Menu

Premium

Zalig, welzalig

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Geloofstaal & cultuurtaal

Woorden als ‘zalig’ en ‘wel(geluk)zalig’ zijn in de geloofstaal een aanduiding van het eeuwig geluk, de zaligheid van Gods kinderen. In bevindelijke kringen van het gereformeerd protestantisme is het in preken – vaak als uitroep of exclamatie – een veelgebruikte uitdrukking. In de psalmberijming van 1773 komen we de woorden eveneens vaak tegen: ‘Hoe zalig is het volk dat naar uw klanken hoort’ (Ps. 89:7); ‘de lieflijkheên van ‘t zalig hemelleven’ (Ps. 16:6). Rooms-katholieken spreken vaak over een ‘zalig kerstfeest’ of ‘zalig nieuw jaar’. Een onderdeel van het proces van heiligverklaring bij Rome is de zaligverklaring door de paus.

In het geseculariseerde leefklimaat is met het wegvallen van de dimensie van de eeuwigheid en de hemel de religieuze betekenis onverstaanbaar geworden. De woorden zijn vervlakt en verbonden met allerlei seculiere zaken van slagroomsoezen tot strandweer. Van een vakantiebestemming wordt dan gezegd: ‘Het klimaat is er zalig’.

Woorden

Aan het in Nederlandse bijbelvertalingen gebruikte woord ‘welzalig’ in het Oude Testament ligt het Hebreeuwse woord esjer ten grondslag. In het Nieuwe Testament is ‘zalig, zaligspreken, zaligspreking’ de vertaling van respectievelijk makarios, makaridzein, makaris-moos. Het woord ‘zaligheid’ is in de NBG-51 op een aantal plaatsen een vertaling van sooteria, ‘heil, redding’. In nieuwere bijbelvertalingen wordt de uitroep ‘zalig hij’ weergegeven door ‘heil hij…’ of ‘gelukkig wie…’.

In de antieke Griekse wereld wordt de woordgroep in de eerste plaats gebruikt voor de gelukzalige toestand van de goden van de Olympus, die zalig genoemd werden. Voorts van doden die, ontheven aan de moeiten van het aardse bestaan, op de eilanden der zaligen zich in een aan de goden gelijke situatie bevinden. Rijken gelden eveneens als gelukzalig, terwijl in de filosofie het woord betrokken wordt op het innerlijk geluk. In het bijbels spraakgebruik worden de woorden op enkele uitzonderingen na (Hand. 26:2; 1 Kor. 7:40; Gal. 4:15) op mensen in hun relatie tot God betrokken.

Betekenis in context

Oude Testament

Het geluk van het leven met God

De zegenspreuken in Deuteronomium 33 worden afgesloten met de woorden ‘Welzalig zijt gij, Israël; wie is aan u gelijk?’ (33:29). Het is immers het door de Here verkoren en gezegende volk (Deut. 7:6-7) en daarom met geen ander volk te vergelijken. In de geschiedenis heeft de Here laten zien dat er geen God is als Hij, doordat Hij Zich als een ongeëvenaarde Verlosser en Helper heeft betoond en in de strijd met Israëls vijanden zijn volk beschermd heeft. Daarom heeft dit volk toekomst en kan het op de grens van woestijn en beloofde land nu al gelukkig geprezen worden.

Het heil dat Israël ten deel valt, is het geluk van het goede leven voor Gods aangezicht. Dat bestaat niet alleen in het geheim van de schuldvergeving (Ps. 32:1, 2), maar ook in materiële zaken als kinderzegen (Ps. 127; 128), volle voorraadschuren, een rijke veestapel, vrede en rust (Ps. 144). Dat betekent geen vlak ‘mooi-weer-geloof’. De grond van dit geluk ligt in het feit dat het volk Gods eigendom is (Ps. 144:15). Zo wordt in Psalm 146:5 gezegd: ‘Welzalig hij, die de God van Jakob tot zijn hulp heeft’. Zijn scheppend werk en de trouw van zijn verbond staan er garant voor dat Hij de Helper bij uitnemendheid is (zie ook Ps. 2:12; 84:5, 6, 13).

Het geluk van een leven naar Gods geboden

In het Oude Testament worden de zaligsprekingen ook verbonden met een leven naar Gods wetten. Typerend is de inzet van het psalmboek, Psalm 1: tegenover de wettelozen, de spotters, de mensen die zich aan God en zijn geboden niets gelegen laten liggen, staat de mens die dag en nacht Gods wet overpeinst. Hij is gelukkig te prijzen, want zijn leven draagt vrucht, terwijl daarentegen de godde-lozen vergaan als kaf. De rechtvaardige die leeft uit Gods verbond, kan van geluk spreken omdat de Here zijn weg kent, dat wil zeggen: hem draagt in zijn liefde (zie ook Ps. 119:1-2). Ook in het boek Spreuken komen we deze verbinding vaak tegen. Tegenover de dwaasheid van een leven los van God staat de wijsheid van een leven volgens Gods goede geboden in eerbied en liefde jegens Hem. Het is het leven in ‘de vreze des Heren’. Een mens die ingaat op de roepstem van de Wijsheid is te feliciteren, want zo’n mens vindt daarin het leven en mag zich verheugen in Gods gunst (Spr. 8:34-36).

Het geluk van een leven in de hoop

In Jesaja 30:18 wordt het ‘welzalig’ verbonden met het perspectief op de toekomst. Jeruzalem en Juda verkeren in nood. Wie Gods beloften in de wind slaan en op mensen met hun loze woorden vertrouwen, zullen ervaren dat de muur waarachter zij zich bergen het begeeft. Hen zal Gods oordeel niet ontgaan (30:12-14). Maar zij die de Here verwachten, de God van recht, zijn zalig, vol van geluk, omdat de Here hun zijn barmhartigheid niet onthouden zal.

Nieuwe Testament

De zaligsprekingen

De zogenaamde Bergrede begint met de zaligsprekingen, waarin Jezus de proclamatie van de op handen zijnde heerschappij van God doet uitgaan (Mat. 5:1-12). In deze proclamatie wordt het heil toegezegd aan zijn volk. Dat zijn de armen van geest, de treurenden, enzovoort: niet de geslaagden en de mensen die het gemaakt hebben, maar zij die in de wereld aan de donkere kant van het leven zitten – ook in sociaal en maatschappelijk opzicht – en die in hun ellende uitzien naar de Koning en zijn Rijk van vrede en gerechtigheid. Dat stempelt hun leven: zij zijn barmhartig, rein van hart, vredestichters. Het zijn de armen en oot-moedigen van wie in de psalmen en bij de profeten sprake is (vgl. Ps. 72; Sef. 3:12).

Waarom worden zij gefeliciteerd? Niet vanwege hun ellende of hun morele gedrag, maar omdat zij zullen delen in de zegen van Gods heerschappij. Jezus opent in zijn woorden voor hen een toekomst van heil en vrede. Toch is het meer dan toekomstmuziek. De grote toekomst is in Jezus’ komst en werk aangebroken (vgl. Mat. 13:16; Luc. 10:23; 17:20). In Lucas 6:20-26 wordt de tegenstelling tussen de omgekeerde wereld van Gods Koninkrijk en de wereld zoals zij reilt en zeilt nog versterkt, doordat op de woorden die het geluk van Gods nieuwe volk uitzeggen, het ‘wee u’ klinkt over de rijken en de verzadigden. In het licht van dit Koninkrijk vindt ook een herwaardering van waarden plaats (Hand. 20:35).

Met het oog op de toekomst

De verbinding met de verwachting van de komst van Christus in heerlijkheid vinden we met zoveel woorden in Lucas 12:37 (zie ook Mat. 24:46; Joh. 20:29; Jak. 1:12; 5:11). Waken en de wacht betrekken bij Gods beloften te midden van de oordelen en de rampen (Luc. 21:5-38) is geen uitzichtloos bestaan. Dienaren van de Heer zijn daarin juist gelukkig te prijzen, ondanks het lijden dat hen treft (zie ook 1 Petr. 3:14; 4:14).

Dit paradoxale karakter van de zaligspreking vinden we ook in het boek Openbaring, waar zeven keer een zaligspreking wordt uitgesproken (1:3; 14:13; 16:15; 19:9; 20:6; 22:7, 14 – daartegenover een veertienvoudig ‘wee u’). Te midden van verdrukking en strijd – terwijl het geweld van de anti-macht zich verhevigt -wordt gelukkig geprezen hij, die de aan Johannes bekendgemaakte openbaring bewaart (1:3; 22:7). Ook al is er de dreiging van het martelaarschap, de verbondenheid met Christus en het zicht op de volle gemeenschap met Hem geeft perspectief in leven en sterven (14:13 en19:9).

God, de bron van heil en geluk

Op enkele plaatsen wordt het ‘zalig’ verbonden met God (1 Tim. 1:11; 6:15). Paulus onderstreept met deze aanduiding de unieke betekenis van het evangelie, waarvan de verkondiging hem is toevertrouwd. In de Griekse wereld komen we meermalen deze kwalificatie van de godheid tegen. Maar anders dan in het Griekse denken is bij Paulus deze zaligheid de bron van heil en geluk voor de gelovigen. Het is immers de God en Vader van Jezus Christus van wie dit gezegd wordt. Daarom wordt in Titus 2:13 het te verwachten heil omschreven als de ‘zalige hoop’, dat wil zeggen: het heil dat hun ten deel valt bij de verschijning van de glorie van Jezus Christus, de grote God en Heiland.

Kern

De gemeente van Jezus Christus mag in de diepste zin van het woord van geluk spreken. Het is de vraag of een veelgebruikt woord als ‘geluk’ de gevoelswaarde dekt van woorden als ‘zalig’ en ‘zaligheid’. Toch is het, vanwege de archaïsche klank van deze woorden en het feit dat ze in ons levensklimaat van hun zin zijn ontdaan, noodzakelijk om in prediking en pastoraat naar een goed equivalent te zoeken. Het komt er dan wel op aan de inhoud van het ‘gelukkig de mens die…’ af te grenzen ten opzichte van allerlei subjectieve geluks-gevoelens of een ethiek die het geluk of het genot als doel heeft. De bron van het geluk ligt in de Here en de openbaring van zijn heil. Het ‘tegoed van het Oude Testament’ (Mis-kotte) is een reden om het aards-concrete van het geluk te onderstrepen om zo het verwijt van een kijk op het leven, die alleen maar weet van een gelukkig hiernamaals, te ontzenuwen. Voor wie Gods tekens verstaat is ‘het aardse leven goed omdat de hemel mij begroet’ (LvK Gez. 479). Maar juist het woord ‘teken’ maakt duidelijk dat het heil van God een vaak paradoxaal karakter draagt, soms haaks staat op de harde realiteit van het leven en doet uitzien naar een nieuwe hemel en een nieuwe aarde.

Verwijzing

Zie voor verwante en/of aanvullend te bestuderen woorden: geloof, vrezen, wet, evangelie, Koninkrijk van God, heil.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken