Menu

Basis

Lain lihat lain – zorgzaam naar elkaar omkijken

In de context van zorgzaam met elkaar omgaan wil ik u, in grote stappen, meenemen op een reis die de Molukse gemeenschap in Nederland de afgelopen zeventig jaar heeft afgelegd. Een reis waarin een gemeenschap dacht dat haar verblijf hooguit zes maanden zou duren. Een reis die in 1951 begon met de overtocht van ex-KNIL-militairen en hun gezinnen, samen 12.500 in getal.

Als je samen met een Molukse oudere terug kijkt op zijn of haar leven, dan vraag je je af waar deze oudere de kracht vandaan haalde om met zoveel wendingen in het leven om te gaan.

Twee, met pech drie oorlogen op rij in het voormalig Nederlands-Indië, daarna geen terugkeer naar het familiehuis op de Molukken of de mogelijkheid om de draad van het leven elders in Indonesië op te pakken. In plaats daarvan een overtocht per vrachtschip naar Nederland die een maand duurde. Bij aankomst ontslag uit militaire dienst, huisvesting in voormalige concentratiekampen – terwijl de oorlogservaringen nog vol in het hoofd zitten. Geen werk, een onzekere toekomst en zeker niet overal een gastvrije ontvangst. De nare ervaringen hebben vele Molukkers vroeg oud gemaakt.

Hoe sterk is de gemeenschapszin?

Wat een verademing moet het voor de Molukkers, destijds Ambonezen genoemd, geweest zijn dat er verschillende organisatievormen ontstonden waar zij zich in thuis konden voelen. Molukse verwantschapsorganisaties, gerelateerd aan het dorp van herkomst op de Molukken.

En ook kerkelijke organisaties als de Geredja Indjili Maluku, de GIM, die dit jaar stilstaat bij haar zeventigjarig bestaan. Een landelijke organisatie die diep geworteld is binnen de Molukse gemeenschap. Al snel kwamen daar aan de GIM gelieerde organisaties bij voor vrouwen (PIKIM), jongeren (PPKM) en zondagschool (MAGIM). De GIM en haar organisaties waren in bijna iedere Molukse wijk actief.

En dat was maar goed ook, want de jaren zeventig en tachtig waren pittig. Niet alleen vanwege de gewelddadige acties, ook de veel voorkomende drugsverslaving en grote werkloosheid onder de jeugd zorgden voor onrust binnen de Molukse gemeenschap. Blijven omkijken naar elkaar werd een uitdaging. Zoveel gezinnen hadden het moeilijk, moesten rondkomen met een klein inkomen, waren klein behuisd en hadden te maken met een opeenstapeling van problemen die hen kwetsbaar maakte. Hoe sterk is dan de gemeenschapszin? Wie is dan nog in staat om te kijken naar de ander?

Onderlinge afstemming

Intussen nam het aantal ouderen toe. Er waren weinig ouderen onder de passagiers aan boord van de schepen die in 1951 in Rotterdam en Amsterdam aanmeerden. De meeste militairen waren rond de 25 jaar oud en kwamen als vrijgezel of met gezin.

Ouders woonden bij de kinderen in, of andersom. Uit de passagierslijsten blijkt dat er bij aankomst in Nederland 205 personen ouder waren dan 50 jaar.

‘Samen-redzaamheid’ met als basis liefde, respect en loyaliteit

Zorg en welzijn had binnen de Molukse gemeenschap altijd vanzelfsprekend geleken. Ondersteuning vanuit de kerkelijke organisaties als de GIM evenzo. In het boek Een wonderbaarlijke spijziging (1989), geschreven naar aanleiding van het 35-jarig bestaan van de GIM, staat dat er, ondanks de opkomst van professionele welzijnsondersteuning, nog steeds sprake bleef van ‘traditionele Molukse zorg’. De Molukse gemeenschap was alleen goed bereikbaar en aanspreekbaar via het netwerk van Molukse maatschappelijke en religieuze belangenorganisaties.

Vandaag de dag is de GIM nog steeds een levende organisatie en speelt het samen met andere religieuze en maatschappelijke organisaties, van Molukse en andere signatuur, een belangrijke rol in de Molukse gemeenschap. Maar met het verdwijnen van de eerste generatie verdwijnen ook vanzelfsprekende ondersteuningsstructuren. Ze zijn er nog wel, maar vragen om meer onderlinge afstemming en organisatie.

Niet alleen

Sinds 1996 houdt de Landelijke Stichting Molukse Ouderen, de LSMO, zich bezig met zorg en welzijn ten behoeve van Molukse ouderen. In verschillende plaatsen is hierbij goede samenwerking met de GIM en andere Molukse organisaties. Een goed voorbeeld van kennisuitwisseling was een studieweekend in 2010 met de titel ‘Diaconaal werk en ouderenzorg’. De centrale vraag was hoe we elkaar zouden kunnen versterken. Zodanig dat de ouderen (en hun familie) die zich in een kwetsbare positie bevinden, snel ondersteuning kunnen krijgen, vooral als er geen kinderen in de buurt wonen.

Er zijn verschillende bijeenkomsten georganiseerd over zorg en welzijn van Molukse ouderen. ‘Zorgen voor een ander hoef je niet alleen te doen’, was eens de openingszin van een GIM-predikant, ‘en daarom zitten we nu bij elkaar.’ De aanwezigen gingen gedreven met elkaar in gesprek over hun wensen wanneer meer zorg nodig zou zijn. Iedereen voelde zich gesteund en niet alleen.

Corona heeft onze activiteiten stilgezet, maar de wens om samen zorgzaam naar elkaar om te kijken, blijft. Niet een afwachtende ‘lain lihat lain’, maar een ‘lain lihat lain’ met als basis liefde, respect en loyaliteit voor elkaar. De ‘samen-redzaamheid’ die de Molukse gemeenschap als erfgoed van de eerste generatie heeft meegekregen, versterkt deze basis nog eens.

Jeanny Vreeswijk-Manusiwa is programmadirecteur van de Landelijke Stichting Molukse Ouderen (LSMO).

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken