Menu

Premium

Preekschets Rechters 13:5

Rechters 13:5

Invocabit

‘U zult zwanger worden en een zoon krijgen. Zijn haar mag nooit door een scheermes worden aangeraakt, want hij zal al vanaf de moederschoot als nazireeër aan God gewijd zijn. Hij zal een begin maken met de bevrijding van Israël uit de greep van de Filistijnen.’

Schriftlezing: Rechters 13

Het eigene van de zondag

In de veertigdagentijd voor Pasen bezinnen we ons op wat we slecht doen in de ogen van de Heer. In het verhaal over Simson, Rechters (of Richteren) 13-16, dat de komende drie zondagen centraal staat, wordt verteld hoe God dat doorbreekt. Aan een onvruchtbare vrouw kondigt Hij de geboorte van een zoon aan, een zonnekind, Simson.

Uitleg

Aan het begin van de tijd van veertig dagen voor Pasen lezen we over veertig jaren dat de Israëlieten overgeleverd waren aan de Filistijnen. Want: ‘Weer deden de Israëlieten wat slecht is in de ogen van de Heer’ (Recht. 13:1). Het getal veertig is in de Bijbel het getal van de voorbereiding op iets groots, op een ‘verwerkelijking van Gods liefde voor de mensen’ (Van Kooij). Daar verwijst het tweede vers ook naar: ‘En het geschiedde’ staat er letterlijk. Door dit enkele begin, waarin de godsnaam jhwh doorklinkt, wordt benadrukt dat wat hier beschreven staat niet buiten God om gaat.

Manoach wordt aan ons voorgesteld, en zijn vrouw, die naamloos blijft. Maar juist zij is degene via wie de uitweg uit de onderdrukking wordt verwezenlijkt: in een kind, Simson. Dat betekent ‘Zonnetje’. Maar daar moet wel wat voor gebeuren, want ze is ‘onvruchtbaar en had nog nooit kinderen gekregen’. Dat is nogal wat, want dat betekent dat deze vrouw niet in staat is om de belofte van God aan Abraham van een groot volk te vervullen, dat tot zegen van alle volken zal zijn. ‘Ongeschikt’ dus, vertaalt Van Kooij. Een heftig oordeel lijkt het voor ons, maar in het kader van de belofte aan Abraham niet meer dan realiteit. Kortom, een toekomstloos begin van onderdrukking en onvruchtbaarheid is het startpunt van Gods bevrijdend handelen.

Een eveneens anonieme boodschapper kondigt aan de naamloze vrouw de geboorte van een kind aan. Een bijzonder kind, want hij zal een nazireeër zijn, een toegewijde. Iemand die met zijn leven Gods wet belichaamt; die laat zien hoe God met ons om wil gaan. De voorschriften voor het nazireeërschap gaan terug op Numeri 6:1-21, waar het overigens alleen om een tijdelijk nazireeërschap gaat. Alleen in Amos 2:11 lijkt een levenslang nazireeërschap gesuggereerd te zijn. Hier bij Simson is het bovendien geen persoonlijke keuze, maar een opdracht van Godswege. Het lijkt erop dat Johannes de Doper in diens voetsporen treedt als we de geboorteaankondiging horen in Lucas 1:15.

Manoach hoort de boodschap van zijn vrouw. ‘Maar’, zegt ze, ‘hij heeft zijn naam niet gezegd.’ Letterlijk ‘bekendgemaakt’. Dat woord wordt twintig keer in de Simson-hoofdstukken gebruikt. De naam van de boodschapper doet er niet toe. Hij is boodschapper, meer niet, ‘wonderbaarlijk’ bovendien. Wel is belangrijk dat de boodschap van het leven van Simson op een goede manier bekend wordt gemaakt, soms direct, soms in raadselen gehuld. Voor Manoach, die ‘de rust zelve’ heet te zijn, is het dus van belang de boodschapper opnieuw te ontbieden. Hij wil leven volgens de dabar van de Tora. Hij wil onderricht worden en hij wil weten wat de jongen te doen staat; woord en daad ineen.

