Menu

Premium

Ploeg of ploegschaar

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

ploeger, ossenstok, voor, rund (koe, os)

Hoe schitterend is het gezicht, wanner de boer met zijn ploeg de akker bewerkt. Voor na voor wordt omgelegd. Oud land verdwijnt, nieuw land verschijnt. Deel voor deel komt het onderste boven en verdwijnt het bovenste in de aarde. De donkere aarde wacht om ingezaaid te worden in de hoop op de oogst straks. Vandaag gebeurt dat met tractoren, een zo geheel andere techniek dan in de eerste helft van deze eeuw toen de ploeg door paarden werd getrokken. Eveneens is het minder inspannend dan in de dagen van weleer toen de boer èn het trekdier moest leiden èn de ploeg in bedwang moest houden.

In de bijbelse tijd vergde het ploegen veel inspanning en oplettendheid. Op enkele plaatsen dient de ploegende boer als beeld voor een aspect van gelovig leven.

Grondtekst

De gemeenschappelijke basis van de Hebreeuwse woorden met de stam ch-r-sjzou volgens sommigen het werkwoord ‘snijden’ zijn (vgl. Jes. 28:24). Het Hebreeuwse werkwoord charasj betekent onder andere ‘ploegen’, het snijden van de grond (Deut. 22:10; Richt. 14:18; 1 Sam. 8:12; 1 Kon. 19:19; Hos. 10:11,13; Am. 6:12; Ps. 129:3; Spr. 20:4; Job 1:24); in de nifal, ‘geploegd worden’, verschijnt het in Jeremia 26:18 en Micha 3:12. Het participium van cha-rasj duidt de ‘ploeger’ aan (Jes. 28:24; Am. 9:13; Ps. 129:3), vaak een boer of boerenknecht. Het ploegen zelf of de tijd van het ploegen heet cha-riesj (Gen. 45:6; Ex. 34:21; 1 Sam. 8:12), de plaats waar de ploeg gekeerd wordt ma’anah (Ps. 129:3) en met macharesjah wordt de ‘ploegschaar’ aangegeven (1 Sam. 13:20-21). Een ander woord voor ploegschaar (of hak/houweel) is ‘et (1 Sam. 13:20-21; Jes. 2:4 = Mi. 4:3; Joël 4:10[3:10]), in de Septuaginta steeds met arotron weergegeven.

In het Nieuwe Testament verschijnt arotron, ‘ploeg(schaar)’ alleen in Lucas 9:62 (vgl. Josefus, Joodse Geschiedenis II,84). Het werkwoord aro-triaoo, ‘ploegen’, treffen we aan in Lucas 17:7 en 1 Korintiërs 9:10 (vgl. Josefus, Joodse Oorlog II, 113).

Letterlijk en concreet

a.De bijbelse ploeg draagt eenvoud als kenmerk. Hij werd gemaakt van hout, bestaande uit een boom en staart. De staart liep van onderen uit in een verbrede punt en was met ijzer beslagen, zoals 1 Samuël 13:21 veronderstelt. De smid was verantwoordelijk voor het vervaardigen van dat ijzeren gedeelte (1 Sam. 13:19-22).De ploeg wordt getrokken door ossen of door ezels (Jes. 30:24; Am. 6:12; Job 1:14; Josefus, Joodse Geschiedenis II,84). De boer droeg in zijn hand een stok waarmee hij de grond van de ploegschaar kon schrappen en zonodig het trekdier een por kon geven. Op grond hiervan is het aannemelijk dat de richter Samgar aan het ploegen was toen de Filistijnen op hem afkwamen (Richt. 3:3). Dat verhaal van Samgar zit vol met symboliek: de ene stok staat voor alle middelen die hem ter beschikking staan; de ene (Israël) staat tegenover de velen (Filistijnen); zeshonderd is het getal van bijna het complete, bijna en daarom overwinnelijk; de Filistijnen zijn meer dan een volk, zij vertegenwoordigen een mentaliteit van onmenselijkheid. Dit verhaal overstijgt dus de letterlijkheid. Elisa wordt van achter zijn ploeg weggeroepen door Elia om de profetenmantel van hem over te nemen (1 Kon. 19:19), kennelijk was hij boer of werkzaam bij een landeigenaar. De grotere landeigenaren beschikten over personeel om hun land te bewerken en te onderhouden. Daartoe behoorde ook het ploegen van de akker na de oogst (1 Sam. 8:12; Luc. 17:7).

b.Het is volgens de Tora verboden om te ploegen met een rund en ezel voor dezelfde ploeg (Deut. 22:10). Lastdieren en trekdieren hebben elk hun eigenheid; die twee eigenheden passen niet voor dezelfde ploeg. Hun omvang, kracht en tempo zijn te verschillend. Verstoren van de eigenheid van dieren kan tot dierenmishandeling leiden.

c.Ploegen, zaaien en oogsten hangen met elkaar samen (Am. 9:13). Wie in de herfst niet ploegt, zal in de zomer niet oogsten; de luiaard zij gewaarschuwd (Spr. 20:4). De sabbat zal men altijd houden, ook in de ploeg- en oogsttijd; drukte mag niet leiden tot werken op de rustdag (Ex. 34:21).

Beeldspraak en symboliek

a.De psalmist schreeuwt het bijna uit: ploegers ploegden op mijn rug, zij trokken hun voren lang (129:3). De ploeger en zijn activiteit verschijnen hier als metaforen voor de agressieve onderdrukker die het slachtoffer – de dichter of Israël – geweld aandoet. De voren verbeelden de wonden die zijn toegebracht. We hebben hier te maken met een aansprekend beeld dat treffend de benarde situatie van de onderdrukte laat zien. Josefus vermeldt een droom van de vorst Archelaüs, waarin het ploegen van de akker staat voor de revolutionaire omwentelingen (Joodse Oorlog II,113). Simson gebruikt het ploegend kalf als metafoor van zijn lief; zijn tegenstanders zijn opgetreden als ‘boeren’ die met Simons ‘ploeg’ hebben gewerkt (Richt. 14:18). Hij beticht ze ervan dat zij de oplossing van het raadsel niet zelf hebben bedacht; ze hebben het antwoord aan Simsons vrouw ontfutseld. Hieruit is ons spreekwoord ‘Met een andermans kalf ploegen’ voortgekomen.

b.Het ploegen van onrecht is beeldspraak voor het doen van slechte daden. Wat de mens ploegt, en zaait, zal hij oogsten. Degene die onrecht in de akker, de wereld, brengt, zal de wrange vrucht daarvan ooit proeven. Elifaz spreekt met dit beeld tot Job (4:8). Hoewel Elifaz niet rechtstreeks zegt dat de rampen die Job treffen voortkomen uit Jobs zonden, suggereert hij dat wel door te verwijzen naar het gegeven dat goddelo-zen gestraft worden door hun eigen slechtheid. In een profetie noemt Hosea Efraïm een afgerichte jonge koe. Zie ook Amos, die de rijke vrouwen in zijn dagen als ‘koeien van Basan’ typeert. Deze metafoor verwijst in Hosea naar het Israël van weleer, toen het volk leefde naar Gods wil. En nu kondigt de profeet aan dat God het rund Efraïm gaat inspannen; ook Israël en Jakob worden erbij betrokken, de eerste zal ploegen, de tweede eggen (Hos. 10:11; vgl. 4:16). Deze beeldspraak verwijst naar het leven volgens de Tora: zij moeten in gerechtigheid zaaien, in liefde oogsten en het nieuwe land ontginnen. Vers 13 onthult dat Israël het tegenovergestelde heeft gedaan: goddeloosheid geploegd, misdaad geoogst en leugen gegeten.

c.In het boek Jezus Sirach staat het ploegen inde context van de wijsheid. De wijsheidsleraar zegt: zoals iemand die ploegt en zaait, moet je de wijsheid benaderen (6:19). Dat wil zeggen, de ploeger en zaaier moeten geduld hebben; de inspanning van hun arbeid zal beloond worden bij de oogst. Hetzelfde gebeurt, wanneer iemand leeft uit en met wijsheid. Eens zal de vrucht van de wijsheid ontspruiten. Op een ander moment vraagt de leraar hoe iemand die wegens zware arbeid geen gelegenheid heeft om de Tora te bestuderen, wijs kan worden (38:25-26). Hoe wordt iemand wijs die zijn land ploegt en de ossen in bedwang houdt en met hart en ziel voren blijft trekken? Wel, de wijsheid is al aanwezig bij de ploeger, de smid, de pottenbakker.; hun werk ontstaat immers uit wijsheid en hun werk is daarom teken van wijsheid.

d.In het indrukwekkende visioen over de toekomstige doorbraak van vrede, schetsen de profeten de nieuwe situatie: ‘Dan zullen zij hun zwaarden tot ploegscharen omsmeden en hun speren tot messen; geen volk zal tegen een ander volk het zwaard opheffen, en zij zullen de oorlog niet meer leren’ (Jes. 2:4; Mi. 4:3). Aan het omsmeden van wapentuig gaat de overgave van de volkeren aan de Heer vooraf; alle ogen zijn vanaf nu op Hem gericht. Nooit meer oorlog – een onuitroeibaar visioen!

De profeet Joël spreekt eveneens van omsmeden, alleen net andersom. In een oordeelsaankondiging roept hij de volken op de strijd aan te gaan en de ‘ploegscharen tot zwaarden.’ om te smeden (4:10[3:10]). Met andere woorden: de volkeren worden opgeroepen op te staan en de strijd aan te gaan. Op het oorlogspad zullen zij de Eeuwige vinden; Hij zal definitief hun kracht en onrecht breken. Dat de volkeren hun landbouwwerktuigen moeten omsmeden tot wapenen toont aan dat hun middelen onvoldoende zijn om aan het oordeel te ontkomen.

Nog een ander toekomstbeeld schetst Amos. De rest van Israël, die trouw gebleven is, zal een rijke zegen ervaren. Om die zegen te duiden, verbindt Amos de ploeger, zaaier en maaier met elkaar. Dat zij in één adem worden genoemd duidt op de snelle oogst (de een is nog niet klaar met zijn werk of de andere komt al te voorschijn) of de overvloedige oogst (terwijl de een nog met het maaien bezig is, neemt de ander de ploeg al ter hand.).

e.Op twee plaatsen in het Nieuwe Testament dient het ploegen van de akker als beeld voor de volgelingen van Jezus. In een scherpe toespraak over navolging bezigt Jezus de ploegende boer als beeld van degenen die de weg van het Koninkrijk gaan (Luc. 9:62). Kern van dit beeld is de vakbekwaamheid van de ploeger. Het ploegen was in de Oudheid niet zo simpel. De ploeger moest de trekdieren, os of ezel, leiden en tegelijkertijd de ploeg goed vasthouden. Het belangrijkste was daarbij dat hij zich op de voren voor hem richt; achteromkijken is funest, doe je dat dan krijg je scheve voren en heb je de beesten onvoldoende in bedwang. Zo is het ook met het Koninkrijk van God. Wie daar deel van uitmaakt, moet vooruitzien, zich niet laten afleiden. Wie vooruitziet, is geschikt voor de weg van het Koninkrijk. Niet omzien, want dat leidt tot oponthoud en verstarring van de nieuwe beweging (vgl. Gen. 9:17,26; Misjna, Abot 3:7). Ook de apostel Paulus grijpt naar het beeld van de ploegende boer. Hij vergelijkt de brengers van het evangelie, tot wie hijzelf behoort, met ploegers en dorsers. Zoals de ploeger en dorser hopen op een deel van de oogst, zo mogen de evangelieverkondigers rekenen op enig onderhoud (1 Kor. 9:9-11).

Praxis

a.Liederen:

Liedboek: Psalm 129; Gezang 23 (= Liturgie: 463); 287; 489 (= Gezangen: 838; Liturgie: 433; Zolang: 44); Eerste: 11; Eva II: 33; Evangelie II: 25; Geroepen: 37; Gezegend: 83; 193; 205; MAW: 8; 32; Zingend V: 76; Zleven: 12.

b.Poëzie:

Ida Gerhardt, Verzamelde gedichten, Amsterdam 1980, blz. 79: ‘Tolstoi ploegende’; 276: ‘Staking’. Huub Oosterhuis, Levende die mij ziet, Kampen/Tielt, blz. 145: ‘Aan de toekomst’. A. Roland Holst, Poëzie I, Amsterdam 1981, blz. 229: ‘De ploeger’ (=In ballingschap, blz. 40). Jan Willem Schulte Nordholt, Verzamelde gedichten, Baarn 19962, blz. 49: ‘De ploeger’; 134: ‘Evangelist’.

c.Verwerking:

Zo vaak hebben mensen verwezen naar en gebruik gemaakt van het grootse visioen van Jesaja en Micha dat de zwaarden tot ploegscharen zullen worden omgesmeed. Individuen en bewegingen hebben er inspiratie en hoop aan ontleend. Het is ten diepste de droom van elk weldenkend mensenkind. Bij dit gegeven kunnen we inzetten, bijvoorbeeld door te vragen wat deze droom voor ons persoonlijk betekent, maar ook wat we hiermee kunnen doen in maatschappij en politiek. De thema’s die bij het woord ploeg opkomen, zijn onder meer: hoop, arbeid, nieuw begin, vrede, oordeel en zegen.

Verwijzing

De ploeg heeft een relatie met de woorden ‘oorlog‘ (wapentuig) en ‘zwaard‘. Maar ook lopen er lijnen naar ‘zaad‘ en ‘oogst‘, aangezien ploegen de eerste stap is in het proces dat uitloopt op de oogst.

Wellicht ook interessant

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

‘Ik ben de wijnstok, jullie zijn de ranken’

Het vijfde boek van Mozes spreekt in hoofdstuk 4 dankbare verbazing uit over Gods verbondenheid met zijn volk in Mozes. In de hele geschiedenis van God met de mensheid kwam zo’n unieke verbondenheid niet voor (Deuteronomium 4:32-33). De beproevingen logen er niet om, maar ook Gods wonderdaden niet (4:34). Jullie boffen dat jullie dit te zien gekregen hebben (4:35) en je hebt zijn woorden ook nog mogen horen (4:36). God zelf heeft jullie bevrijd (4:37). Onderhoud dan zijn geboden, dan is deze band niet kapot te krijgen en zal het jullie goed gaan (4:40).

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

Brood genoeg voor iedereen

In het Evangelie van Johannes heeft Pasen een belangrijke plek. ‘De inzichten van na Pasen zijn leidinggevend in dit Evangelie en hebben hun stempel gedrukt op het verhaal van Jezus vóór Pasen,’ schrijft professor Martin de Boer. Je moet dus niet alleen de gebeurtenissen rond Pasen, maar ook de rest van het Evangelie lezen in dat licht. Het teken van het brood in Johannes 6 kan dan ook gelezen worden als een opmaat naar Pasen. En zo is er in de uitleg ook een verbinding te maken naar het eten van het Pesachmaal in Jozua 5.

Nieuwe boeken