Menu

Premium

Preek afscheid scriba van de Synode van de Protestantse Kerk in Nederland

These fragments I have shored against my ruins (T.S. Eliot)
Als opschrift boven deze preek, maar ook boven de Schriftlezing (Joh. 1:1-18) en de liederen heb ik een citaat van de Engelse dichter T.S. Eliot geplaatst: These fragments I have shored against my ruins (met deze fragmenten heb ik mijn ruïnes gestut). Dat opschrift komt uit The Waste Land. Het cultgedicht van T.S. Eliot van na de 1e Wereld Oorlog drukte het levensgevoel van een hele generatie uit. Waste Land. Braakland. Woestenij. Het is een portret van de mens, die onbeschermd in de tijd staat en zich niet meer geborgen weet in een levende traditie, laat staan in een levend geloof. ‘Steen, geen water en een zanderige weg’. Het weet absoluut niet van een nieuwe lente, een nieuw geluid, want het begint met de zin: April is the cruellest month (April is de wreedste maand).  

De derde

Waar komt mijn hulp vandaan? Toch poppen er een paar fragmenten op in het gedicht die wijzen naar een uitkomst. Eén er van begint met de zin: 

Who is the third who walks always beside you?
When I count, there are only you and I together 
but when I look ahead up in the white road, 
there is always another one walking beside you. 

(Wie is de derde die steeds naast je loopt?
Als ik tel, zijn er enkel jij en ik tezamen.
Maar als ik vooruitkijk op de witte weg 
is er altijd een ander die naast je loopt)

Het is een verhulde verwijzing naar de Emmaüsgangers. Niet lang na het gedicht zal Eliot de derde herkennen. Het is Christus, de opgestane Heer. En ook het hart van Eliot is gaan branden. Eén van de onverwachte bekeerlingen in de 20e eeuw. Eén van die intellectuelen die tegen de stroom in zwemmend bij een bron is uitgekomen van levend water. 

Ik heb andere fragmenten uitgekozen dan Eliot. Ik voel me bevoorrecht en rijk dat er zoveel sterke fragmenten zijn, stukken van een universum, van een koninkrijk, van Gods koninkrijk; een universum dat in fragmenten tot ons komt. En hoe heb ik ernaar uitgekeken vandaag deze fragmenten met u te delen. Ja, voor mij zijn ze ook bedoeld to shore my ruins. Want van ruïnes weet ook ik. Acht jaar scribaat heeft me bij veel ruïnes gebracht. Ik zie een cultuur die veel verval kent. Een cultuur die arm, te arm is aan geestelijke bronnen. Ik zag kerken in verval, letterlijk of figuurlijk. En ik hoorde van pijn en verlies. Ik merkte soms het vacuüm, de sprakeloosheid. En last but not least, ik ken mijn eigen hart en weet van de ruïnes aldaar, van een melancholieke onderstroom waarin je kunt verdwijnen.  

​Christus-teksten

Daartegen waren er altijd fragmenten om in te zetten. Om mijn en onze ruïnes te stutten. Ja, inderdaad, het zijn allemaal Christus-teksten, dat zal voor allen die mij kennen niet bevreemden. Iemand noemde me na afloop van een preek een keer een Jezus-fan, dat was toen niet positief bedoeld, maar overgenomen als geuzennaam klinkt het niet gek. Ik doe het onbeschaamd en met toegenomen overtuiging. 

Het zijn allemaal Christus-teksten. Het is de tijd voor Christus. God alleen is te vaag. Dat stut niet. Bij de ruïnes van het leven past alleen een God die mens is geworden, die met ons sterft en met ons opstaat uit de dood. Hij is vaak taboe geworden tot diep in onze kerk, maar daardoor kan hij nu weer als nieuw tevoorschijn komen. Hij is misschien in de windsels van een kerkelijke subcultuur ingepakt maar als hij daar uitbreekt zal hij stralen als nooit tevoren. Hij is cultureel in de vergetelheid geraakt, maar als hij daaruit opstaat is het als stond Hij weer op uit het graf. 

Het geheime midden van mijn fragmenten is het et incarnatus est: ‘Het Woord is mens geworden’. En vlak daarop: ‘wij hebben zijn heerlijkheid gezien’. De doxa van God. Het is de kern van een tekst die stilte verspreidt. Mystieke stilte. In die stilte hoor je de muziek van de eeuwigheid, van boven de sterren. Muziek die een tere buiging krijgt en een verhaal vertelt van een wieg tot een kruis en van een kruis tot een vrede die alle verstand te boven gaat. In Hem hebben we de heerlijkheid van God gezien. De heerlijkheid. Ik heb de NBV-vertaling veranderd. Er stond grootheid. Dat moest veranderd worden. Een bijbel zonder het woord heerlijkheid is al te dof. Wij hebben zijn heerlijkheid gezien.

Ja, ik weet het, we zijn protestanten, en het geloof is uit het gehoor, maar waarom is het toch vaak zo kaal en bleek geworden. We weten van woorden, die we op elkaar stapelen, tot we suf gepreekt zijn en suf gediscussieerd. Wij hebben zijn heerlijkheid gezien. De schat boven alle schatten, zoals in de aria van Bach straks zal klinken. En nu breekt het verliefde hart uit in een lied. Dus toch weer taal, nou ja, het mogen ook woorden zijn, maar dan altijd in de buurt van de poëzie. Want er is niemand zo poëtisch als Jezus. 

Dauw in zijn haren, 
bloemen op het veld, 
fluitspel in de morgen, 
en als de avondzon daalt zitten we op het gras en deelt hij brood en vis, 
en als de eeuwen lengen deelt hij brood en wijn,
dat is mijn lichaam, dat is mijn bloed. 
En zegt hij: doe dat tot ik kom. Want ik zal komen. 
Maar zolang ik vertoef, achter de horizon van de tijd, ben ik bij je,
lichaam en bloed, leven en vergeving, en zo kun je verder. 

Vind je het dan gek dat er in de 17e eeuw iemand rondliep met in zijn binnenzak een tekst met daarop de woorden: Jezus Christus, tot drie maal toe, en dan: vreugde, vreugde, tranen van vreugde. Inderdaad, dat was Pascal, mijn poortje waardoor ik het christelijk geloof inwandelde. 

Wij hebben zijn heerlijkheid gezien, zo begint de evangelist Johannes. En hij eindigt zo ongeveer bij Maria van Magdalena, in de tuin. We hebben in het lied gehoord hoe dat ging. Alsof die C. Austin Miller erbij is geweest. And the melody, that he gave to me, within my heart was ringing. Wandelen in de tuin. Waar je dacht bij een graf te komen of hooguit bij een herinnering, is daar de werkelijkheid van de levende Heer, die je bij je naam noemt en dan kun je niet anders dan te zeggen: Mijn Meester. 

Die muziek mocht ik horen, met onderbrekingen, maar toch steeds weer, het was de stille kern van mijn werk, daarom heb ik het volgehouden, dat gaf mij de vreugde. Ook ik mocht lopen met de derde, en soms brandde mijn hart. Die derde, hij loopt met ons mee en daarom heb ik hoop voor de kerk, ook voor onze kerk. We hebben oogkleppen op, maar God is machtig om ze weg te nemen zodat we weer zien. 

Eenheid​

Over de kerk ga ik nu niet veel meer zeggen. Zoals iemand zei: nadat je een kerkhervorming hebt doorgevoerd, moet je voorlopig zwijgen. Nou ja, kerkhervorming, maar goed, ik zal voorlopig gaan zwijgen en begin daar dan nu maar mee. Onze kerk, zei ik. De Protestantse Kerk. De kerk die ik hem mogen dienen en liefhebben. Ach, we zijn wel een beetje grijs, maar er zit zoveel leven onder het as en zoveel geloof ligt te slapen om wakker gekust te worden. 

De Protestantse kerk. Ik hoop toch dat ze het einde van de eeuw niet haalt. Ik heb dit in mijn preek bij het tienjarige bestaan ook al willen zeggen, maar ik werd toch vriendelijk gevraagd die passage te schrappen. Om niemands feestje te bederven heb ik het maar gedaan. Maar nu, bij mijn afscheid, zeg ik het vrij en vrolijk. De kerk is van Christus en die is in Hem één. Als kerken, protestantse, rooms katholiek of anders katholiek, pentecostaal, migrant, we worden naar elkaar gedreven. Of liever: we komen samen in een magnetisch veld, Christus, de Heer van de kerk. We ontdekken het met elkaar wat het betekent om de heilige, algemene en christelijke kerk te zijn. En zo worden we geroepen om ernstig en vrolijk de eenheid in Christus te ontvangen. En vanuit die eenheid getuige te zijn van het leven dat ons wordt gegeven. 

Als kerk hebben we niets in handen. We zijn zo arm als een luis. We gaan niet pochen op onze relevantie. Maar we mogen wel drager zijn van het evangelie, goed nieuws, het enige echte goede nieuws. Het sterke verhaal, niet kapot te krijgen. Twintig eeuwen mogen eroverheen spoelen, het mag vergeven en vergeten in de goot liggen, maar het staat op, jong als nooit tevoren, als een vuur in het hart, als een bliksemflits van de hemel, als een openbaring voor laat moderne mensen. 

Wat een kostbare roeping om daar drager van te zijn, in woord en daad. Moge God ons, onze kerk, onze kerken daartoe gebruiken. Amen.  

Arjan Plaisier hield deze preek bij de afscheidsviering als scriba van de generale synode van de Protestantse Kerk.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken