil zeggen: de Hére is God. Zijn wil is zijn wil. Wij hebben het niet in.onze hand, noch kunnen we die wil ons toe-eigenen, zoals de hypocrieten in zekere zin doen: zij menen wel heel zeker te weten wat God wil en dat Hij in ieder geval hun vrome gebed ‘wil’.

Dat God in het verborgene is (dat we Hem dus niet in onze broekzak hebben), wil niet zeggen dat God een Deus absconditus is, een duistere onberekenbare God. Wat is zijn wil? Calvijn spreekt van benevolentia: Gods ‘welwillendheid’. Hier is de reeds aangehaalde tekst Matteüs 18:12 te citeren: Dat we niet verloren gaan. Dat wil openbaar worden. En Jezus leert ons dat bidden.

Maar wordt dit gebed verhoord? Geschiedt Gods wil op aarde als in de hemel? Als je om je heen kijkt… De Heer lijkt wel zo verborgen – in deze (door) godvergeten wereld? Het antwoord op deze vraag, die in zekere zin door het evangelie zelf wordt opgeroepen, wordt door datzelfde evangelie gegeven: Matteüs 26. Is Jezus niet zelf de benevolentia Deil Hij die te vinden is bij zieken, ellendigen, zondaars en doden; die zelf een dode geworden is? Opdat de kleinste niet verloren zal gaan? In deze verborgenheid openbaart Hij zich als de redder van hen die geen redder hebben: der hulpelozen hulp.

Gods wil is niet duister; Hij wil zelf in het duister Licht voor ons zijn. Gods wil is niet onze verlorenheid; Hij wil zelf onze verlorenheid delen, dragen en zo ons verlossen. Dat is zo verborgen als wat (want dat kan alleen Hij), maar deze verborgenheid licht op in het donker van het kruis: ondubbelzinnig en klaar.

De bede of zijn wil geschieden moge, als in de hemel zo ook op aarde, is onze bede in de verborgenheid, waarin wij onszelf aan deze benevolentia toevertrouwen: dat wat Hij wil openbaar worde in ons, onder ons, bij ons. Een gebed is geen gebed, wanneer het geen correspondentie vindt in wat wij doen, sterker nog:,het gebed is daad en de geboortestond van de concrete, helpende daad (Miskotte, 50). Psalm 86 zingt: Leer mij naar uw wil te hand’len / laat mij in uw waarheid wand’len. / Voeg geheel mijn hart tezaam / tot de vrees van uwen naam (strofe 4, ber.).

Liturgische aanwijzingen

Naast de genoemde eerste schriftlezing, zouden twee andere gedeelten uit Matteüs gelezen kunnen worden: Matteüs 26:36-46 en Matteüs 18:12-14. Het thema ‘Gods wil’ verbindt de verschillende lezingen voor ieder inzichtelijk. Gezang 180 zou rond de lezingen gezongen kunnen worden. Voorts denke men aan: Psalm 40:3; 86:4, 5 en 6; Gezang 129:4, 5 en 6; 176 en 292.

Geraadpleegde literatuur

K.H. Miskotte, De weg van het gebed, ’s-Gravenhage 1965; Th.J.M. Naastepad, Gewaagde woorden, Uitleg van Matteüs 5-9, Baam 2002; A.G.L. van Nieuwpoort en W. Klouwen, ‘De weg van het gebed, Het gebed als onmogelijke mogelijkheid’, in: Om het levende WoordIV, Kampen 1994; G.H. ter Schegget, Het innigst engagement, Het Onze Vader als zucht, Baarn 1991.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken