Doorpraten over het ambt
Aan de slag

Het laatste themanummer ging over het ambt. Het kerkelijke ambt, en dus het werk van de kerkenraad. Het lijkt goed en nuttig aandacht te besteden aan de ambten in onze kerkenraden. Dat kan aan de hand van de volgende zes aspecten van het ambt, die in het themanummer zijn beschreven.
In het vorige nummer (1162, oktober 2024) kwamen het ambt en de ambtsdrager breed in beeld. We zagen veel kanten van het kerkelijke ambt. In dit artikel probeer ik wat handvatten te geven om in een kerkenraad of op een andere plek zinvol door te praten over het ambt. Ik doe dat steeds in de vorm van korte teksten over een specifiek aspect van het ambt.
Daarbij verwijs ik regelmatig naar de artikelen in het themanummer. De korte tekst eindigt telkens met een of meer gesprekssuggesties. Vaak biedt één specifiek aspect van het ambt al voldoende gespreksstof voor bijvoorbeeld de opening van een kerkenraadsvergadering. In totaal volgen hieronder zes aspecten.
De kerkorde
De kerkorde is geen lectuur waar we spontaan op afgaan. Daarvoor vinden we het meestal te dor en te droog. Maar toch is het zinnig om als ambtsdragers eens te kijken wat er precies staat in de kerkorde over het ambt. Klaas-Willem de Jong verwees er al naar in zijn artikel in het themanummer. Via deze link kunnen we de kerkorde digitaal openen. Vooral de artikelen IV en V op pag. 4 en 5 zijn hier interessant. Het kan zinvol zijn beide artikelen even uit te printen voor iedereen. Artikel IV spreekt over de gemeente als geheel. Je zou kunnen zeggen dat het hier gaat om ‘het ambt van alle gelovigen’. Pas als de gemeente zo is neergezet, komt artikel V in beeld. Daarin gaat het over de ambten binnen de kerk.
Hoe tegendraads en profetisch ben je als kerkenraad?
‘Een kerkenraad kan dus geroepen zijn breed in de gemeente levende gevoelens tegen te spreken.’ Klaas-Willem de Jong legt in zijn artikel met deze stelling iets belangrijks op tafel. Het ambt functioneert binnen de gemeente, maar valt daar niet mee samen. De ambtsdragers tezamen hebben ook een functie als ‘tegenover’. Ze lopen niet aan de leiband van de gemeente. Ze moeten hun stem verheffen als de gemeente of een deel daarvan een kant opgaat die niet spoort met het Evangelie van Jezus Christus. Ze zijn immers geroepen – zie de kerkorde, artikel V – ‘om de gemeente bij het heil te bepalen en bij haar roeping in de wereld te bewaren’.
Een kerkenraad is dus duidelijk meer dan een praktische regelclub. Het is goed om eens door te praten over deze roeping, want het gaat hier om een spannend thema. Het vergt namelijk echt moed om in een gemeente ‘een tegenover’ te zijn!
- Kun je je momenten herinneren waarop de uitdaging ‘een tegenover’ te zijn op het bordje van de kerkenraad lag? Is de handschoen toen ook echt opgepakt? En zo ja, waar leidde dat toe?
- Als je een dergelijke uitdaging niet kent, is dat dan een teken van een gezonde gemeente en gezond leiderschap of wellicht van onzekerheid, verdeeldheid en/of angst binnen een kerkenraad?
De ambtsdragers samen hebben een functie als ‘tegenover’, als appel of tegenspraak voor de gemeente
Als ‘roeping’ je te machtig is…
‘Gelooft u dat u in uw verkiezing door deze gemeente door God zelf tot deze dienst bent geroepen?’ Deze vraagt staat in het Dienstboek van de Protestantse Kerk. Ze wordt gesteld aan nieuwe ambtsdragers. Velen vinden dat grote woorden, soms zelfs te grote. Ze deinzen terug. Het is bepaald ook niet niks wat er gevraagd wordt! Toch houdt de kerk eraan vast, want de gemeente van Christus is geen speeltuinvereniging of voetbalclub waar je vrijwilliger kunt worden. We hebben de kerk niet zelf verzonnen, er is een roepstem van Godswege. Maar de aarzelingen zijn begrijpelijk en daarom is het goed telkens opnieuw over die ‘roeping ’ te spreken. Want wat is het eigenlijk?
- Heb je je wel eens ‘geroepen’ gevoeld om iets te doen wat spannend was? Ging het daarbij om iets als een ‘heilig moeten’? Zie je in je leven één of meer rode draden die iets laten zien van waartoe jij je geroepen voelt? Raken die draden ook aan je geloof?
- Hoe ervaar je de bovenstaande vraag uit het Dienstboek? Zijn de woorden te groot voor je of zijn ze misschien juist helpend?
Is het ene ambt het andere niet?
De laatste jaren is binnen de Protestantse Kerk intensief nagedacht over het ambt. De vele discussies hebben geleid tot onder meer twee boekjes, Geroepen en gezonden (2021) en Geroepen door Christus (2023). De ambten geven samen leiding aan de gemeente en staan niet boven elkaar. Er is daarbij minder hiërarchie dan in bijvoorbeeld de Rooms-katholieke kerk. Wilbert van Iperen wijst daarop in zijn artikel in het themanummer. Tegelijk zien we wel een belangrijke stap die in de boekjes wordt gezet. Anders dan het ambt van ouderling en diaken wordt het ambt van predikant een geordineerd ambt genoemd. Dat woord ‘geordineerd’ vind je niet in de kerkorde. Met dat woord wordt bedoeld, dat het ambt van predikant een ambt is van de (bredere) kerk, terwijl de ambten van ouderling en diaken ambten van de (plaatselijke) gemeente zijn.
Zou de kerkenraad het gebed tot pijler van zijn functioneren kunnen maken?
In zekere zin zijn ze dus van een andere orde. Klaas-Willem de Jong schrijft daar verder nog over: ‘Het predikantsambt zou als ambt van de kerk primair naar Christus verwijzen en als een heilzaam tegenover dienen voor de gemeente. De beide andere ambten zouden dat karakter niet hebben, zij komen op uit de gemeente’. In hoe hij hierover schrijft, merk je dat hij daar op zijn minst aarzelingen bij heeft. Moet je dat onderscheid wel willen maken? Want sluipt er zo toch weer meer hiërarchie in? Komt de voorganger zo op een voetstuk te staan?
- De genoemde boekjes maken ruimte voor iets als hiërarchie binnen de ambten. In hoeverre kun je dat meemaken?
- Heeft de predikant of pastor in jullie gemeente echt een andere plek dan de andere ambtsdragers? En zo ja, waarin merk je dat? In hoeverre ben je daar gelukkig mee?
- In hoeverre ervaar je de kerkenraad als een (h)echt team? Zie je punten waarop het beter kan?
Bidden in en met de kerkenraad of andere groep
In het themanummer is er de nodige aandacht voor het gebed. Dat hoeft ook niet te verwonderen, want ambt en gebed horen echt bij elkaar. Erica Hoebe schrijft bijvoorbeeld het volgende: ‘Je bent geroepen om zorg te dragen en daarin besloten zit de verwachting én taak om de gemeente(leden) voor te gaan, ook in gebed. Daarmee ontstaat de ruimte om ook vrijmoedig te kunnen bidden, voor de gemeente als geheel en mensen in het bijzonder.’ Dat het hier niet gaat om een vanzelfsprekende zaak, laat het artikel van Chaim Zonnenberg zien. Het ambt paste hem niet, de vergadercultuur legde hem lam. Het roer moest om. ‘Na maanden van vergaderingen, discussies, begrotingen en kerkvernieuwing begon ik dagelijks te bidden’. Dat gebed bracht hem terug bij de kern van zijn geloof.
We hebben de kerk niet zelf verzonnen, er is een roepstem van Godswege
Een kerkenraad is uiteraard geen gebedskring, maar zou een kerkenraad het gebed wel tot pijler van zijn functioneren kunnen maken? Dat vraagt uiteraard – oneerbiedig gezegd – om meer dan ‘het open en dicht bidden’ van vergaderingen. Het loont echt de moeite om na te denken over de plek van gebed in de kerkenraad. Kan een kerkenraad daarin groeien?
- Welke plek heeft gebed – en breder spiritualiteit – in jullie kerkenraad? Zou je er meer ruimte voor willen maken? Heb je ervaringen met samen bidden en zo ja, welke zijn dat?
- Iemand zei ooit dat de crisis van de kerk ten diepste een gebedscrisis is. In hoeverre kun je daarin meegaan?
Leren van pioniers
Burret Olde wijst in zijn artikel over het ambt en pioniers op de kloof die er kan zijn tussen beide werelden. Pioniers kunnen zich al snel ingekapseld en beknot voelen door de gevestigde kerk. Olde geeft wat ervaringen door: ‘Kunnen we onze termen blijven gebruiken, zoals teamlid, voorzitter, secretaris en penningmeester in plaats van ouderling, diaken en kerkrentmeester?’ En: ’onze geloofsgemeenschap koos juist voor een lichte organisatiegraad en een cultuur van minder vergaderen en vastleggen. De opties die de Protestantse Kerk biedt komen zwaar over.’ Pioniers floreren niet in een keurslijf, ze zoeken juist een vrije ruimte om te experimenteren en te zoeken naar nieuwe wegen. Dat geeft gemakkelijk botsingen.
Gelukkig is er ook kruisbestuiving en leren ‘oude’ en ‘nieuwe’ geloofsgemeenschappen van elkaar. Daarom is het ook goed dat ze elkaar tegenkomen, want zo houden ze elkaar een spiegel voor. De ruimte die kerkordelijk aan pioniersplekken is geboden – een lichtere organisatie – is ook direct opgepikt door vooral kleine en kwetsbare gemeenten. Krakend en piepend – zoals Marco Luijk het zegt in zijn artikel – proberen ze aan alle kerkordelijke eisen te voldoen, totdat het echt niet meer gaat. Maar niet alleen kleine gemeenten hebben hier mee te maken, vrijwel elke gemeente kampt met bestuurlijke uitdagingen. En wat is dan een passende structuur en cultuur?
- Heeft jouw gemeente contacten met een of meerdere pioniersplekken? En zo ja, hoe vruchtbaar is dat contact? Is er sprake van wederzijds leren?
- Zou het goed zijn in jullie gemeente met bepaalde zaken te stoppen (zie het artikel van Marco Luijk)? Zo ja, hoe zou je hier tot een verantwoorde keuze willen komen?
- Pak het artikel van Chaim Zonnenberg er nog eens bij. In hoeverre werken jullie in de gemeente gavengericht? Zou de gavengerichte aanpak van de Nieuwe Kerk in Utrecht jullie ook kunnen helpen?
- Ik neem hier de oproep over waarmee Zonnenberg zijn artikel afsloot: ‘Doe de Online Quickscan en ontvang praktische tips op maat! Ga naar www.ambtsbeleving.nl’
Sake Stoppels is emeritus-lector Theologie aan de Christelijke Hogeschool Ede (CHE). Hij is tevens lid van de redactie van Ouderlingenblad.