Maar als de boodschapper in het vuur van het brandoffer opschiet naar de hemel, zegt Manoach bevreesd: ‘We hebben God gezien. Dat wordt onze dood!’ Zijn vrouw weet beter: als God hen nu zou doden, zou alles wat Hij hun had laten zien voor niets zijn. In alles blijkt dat de vrouw (en de vrouwen later) de prioriteit hebben in dit verhaal. Hoe naamloos zij ook is, Manoach is ‘haar man’. Zij is het met wie God in Simson laat zien hoe je de wet leeft. Manoach loopt achter; er staat letterlijk in vers 11: ‘Manoach staat op en gaat achter zijn vrouw aan.’ Zijn vrouw is hem vóór, zij is eerder, en is getuige van de zonsopgang. Manoach loopt achter, is later, en representeert de zonsondergang. Simson wordt geboren, Zonnekind is zijn naam. Door de Geest van de Heer wordt hij tot daden aangezet.

Aanwijzingen voor de prediking

Er wordt zelden of nooit over Simson gepreekt. En toch denken we een goed beeld van hem te hebben: Simson zou een vechtersbaas zijn en een rokkenjager. Daarmee doen we Simson geen recht. Bovenstaande uitleg is erop gericht om Simson neer te zetten als een man Gods, een richter, een nazireeër bovendien, die Gods wet belichaamt. Zijn moeder staat in het rijtje van onvruchtbare vrouwen als Sara, Rebekka en Rachel, en later Elizabeth. God gaat zijn weg van bevrijding langs het onvermoede en onverwachte. Simsons moeder en de boodschapper hebben zelfs geen naam, omdat het gaat om het bekend worden van de naam van Simson en zijn leven in woord en daad. En net als Simsons voorgangers leidt hij een menselijk leven, maar belichaamt hij daarin wel de belofte van God om, in dit geval, zijn volk te bevrijden uit de handen van de Filistijnen, door het te laten zien wat wél goed is in de ogen van de Heer.

Naastepad introduceert Simson als volgt: ‘Lees in Simson geen karakter en geen heldendom en geen geloofsleven. Hij kijkt wel mooi uit. Simson heeft geen “geestelijk leven”. Hij is groter, robuuster. Simson is een naam voor Gods gestalte in het vlees. Hij is een spoor dat de Here achterlaat als hij zijn woeste wegen gaat. Hij is “als een bruidegom, uitgaande uit zijn slaapvertrek, vrolijk als een held, om het pad te lopen” (Psalm 19:6). Brandend als de zon is zijn hartstocht.’

Het is de uitdaging voor de prediking om naast een herijking van dit beeld van Simson ook op zoek te gaan naar messiaanse elementen in zijn handelen.

Die zijn er wel degelijk. Simson is de enige richter (en er zijn er twaalf!) over wiens geboorte én dood wij horen. We zien de zon opgaan én ondergaan. ‘In zijn begrenzing is hij geweldig groot’ (Naastepad). In zijn belichaming van de wet, van de Tora, heeft zijn lijden een bevrijdend karakter, en neemt hij het kwaad met zich mee.

Misschien moeten we het ook omdraaien en zeggen dat wij Simson zijn gaan zien als een vechtersbaas en een rokkenjager, omdat wij zelf zo zijn. Ons oordeel over Simson kan als een boemerang op ons af komen, want we smullen er wel van, van zo’n geweldenaar met z’n liefjes. Maar dan ontgaat ons de diepere laag. Die van de menselijkheid, de humaniteit, naar Gods wet. Die wordt door Simson voorgeleefd.

Liturgische aanwijzingen

Psalm 91:15 is het psalmvers waar deze zondag zijn naam aan ontleent: ‘Roep je mij aan, ik geef antwoord, in de nood zal ik bij je zijn, je bevrijden en met roem overladen.’ De nood is in de lezing uit Rechters duidelijk: ‘Weer deden de Israëlieten wat slecht is in de ogen van de Heer’ (1). Een concrete roep van het volk om hulp is er niet. Of toch wel. Een roep van een onvruchtbare vrouw om een kind… God grijpt dat aan om waar er geen toekomst lijkt te zijn voor zijn volk het via een schijnbaar onmogelijke weg te bevrijden.

Gezang 401 is het zondagslied, ‘Een vaste burcht is onze God, een wal die ’t kwaad zal keren’. Heel Simsons missie is bedoeld om het terugkerende refrein dat de Israëlieten wéér deden wat slecht is in de ogen van de Heer te doorbreken.

De klassieke lezing op de eerste zondag van de veertigdagentijd is die van de verzoeking in de woestijn, Matteüs 4:1-11. De onthouding die Simson in zijn leven in acht moet nemen, en het afhouden van elke verleiding in de woestijn door Jezus zijn goed aan elkaar te verbinden. Zowel bij Simson als bij Jezus zijn de onthouding en het afhouden van verleidingen een voorwaarde voor het slagen van hun missie.

Bij de lezing uit Rechters kan Gezang 325:1, 2 gezongen worden. ‘Niet als een bijl aan de wortel komen de woorden van God, maar als een glimp van de zon.’ Als het volk doet wat slecht is in de ogen van de Heer wordt Simson geboren, Zonnekind. Dat is een belofte. Omdat in de veertigdagentijd geen glorialied gezongen wordt, kan dit lied mogelijk na het kyriëgebed gezongen worden. Aansluitend op de lezing kan Gezang 124:1, 4 gezongen worden met een verbinding naar het Kerstkind: ‘De zonne, voor wier stralen het nachtlijk duister zwicht, en die zal zegepralen, is Christus, ’t eeuwig licht!’ Gezang 172 blijft een mooi gezang bij de lezing uit Matteüs: ‘Een mens te zijn op aarde, dat is de Geest aanvaarden, die naar het leven leidt.’

Geraadpleegde literatuur

Albert K. van Kooij, Een ontmoetingsgelegenheidgezocht. Met Simson bij de Filistijnen, Maastricht, 2003; Th.J.M. Naastepad, Simson. Verklaring van een Bijbelgedeelte, Kampen, z.j.; P.B. Dirksen, Richteren. Een praktische bijbelverklaring(tt), Kampen, 1990.

Wellicht ook interessant

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

‘Ik ben de wijnstok, jullie zijn de ranken’

Het vijfde boek van Mozes spreekt in hoofdstuk 4 dankbare verbazing uit over Gods verbondenheid met zijn volk in Mozes. In de hele geschiedenis van God met de mensheid kwam zo’n unieke verbondenheid niet voor (Deuteronomium 4:32-33). De beproevingen logen er niet om, maar ook Gods wonderdaden niet (4:34). Jullie boffen dat jullie dit te zien gekregen hebben (4:35) en je hebt zijn woorden ook nog mogen horen (4:36). God zelf heeft jullie bevrijd (4:37). Onderhoud dan zijn geboden, dan is deze band niet kapot te krijgen en zal het jullie goed gaan (4:40).

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

Brood genoeg voor iedereen

In het Evangelie van Johannes heeft Pasen een belangrijke plek. ‘De inzichten van na Pasen zijn leidinggevend in dit Evangelie en hebben hun stempel gedrukt op het verhaal van Jezus vóór Pasen,’ schrijft professor Martin de Boer. Je moet dus niet alleen de gebeurtenissen rond Pasen, maar ook de rest van het Evangelie lezen in dat licht. Het teken van het brood in Johannes 6 kan dan ook gelezen worden als een opmaat naar Pasen. En zo is er in de uitleg ook een verbinding te maken naar het eten van het Pesachmaal in Jozua 5.

Nieuwe boeken