Menu

Premium

Wraak, vergelding

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Geloofstaal & cultuurtaal

Een gemiddelde bijbellezer en kerkganger is vertrouwd met de begrippen ‘vergelding’ en ‘wraak’, want hij komt die geregeld in de Bijbel tegen. In de geloofstaal spelen ze een duidelijke rol. Ten eerste op het intermenselijke vlak: het verbod om jezelf te wreken en kwaad met kwaad te vergelden. Vervolgens in de wetenschap dat God niet werkeloos toeziet bij menselijke ongerechtigheid en kwaad, maar dat Hij dit kan vergelden. Dat God óók een God van de rechtvaardige wraak is, wordt uitgedrukt in noties als ‘verbondswraak’ (de schending van het verbond met God ligt onder de vloek van de straf) en ‘dag des oordeels’ (de jongste dag brengt vergelding voor wie het evangelie van Jezus verwierp). Tegelijk hebben veel mensen grote moeite met de idee van een God der wrake. Hoe is dit immers te rijmen met de grondlijn van het evangelie dat God liefde is? Nieuw is dit probleem niet: al in de tweede eeuw na Christus stelde Marcion de god van het Oude Testament als de god van wraak en vergelding tegenover de God van het Nieuwe Testament als de God van liefde.

In ons moderne spraakgebruik worden de woorden ‘wraak’ en ‘vergelding’ doorgaans negatief ingevuld. Wraak is iets eigenmachtigs, illegitiems en immoreels en wordt intuïtief verbonden met haat en wreedheid. Wraak staat per definitie haaks op het recht. Bij ‘wraak’ denken wij bijvoorbeeld aan Corsi-caanse misstanden rondom de bloedwraak, of dichter bij huis aan de eerwraak bij sommige allochtonen. Een Duits spreekwoord luidt ‘Wraak maakt een klein recht tot een groot onrecht’. Begrijpelijk dat in onze taal het begrip van de wraak sterk onze afkeur heeft, want staat het christelijk geloof hier niet haaks op? Toch groeit tegelijk ook het besef dat vergelding in positieve zin terdege waarde heeft, bijvoorbeeld in het strafrecht, of in de internationale politiek. Al met al betreft het hier een woordveld onder hoogspanning: juridisch, psychologisch, politiek en religieus.

Woorden

De Hebreeuwse term voor ‘wraak’ is naqam of neqama, in het Grieks ekdikèsis. God wordt ekdikos, ‘wreker’ genoemd (1 Tess. 4:6, vgl. Jer. 51:56). Het bijbelse begrip van de wraak bevat bij uitstek – in tegenstelling tot ons moderne spraakgebruik – de idee van recht en rechtsherstel. De wraak ligt in Gods handen, of in de handen van de door God gebruikte instrumenten zoals de rechtsgemeenschap, een richter of een koning. Slechts wanneer mensen die wraakactie naar zich toehalen en deze privé gaan uitoefenen, krijgt het woord ‘wraak’ een negatieve klank (wraakgierigheid, rancune), wat dan ook expliciet blijkt uit de tekst of in de context. In deze laatste betekenis wordt het woord ‘wraak’ in het Oude Testament echter nooit gebruikt voor het handelen van God. Het bredere woordveld voor ‘vergelden’ omvat in het Oude Testament bijvoorbeeld paqad, sjilleem, hesjiev, gamal; in het Nieuwe Testament (ant)apodidonai, misthapo-dosia. Vergelding kan ook in de positieve zin van beloning gebruikt worden (zie bijv. Ruth 2:12; Mat. 6:4, 6, 18; Hebr. 10:35).

Betekenis in context

Menselijke wraak, vergelding in het Oude en Nieuwe Testament

In het hart van de zogenaamde Heiligheids-wet (Lev. 17-26) wordt eigenmachtige wraak en vergelding duidelijk afgewezen: ‘Gij zult niet wraakzuchtig en haatdragend zijn tegenover de kinderen van uw volk, maar uw naaste liefhebben als uzelf: Ik ben Jahwe (19:18). Wraakzucht is het tegenovergestelde van liefde tot de naaste. Wie in wraakzucht zich tegenover de ander opstelt, matigt zich aan over die ander rechter te zijn. Een frequent thema is de veroordeling van het kwaad-metkwaad vergelden (Spr. 20:22; Rom. 12:17; 1 Tess. 5:15; 1 Petr. 3:9), en zeker het goed-met-kwaad vergelden (Ps. 35:12; 38:12). Het past de particuliere mens niet het recht in eigen hand te nemen, dit recht zou bij hem ook niet veilig zijn – dat is het wel bij God. ‘Wreekt uzelf niet, geliefden, maar laat plaats voor de toorn, want er staat geschreven: Mij komt de wraak toe, Ik zal het vergelden, spreekt de Here'(Rom. 12:19, een citaat uit Deut. 32:35).

God wil bij de uitvoering van de ‘wraak’ in het heden gebruik maken van de overheid, die in dienst van God tevens ‘toornende wreekster’ behoort te zijn (Rom. 13:4) en als zodanig het ‘zwaard’ voert – een rechtsactie die aan rechtsregels gebonden is. Een oudtestamentisch voorbeeld hiervan is de voor moderne lezers merkwaardige passage in Exodus 21:20-21. Mede gelet op de context staat de ‘wraak’ hier duidelijk in dienst van het recht. Het betreft een heer die zijn slaaf tuchtigt met een stok, in het kader van een disciplinaire tuchtiging. Verondersteld is dat de slaaf zich op een of andere wijze heeft misdragen. De heer heeft het recht de slaaf te tuchtigen; de slaaf is immers zijn bezit, zijn ‘eigen geld’ (vs. 21). Maar als hij hem zo afranselt dat de slaaf ter plekke bezwijkt, dan geldt dit als een zaak van opzettelijke doodslag. Dan zal die slaaf gewroken worden; de rechtsgemeenschap zal de wraak (= de bestraffing) voor de moord op de slaaf ten uitvoer brengen. Als de slaaf echter nog een of twee dagen blijft leven, dan beschouwt men dit als een uit de hand gelopen tuchtiging en niet als moord. De slaaf wordt dan niet gewroken; de heer is al genoeg gestraft door het verlies van zijn slaaf. In het kader van de oud-Oosterse wetgeving vormt Exodus 21:20 en verder een opmerkelijke rechtsregel: elders zou de heer zeker niet gestraft worden voor het doden van zijn eigen slaaf!

Oude Testament

Tot het grondgetuigenis van het Oude Testament behoort de boodschap dat God het kwade niet duldt en dat Hij in zijn toorn daarover vergelding en wraak kan oefenen. Van fundamentele betekenis is de boodschap van Deuteronomium 32, een lied waarin de profetie van de wraak van God een centrale plaats inneemt (vss. 35, 41, 43). Mozes moest de Israëlieten dit lied inprenten (Deut. 31:19). De invloed van dit lied, als het ware Israëls volkslied, is in de rest van de Bijbel aantoonbaar groot (vgl. het citaat in Rom. 12). De aard van Gods wraak komt hier helder aan het licht. Door de hoon van de vijand is Gods eer in het geding (vs. 27), terwijl zijn volk te gronde gaat. Het wraakgericht over de vijand (vs. 35) betekent tegelijk de bevrijding van Israël (vs. 36): wraak is een kwestie van rechtdoen aan zijn volk! Het wraakgericht heeft als keerzijde de verlossing. Daarom eindigt het hele lied ook met een algemene oproep om te jubelen over de wraak van God: Gods wraak baant de weg, maakt de dingen weer récht.

Dezelfde boodschap klinkt in het boekje Nahum, tegen de achtergrond van de machtsarrogantie van het Nieuw-Assyrischewereldrijk. Drie eeuwen lang had dit rijk gezorgd voor dreiging en geweld in het gehele Nabije Oosten. Nahum leefde en profeteerde in een tijd dat deze tirannieke wereldmacht vermoedelijk tot haar hoogtepunt kwam, na de val van de enig overgebleven tegenstander Egypte (663 v.Chr.). Is er geen hoop meer over voor de geknechte volken? Geen mens kan nog helpen, maar het hemeltergende onrecht zal niet triomferen. Want: wreker is de Here!(Nah. 1:1-3). Dit is geen valse profetie vergiftigd door haat en nationalisme, maar een lied van de hoop, in uiterste nood.

Sprekend is ook de zogenaamde apocalyps van Jesaja, een tweeluik in Jesaja 34-35 dat scharniert rondom de boodschap van Gods wraak en vergelding (34:8; 35:4). Het rechtsgeding van Sion staat centraal (34:8), als Gods gericht de aarde treft met Edom als representant in het bijzonder. Direct daarop volgt het volstrekte tegenbeeld in Jesaja 35; zo donker als Jesaja 34 is, zo licht is Jesaja 35. De twee hoofdstukken verhouden zich tot elkaar als inferno en paradiso. In Jesaja 35 zien we een wereld vol vreugde, bloei, herstel, harmonie en leven. Het is typerend voor het oudtestamentische spreken over de wraak van God, dat midden in dit profetisch visioen over de nabije heilstijd die wraak op een centrale plaats kan krijgen (vs. 4). Geen dissonant, maar een uitroepteken: als God niet komt – en dat is vanwege de dodelijke onderdrukking door de vijand een komen in wrake – is er geen enkele hoop meer. De boodschap van de wraak van God brengt de moeden kracht (vss. 3-4a), opent de weg naar de toekomst (vs. 8v) en geeft de aanzet tot de eeuwige vreugde (vs. 10).

Nieuwe Testament

Dat de God en Vader van Jezus Christus ook de God der wrake is, behoort tot de vooronderstellingen van de nieuwtestamentische prediking. De notie van Gods wrekende vergelding wordt hier behalve op de ethiek (zie 1 Tess. 4:3-6) met name op de toekomst betrokken. Te denken is aan 2 Tessalonicen-zen 1:5 en verder: bij de openbaring van Kurios Jezus zal vergelding worden geoefend over de goddelozen, die het evangelie niet wilden gehoorzamen. Ook de gelijkenis van de onrechtvaardige rechter in Lucas 18:1-8 is hier te noemen. De weduwe roept om ‘recht’, in het Grieks staat het woord voor ‘wraak’. Jezus spitst deze gelijkenis toe op de vraag: ‘Zal God dan zijn uitverkorenen geen recht verschaffen, die dag en nacht tot Hem roepen, en laat Hij hen wachten? Ik zeg u, dat Hij hun spoedig recht zal verschaffen’ (vs. 7v). Ten slotte is met name te denken aan het boek Openbaring, waarin door de zielen onder het altaar geroepen wordt om de manifestatie van de wrake van de grote Koning (6:9v). Gods wraak blijkt hier onmiskenbaar in de sfeer van het recht te staan; zijn wraak is de uitkomst van het oordeel in de rechtszaak van de heiligen. In Openbaring 19:2 klinkt de echo hiervan, met de finale vervulling van de woorden uit het lied van Mozes (in Deut. 32): en Hij heeft het bloed zijner knechten van haar hand geëist’. De prediking van Gods vergelding biedt de gelovigen een diepe troost. Al het onrecht dat niet hersteld werd, alle verdrukking en tegenstand, alle smaad, angst en vertwijfeling – God maakt er een einde aan. Het probleem van het kwaad wordt in het wraakoordeel van God volledig weggedaan (vgl. Op. 18:6; 22:12). Pas na het oordeel over en de val van de hoer kan het feest van het Lam en de bruid beginnen, voor eeuwig ongestoord (Op. 19:6-10).

Kern

Wraak en vergelding hebben alles te maken met het probleem van het kwaad. De Bijbelhoudt ons de spiegel voor: de mens is geneigd het recht in eigen hand te nemen en daarmee het kwaad alleen maar te vermeerderen. Alleen bij God is de wraak in veilige handen. Hij staat er garant voor dat ‘de beul niet tot in de eeuwigheid een voorsprong op het slachtoffer heeff. Zijn vergelding maakt een eind aan de macht van de zonde. Vergelding en vergeving, wraak en liefde, recht en genade sluiten elkaar niet uit, maar zijn beide in Gods koningsheerschappij besloten.

Verwijzing

Zie voor verwante en/of aanvullend te bestuderen woorden: toorn, dag van de Heer, verlossing.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken