Menu

Basis

De roeping van Mozes

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Alternatief bij 1e zondag van de Veertigdagentijd (Exodus 3:1-18)

Op je tachtigste een nieuwe carrière beginnen, dat gebeurt zelden. Soms is er een politicus die toch nog één keer probeert die belangrijke positie te krijgen. Maar voor de meesten is het dan mooi geweest. Mozes daarentegen begint juist op z’n tachtigste met een heel nieuwe uitdaging. Hij was herder en wordt voorganger. Maar van harte gaat dat niet.


Mozes’ leven kun je in drie fases opdelen. De eerste is die waarin hij geboren wordt en uiteindelijk opgroeit aan het Egyptische hof. Met zijn Hebreeuwse roots krijgt hij juist een Egyptische opvoeding. Na zijn veertigste verandert zijn leven drastisch. In de midlife doet zich een crisis voor die alles te maken heeft met zijn identiteit: als Egyptische prins komt hij op voor het belang van een Hebreeuwse slaaf. Mozes’ identiteit verandert: van Egyptenaar wordt hij weer meer Hebreeër. Zo kan hij natuurlijk niet aan het hof blijven leven, en dus brengt hij de volgende veertig jaar in de woestijn door, uiteindelijk als herder van de kudde van zijn schoonvader Jetro. De derde periode van veertig jaar in Mozes’ leven begint in Exodus 3.

Herder

Mozes komt met zijn schapen bij de berg Horeb. De locatie van deze berg is niet exact bekend, maar meestal wordt de Djebel Moesa bij het Sint Catharinaklooster aangewezen als de Horeb. De berg zal vanaf dit moment een centrale rol spelen als ontmoetingsplek, want later krijgt het volk Israël hier van God de Tien Woorden en ontmoet Elia God er (1 Koningen 19:8-18). Mozes arriveert als herder bij deze berg, en dat herderschap zet de toon voor het leiderschap dat hij vanaf dat moment draagt. Mozes is een dienstbaar leider. Ook andere belangrijke bijbelse leiders zoals David en Jezus worden vanuit het beeld van de herder geschetst.

Vuur en heilige grond

De ontmoeting tussen Mozes en de Heer vindt plaats rond een struik die niet verbrandt. Met dit beeld wordt vooral de impact van de ontmoeting aangegeven. Je kunt de struik zien als een beeld voor het vuur, elan, dat Mozes vanaf dit moment aanspoort om zijn taak te vervullen. In de joodse uitlegtraditie wordt gesuggereerd dat de prikkende doornen van de struik herinneren aan de pijnlijke slavernij van het volk Israël. Het volk wordt wel bedreigd door het vuur, maar niet vernietigd, zoals het vuur de struik ook niet verteert. Mozes staat op heilige grond en moet daarom zijn ‘sandalen’ (Hebr.: na‘alim) uitdoen (3:5). Met bijna dezelfde woorden wordt van Jozua gevraagd om bij het naderen van Jericho en zijn ontmoeting daar met de Heer, zijn ‘sandaal’ uit te doen (Jozua 5:15). In plaats van het meervoud uit Exodus staat daar het enkelvoud, verder is de formulering gelijk. Is dat omdat Jozua altijd in de schaduw van Mozes staat?

Mozes’ vijf bezwaren

Op de heilige grond klinkt in Exodus 3:6 voor het eerst de omschrijving wie de Heer is. De Heer geeft met deze naam aan dat Hij een geschiedenis heeft met het volk Israël, en een God is die generaties lang meegaat. Dit herhaalt Hij in 3:15-16. De Heer geeft legitimatie voor zijn en Mozes’ handelen, vanuit het verleden, om zo vertrouwen te wekken voor de stappen in de toekomst die vanuit de slavernij naar de vrijheid zullen leiden. Het is deze legitimatie die Mozes ook als argument zal moeten gebruiken om het volk te overtuigen van zijn opdracht. Voor Mozes is het echter niet meteen overtuigend en is er eerst meer bevestiging nodig. Hij geeft vijfmaal een bezwaar. Het eerste bezwaar gaat over wie hij zelf is (3:11). Het tweede bezwaar gaat over wie de Heer is. De overige drie bezwaren staan in 4:1, 4:10 en 4:13. De Heer moet zijn bezwaren wegnemen, en uiteindelijk aanvaardt Mozes de taak pas volledig na zijn besnijdenis (4:24-26). Een teken in het heden voor het leven in de toekomst. Mozes begint dus niet zonder tegengas aan zijn nieuwe carrière.

Opdracht

Wat moet Mozes nu eigenlijk gaan doen? Dat staat kernachtig in 3:10: ‘Jij moet mijn volk, de Israëlieten, uit Egypte wegleiden.’ Het bezittelijk voornaamwoord is hier belangrijk. Mozes krijgt de taak om het volk van God uit te leiden. In Exodus 32 ontstaat een discussie tussen Mozes en de Heer, omdat precies dat daar door God wordt omgedraaid. Nadat het gouden kalf is gemaakt, is de woede van de Heer zo groot dat Hij Mozes het uitleiden van het volk in de schoenen schuift: ‘jouw volk, dat jij uit Egypte hebt geleid’ (32:7). In de discussie die volgt verdedigt Mozes het volk, en benoemt het integendeel als Gods volk dat Hij uit Egypte heeft geleid (32:11). Vanuit die opdracht werkt Mozes, en de volgende hoofdstukken gaan over het realiseren van die lastige en ingewikkelde taak. Nog een belangrijk gegeven: de verteller van het verhaal heeft Mozes wel geschetst als een kind van de Hebreeën (2:1-6), maar in zijn biografische verhaal is verder niet aan de orde gekomen dat hij Israëliet is. Mozes spreekt in 3:11 dan ook nog niet over ‘mijn volk’, maar houdt zich aan de omschrijving Israëlieten’. Zonder toe te geven dat hij daar dus zelf deel van uitmaakt. Dat moet nog komen, en krijgt pas goed zijn beslag met de besnijdenis in 4:24-26. Na het uiten van de eerste twee bezwaren wordt de opdracht uitgewerkt in 3:15-18. De eerste stap is het aanspreken van de oudsten en daarna het volk. Dan volgt Farao. Zo wordt toegewerkt naar de realisatie van Gods belofte om in verleden, heden en toekomst er te zijn voor zijn volk.

Deze exegese is opgesteld door Marieke den Braber.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken